maandag 10 december 2012

A mai

Wat waren het een spectaculaire dagen. Het begon met vrijdag: je kijkt uit het raam en de wereld is wit, wit, wit, sneeuwjacht (alleen dat woord al) blaast door de witte luchten: fijne sneeuw, die maar blijft en blijft. In de middag werd het minder: me héél dik aangekleed en naar het klooster gewandeld, gekuierd, stapje voor stapje.  Sleetjes die van de viaductheuveltjes gaan, grote sneeuwballen, een grote lachende sneeuwpop met juichende armen omhoog in het park. 'A mai', zei zuster M. die de brieven op de post deed en zó met haar sandalen in een grote plas water stapte, die ze niet zag, wegens sneeuwophoging op de stoep, 'Ge moet in de refter gaan kijken, naar de tuin, het is zo mooi!'

De volgende dag een blauwe lucht,witte knisperende sneeuw, al die kristalletjes die fonkelden en tintelden en ik had greep op de weg: dat is me een uitvinding: om over je schoenen een soort 'winterbanden' te leggen. Alles was een plaatje: te beginnen met het rode en oranje vuur in een kachel en dan naar buiten :een dikke laag sneeuw op de fijne takken van een frambozenboompje, kleine donkergroene blaadjes verstrooid in het wit, overal stilleventjes, die met een cameraatje die het licht vertaalt in kleuren ineens alle kleuren van de regenboog over het beeld heen zette: de wonderen van de techniek tezamen met de wonderen van zo'n sneeuwdag. En die eindigde alweer in het klooster: a mai... Amor Dei: mijn favoriete dans, bidden met je hele lichaam.

De dag daarop bleek het in het Oosten van het land helemaal niet gesneeuwd te hebben: vriend E. en ik glibberden door de modder en de drab, door ijskoude regenbuien met af en toe stroken hel zonlicht, die van de bossen en weiden rondom Brummen een soort van spektakelstuk maakten, ook omdat er midwinterhoorns klonken. Wist u dat ze gemaakt zijn van verschillende soorten hout, populier of berk, dat ze uit twee helften bestaan, die vroeger met biezen aan elkaar werden gebonden, nadat de heflfstukken eerst grondig nat waren gemaakt om het hout weer uit te laten zetten, bijvoorbeeld door ze in een put te laten afzakken? Ik wist van niks, maar de drie hoornblazers in een tent met een vuur ervoor, vertelden en lieten hun hoorns beurtelings blazen.

En gedurende al die dagen las ik binnen en in de trein een nieuw ontdekte schrijver: Leo Pleysier, die in bollend, muzikaal Vlaams intieme werelden tot leven wekt, waar de menselijke stem een klankkleur krijgt die in de vezels van het bestaan gaat zitten. Als midwinterhoorns die hun diepe tonen in je bloedbanen laten zwerven. Bijvoorbeeld in  De Kast: Een zus is door de telefoon voortdurend een bijna-monoloog aan het voeren  tegen haar broer: over het familie-erfstuk: een grote kostbare antieke kast. Broer is nauwelijks aan het woord, maar als hij dan uiteindelijk iets zegt, ja dan...

In de trein las ik De Trousse: over een Belgische oude non die terug kijkt op haar leven in de missie in India en een heel speciaal eerbetoon geeft aan een medezuster die arts en overste was en gestorven is aan de kankergezwellen die haar hele lijf misvormd hadden. In haar koffer, de trousse, had ze een heel intrumentarium waarmee ze kon opereren, kleine en grote chirurgische ingrepen en dat had ze haar leven lang ook gedaan, samen met de oude non, die haar assisteerde als verpleegster en die de koffer erft. Het is een heel dun boekje en het greep me aan. A mai...