Vandaag was het weer een 'kloosterdagje'. Die noem ik zo wanneer ik de hele dag me in een kloosterlijke sfeer hou, door het ritme van het klooster te volgen, wetend dat ik er die middag zal zijn en ook aan de Vespers mee zal gaan doen. Dan eet ik ook warm om half één 's middags en dan kost het me geen enkele moeite om me zelf in de stilte van de refter te wanen tussen de zusters die ook aan het eten zijn. Weliswaar wat anders dan ik: ik at een gegeven gerecht van J.: scherp Indonesisch, oranjeachtige kokos met rode pepers die ik eruit viste om het nog een beetje uit te houden. De zweetdruppels stroomden langs mijn gezicht.
Daarna wandelen naar het klooster. Hé, heerlijk, die zon op het water van het kanaal, nooit eerder zag ik het zo fonkelen, twee stroken van lichtsterretjes in de golfjes van het water en nog steeds zijn de bomen oranje, felgeel of okerbruin.
We lazen het einde van de eerste brief van Clara van Assisi aan Agnes van Praag. Daar hebben we anderhalf jaar over gedaan: ik had de brief in stukjes geknipt, van enkele regels per keer. Hoe bijzonder is het om met elkaar de antwoorden te delen op zulke, ook intieme, vragen als: Wat is voor jou de waarde dat Clara aan Agnes smeekt om haar en haar zusters in gebeden te gedenken? Wat is voor jou: barmhartigheid verwerven? Wat is voor jou 'eeuwige aanschouwing' en is dat voor jou gekoppeld aan 'dat het je goed gaat in de Heer?'
Ja, de vragen verzin ik en ik vind het een voorrecht. Dat een ieder zich erover buigt, dat een ieder zo persoonlijk antwoord, dat ik helemaal geen gesprek te leiden heb en alleen maar zo ongeveer hoef te knikken en te kijken naar de volgende die iets zegt. Als kralen aan een snoer dat je samen rijgt...op de een of andere wijze is het de gewoonte geworden om gewoon het rijtje af te gaan, men luistert heel intensief naar elkaar en soms is er na een vraag de behoefte om even op elkaar te reageren.
Soms is er een duidelijk verschil in de anwoorden van de zusters en de leken. Zoals bij 'het gedenken van anderen in gebeden'. Voor de zusters een grote vanzelfsprekendheid, het is een deel van hun leven, het is hun 'stiel'. Mensen buiten het klooster berichten over het precaire en ook kwetsbare daarvan: tegen iemand zeggen dat je een kaarsje zult branden voor haar of hem, of zelfs zeggen 'ik zal voor je bidden': dat kan een ander wellicht helemaal niet waarderen; hou op met die onzin! en niemand weet dan hoe diep het water is tussen twee koningskinderen...
Er is een wereld van licht en liefde waartoe wij allen behoren en waar we allen toegang tot hebben: dat was het snoer dat vanmiddag werd geregen. Mededogen, leven vanuit het hart, als een bloesemtak in een zachte lente die zal ontbotten; het zal je goed gaan, je zult blijven groeien, we zullen elkaar vinden; mensen zijn aan elkaar gegeven: zo kan een ieder dat ervaren, wanneer je je zelve zacht maakt en open: dan ontstaat er een eindeloos snoer van kralen van licht.