In een hutje op de hei... zo gaat een liedje in het wijkcentrum. In een hútje, een hútje, een hútje op de hei, zingen mensen mee. Ik geloof dat er in het liedje een polonaise wordt gedaan, maar dat is toch wel een beetje dichterlijke vrijheid, want in een hutje op de hei kan de polonaise nooit lang zijn.
Een hutje op de hei staat ergens voor gelukkig zijn. Of alleen willen zijn en daar dan gelukkig zijn. Als je die plaggenhutten ziet, zoals die zijn nagebouwd in Park de Hoge Veluwe en je gaat bedenken dat in die modder vroeger daar een heel gezin leefde, op de koude grond en het veen, dan is dat toch niet een idylle die voor het geestesoog binnenkomt.
Het hutje op de hei heeft iets van een verwijzing naar een kern in je waar je rustig leeft, met een ruim uitzicht voor je, de 'grote stille heide', waar een herder eenzaam ronddwaalt. Het verwijst een beetje naar onthecht zijn van alle aardse beslommeringen en luxe. Dat hutje op de hei geeft je alles, je wordt er feestelijk van en dan dans je vanzelf de polonaise. Alleen of met anderen: de polonaise van de geest.
Wat vraagt het om daar te komen? Een vorm van onthechting, zo lijkt het. Je moet er niet teveel spullen voor hebben, want die kun je niet meeslepen naar dat hutje op de hei. Maar ja, wie wil er nou onthecht zijn? Ik ben zéér gehecht aan alles om me heen. Hechting die geen onrust geeft, maar vrolijkheid, daar gaat het ergens om. Soms is dat moeilijk. Onrustmakende gehechtheid lijkt op het ronddwalen in een lege fabriekshal met kapotte ruiten. Wind die waait en blijft gieren en blazen, kraken en piepen.
Dan kun je weer verlangen naar dat hutje op de hei. Waar alles overzichtelijk is, je woont in de luwte van een zelf uitgegraven kom in de aarde. Dan laat je de confetti uit je hoofd lopen. Kleurige regen daalt in snippers om je heen neer, je danst de polonaise.