Gisterenavond zat ik in het donker en in de rust van mijn tuintje met wat lichtjes aan, maar kon me omstreeks 22u toch niet inhouden: de radio aan, om iets van de verkiezingsuitslag mee te maken. Zó. Die opgewonden stemmen in het donker, die verassing van een bijna even grote VVD en PvdA. De oprechte blijdschap bij meerdere partijen dat het populisme op zijn retour is en de stem van Samson vol optimisme. Het lijkt alsof er een gevoelen is, dat Nederland zichzelf weer opnieuw aan het uit vinden is.
Wie zoekt, die vindt? Wie wilt, maakt waar? In het proces van het zoeken naar een vorm die bij je past, hoort ook iets van controle willen loslaten, het maar laten gebeuren, je zelf trouw blijven, maar wel genoeg ruimte maken dat je jezelf ook kunt verrassen: Samson en Rutte die nu een beetje tot elkaar veroordeeld zijn, zullen iets van zo'n andere instantie, de onbekende formateur in het brein, nodig hebben, om zometeen het juiste water bij de eigen wijn te kunnen gooien.
Ik las gisteren tussen de hektiek van de dag en de stilte van de avond door, het nu volgende gedicht van Rutger Kopland. Mooi, zoals het op-en-neer gaat tussen bekend en onbekend, doen en laten, het heet PSALM en het is inderdaad zo dat in vele psalmen er ook altijd iets van dit soort dynamiek en drive aanwezig is:
Dan zullen deze geluiden wind zijn
als ze opstijgen uit hun plek, dan
zullen ze verwaaien, zijn ze wind.
We hebben geademd en onze adem was
als zuchten van bomen om een huis,
we hebben gepreveld en onze lippen
prevelden als een tuin in de regen,
we hebben gesproken en onze stemmen
dwaalden als vogels boven een dak.
Omdat we onze naam wilden vinden.
Maar alleen de wind weet de plek
die wij waren, waar en wanneer.