Gisteren deed ik het helemaal alleen in mijn uppie. De meditatie in het klooster. Ziekte, vakantie, misschien-niet-op-tijd-terugzijn-door-de trein: ik zou alleen de kapel klaarzetten en alleen de mensen ontvangen in de kapel en alleen de meditatie doen en voorlezen. In de stille tijd na de Vespers in het donker in de koorbanken voelde ik blijdschap. Dat deze kapel, het hart van het klooster, aan mij toevertrouwd wordt, dat ik erin mag stommelen en rommelen en kijken hoe ik zo meteen de doeken met de stenen, de kronkelende tak, de veertjes en het blad in het midden zou neerleggen, de muziek van Arvo Pärt, Alina, aan om het geluid te testen.
En zo begon ik te lezen, na de ontspannings en lichaamsbewustzijn oefeningen:
De wereld is een plaats waar het goede en het kwade met elkaar strijden, waar vreugde en verdriet elkaar afwisselen, waar lijden, verwoesting en wanhoop ook weer plaats kunnen maken voor verzoening en herstel: de zachte krachten van de liefde en de hoop.
Psalm 36 doet daar verslag van en laat zich bijna lezen als een spannend verhaal, met thrillerachtige elementen. Luister maar, hoe de psalmist begint. Met een donker, onheilspellend beeld van hoe het ook is:
Ik veranderde mijn stem een beetje, wat donkerder en zwaarder, want dit zijn de psalmwoorden, die anders door C. gelezen worden. Al lezend, dacht ik dat ik het misschien iets te donker inzette, dat het bijna niet paste in de kapel, maar ja, het is toch echt de psalm, in de nieuwste vertaling:
De zonde spreekt tot de goddeloze, diep in zijn hart-
Angst voor God kent hij niet.
de zonde sust zijn geweten in slaap-
Geen besef van schuld, geen afkeer van het kwaad.
Hij spreekt woorden van onheil en bedrog
en blijft ver van wat wijs en goed is,
op zijn bed bedenkt hij verdervelijke plannen,
hij betreedt een verkeerde weg en het kwade verwerpt hij niet.
Even stilte. Terug naar een zachtere toonhoogte:
Maar dan! dan draait de psalmist, zoals een regisseur zijn camera, zijn blik 180 graden om.
Naar de hoogte en de hemel, naar de wolken, de bergen en de zeeën. Al die r u i m t e , dat alles kan nauwelijks de liefde bevatten die ook door de wereld stroomt, de liefde van God de Levende, trouw en rechtvaardig:
Heer, hoog als de hemel is uw liefde
tot in de wolken reikt uw trouw,
uw gerechtigheid is als de machtige bergen,
uw rechtvaardigheid als de wijde oceaan
u heer, bent de redder van mens en dier.
Mens en dier...zo bezingt de psalmist...en daarmee betrekt hij alle levende wezens die door de wereld gaan: zij allen zijn betrokken op elkaar en het is een gave aan de mensen dat de liefde van God hen beschermt en dat het licht van de Levende aan de mensen ook het licht laat zien.
Hoe kostbaar is uw liefde, God!
In de schaduw van uw vleugelen schuilen de mensen,
zij laven zich aan de overvloed van uw huis
u lest hun dorst met een stroom van vreugde.
En dan volgt de regel, die ik op het einde van de meditatie nog een keer heel langzaam herhaalde. Het is een zin die zo levenwekkend is en vitaliseert omdat ze je uit je eigen ikje vol onrust en warrige emoties kunnen halen door je te focussen op een centrum van licht. Met deze regel gingen we de stilte in:
WANT BIJ U IS DE BRON VAN HET LEVEN
DOOR UW LICHT ZIEN WIJ LICHT.