donderdag 16 februari 2012

Stedelijk Gym

Ik zou jaloers kunnen worden op de jeugd van tegenwoordig. Die heeft zoveel mogelijkheden tot ontwikkeling en ontplooing, die wordt nu zo serieus genomen. Kinderen zijn de moderne prinsjes en prinsesjes, die zo gigantisch welkom zijn bij weldenkende, welbewuste ouderstellen, dat zij een leven lang kunnen genieten van aandacht en zorg en begeleiding, gericht op een optimale ontwikkeling.


Dat dacht ik gisteravond toen ik mijn eigen oude middelbare school, Het Stedelijke Gym bezocht. Er is tegenwoordig een uitgebreid aanbod van open dagen en open lesavonden, zodat het aankomend talent van Nederland zich op het tiende levensjaar al kan oriƫnteren, naar welke school je straks wil gaan. Ik wist van niks, vroeger. Ineens was bekend dat ik naar het Stedelijk Gym zou gaan en er was een kennismakingsmiddag vlak voor de zomervakantie en daar ontmoette je toekomstige klasgenoten en je nieuwe school.

Een vreselijke middag, weet ik nog, omdat ik een paar uur van te voren ook nog eens voor het eerst ongesteld werd en dus doodongelukkig ineens met een soort luier tussen mijn benen en half bang voor al dat bloed, mijn nieuwe schoolleven tegemoet moest treden. Nee, dan nu: het oude Stedelijk Gym zit in een nieuw gebouw en met open lesuren zie je hoe leuk het is om muziek te krijgen, met een heel klaslokaal vol muziekinstrumenten, techniek, ook al met werkbanken, zagen, solderen, kunststof bewerken, hijskranen bouwen en wat al niet meer.

Ik kwam destijds op het Gym en de aula boven, die wel een aanterkkingskracht op me had, die zware gordijnen van velours, dat hoge podium, werd in mijn eerste jaar aldaar afgebroken en verbouwd tot twee klaslokalen. Ook het grote tekenlokaal, toen nog vol oude tekentafels, het rook er naar verf en terpentine, houtskool, mappen en schilderijen aan alle kanten tot en met het hoge plafond, en ik had talent volgens de tekenjuffrouw, werd gesaneerd en het werden kale lokalen waar wiskunde werd gegeven. Schoolreisjes heb ik ook nooit meegemaakt. Het zal wel de tijd van het absolute dieptepunt zijn geweest van het Stedelijk Gym in mijn woonplaats.

Maar nu! O, ik zou bijna wel weer twaalf willen zijn. Mijn toen nooit geleefde gymnasiastenbloed, begon binnen deze school muren voor het eerst te borrelen! Een les Grieks: het ging over de mythe van Icarus en het labyrint dat zijn vader Daedelus gebouwd had, waaruit ze samen wegvliegen met vleugels van was , door vader D. gebouwd. Het ging over vliegen: niet te laag en niet te hoog, want dan verbrand je je vleugels, en over vader D. die zijn kind voor het eerst los moet laten. En ouders, bent u daartoe al een beetje bereid? vroeg de leraar speels en ondeugend, nu uw kind binnenkort naar de Grote School gaat?

In ene klap kwamen de regels van het schoollied naar boven: Nos jungit amicitia et semper jungit nos: Wat ons verbindt is de vriendschap en die zal ons altijd verbinden. En op een toegangdeur naar de vleugel van de talen stond: Verba volent, scriba manent. Zoiets als: woorden vervliegen, maar het geschreven blijft. Ik vond die hele middelbare school grotendeels een nachtmerrie, van elke dag almaar moeten, maar nu in retrospectief voel ik me een geboren gymnasiast. Ahum.