Gisteren zag ik op het nippertje voor het slapen gaan, de film Ondine van Neil Jordan. In de bieb heeft de film het thrillervignet. Geheel onterecht. Andere films van Neil Jordan zijn The Crying Game en Interview with a Vampire. Dan weet je wel waar hij toe in staat is: het creƫren van een tussenwereld, een wereld tussen droom en harde realiteit, waar iets dat op een sprookje of een mythe lijkt, een verborgen wereld van verlangen en de kluwen van emoties, naar een leefbaar heden tilt.
Ondine is in de mythologie een waternimf, ze lijkt op een zeemeermin zonder staart, ze leeft in het water en kan, wanneer ze een aardse man liefheeft, wel op het land leven. Hier vindt een Ierse visserman haar in zijn netten. Hij brengt haar onder in een huisje van zijn overleden moeder in een baai. Ze zegt dat ze Ondine heet. Hij heeft een dochtertje die aan de nierdyalyse zit en zonder nieuwe nier zal sterven. Aan haar vertelt hij het verhaal van een visserman, die een vrouw vindt, een selkie, interpreteert zijn dochter, een waterelf. Met haar nieuwe elektrische rolstoel gaat ze op onderzoek uit en ook zij krijgt een band met Ondine.
De film is prachtig van kleur: groen blauwe grijze zeetinten, de muziek is een enkel gitaar of piano en soms het gezang van Ondine: zo mooi als Sirenes zingen. Ze brengt geluk: ze gaat mee de zee op en de netten van Syracusse,de visser lopen vol met kreeften en zalmen. Op het banale allerdaagse niveau is er een heel gewone verklaring voor de plotselinge aanwezigheid van deze vrouw in zijn leven. Ze worden natuurlijk verliefd op elkaar, maar ach, dat doet er niet zoveel toe.
Vanochtend werd ik wakker en in TROUW , in de rubriek Kunst uit de Kelder, kwam een beeld van Antoine Berghs uit het depot van dat fijne museum in Scheveningen in een duinpan, Beelden aan Zee, me tegemoet: Een houten beeld van een androgyne 'jongen'-figuur die geknield met zijn armen een schaduwfiguur maakt op de wand: een zwaan. Met precies de goede belichting is er een oogje te zien en zwemt het op de wand tegenover hem.
Het beeld wordt bijna nooit tentoongesteld omdat het teveel gedoe is om een gedeelte van de ruimte met gordijnen te verduisteren, teveel gedoe om het lichte beeld goed te verankeren enzovoort. Dit beeld kan het daglicht niet verdragen, maar heeft wel licht nodig om te bestaan en het bestaat uit twee beelden ineen: de witte figuur en de schaduw van de zwaan die hij maakt. Terwijl Ondine uit zee komt en op het land niet leven kan, komt dit beeld van het land, maar kan er nooit zijn, daar aan de Noordzee.
=(passage), heet het beeld. De cirkel was weer rond: ik ging slapen met beelden van Ondine, werd wakker uit de droom en het duister en zag het beeld van de fragiele jongen en had als het ware een passage gemaakt van de wereld van de verbeelding, naar die van de slaap, naar het ontwaken: van het donker naar het licht. Het komt me voor dat ik elke dag ambieer om een dergelijke gang te maken en telkens weer zoek naar beelden, teksten, metaforen die berichten over deze passage.