Ik zag Barry Lyndon van Stanley Kubrick. Een kostuumdrama, zoals dat dan heet, maar wel van Kubrick dus niet zomaar in één stijl te passen. Het speelt zich af in de 18e eeuw, een man uit Ierland, wordt huurling in verschillende legers, maar wil bovenal succesvol hogerop komen in het leven. Rijk, een adellijke titel. Daarvoor liegt en bedriegt hij en dat alles in kleurige omgevingen, pastellerig, soms, geïnspireerd op 18-e eeuwse schilderijen.
Het is ook een rare film. Hij gaat heel langzaam, er wordt gemaakt en traag geacteerd, er is een voice-over die het leven van Lyndon vertelt met een ironsiche ondertoon. Het zit vol klassieke muziek, met name van Schubert. Alle kostuums zijn onberispelijk schoon, ook als er een slagveld is, er is veel beeldrijm van vierkante raampjes in donkere ruimtes. Veel scenes met kaarslicht, die ook echt zonder kunstlicht zijn opgenomen met speciale film apparatuur van de Nasa.
Een film die qua uiterlijk uitnodigt om languit onderuit te zakken en je onder te dompelen in de perfecte evenwichtigheid van de beelden, maar iets zorgt ervoor dat dit niet kan. Dat het niet de bedoeling is om een beetje zomaar van de film te genieten. Iets hapert, een soort van ongemak.
Ik moet nu denken aan de laatste helft die ik zag van 'Zomergasten' met Hans Teeuwen. Hele rare beelden van oude mensen, nou ja jonge acteurs met maskers op, die zich verlekkeren met vuilnisbakken, Humping Trash geheten. Daarvoor wel de perfectie van een Snookerkampioen die eenmalig het maximum scoort binnen de kortste tijd en waar Teeuwen bij vertelt dat zijn ouders in de gevangenis zitten en de snookerspeler verslaafd is geweest aan de drugs. Het eindigde met beelden van de psychopaat Charles Mason, 'zo ziet God en uit, denk ik', zegt Teeuwen en tot slot zong Frank Sinatra. 'De man zingt niet, maar acteert het lied', aldus Hans.
Ongemak: dat woord blijft bij me hangen bij Hans Teeuwen, wiens humor niet de mijne is, maar die ik desondanks in 'Zomergasten' toch wel sympathiek vond. Iemand wiens geest net niet past binnen het jasje van zijn huid en ongedurige lichaam. Alsof je hem het beste zou kunnen omschrijven met alles wat hij net niet is of doet.
'Ik lieg de waarheid, als er zoiets als waarheid zou bestaan, ik lieg oprecht, ik wil gezien worden, maar je moet me niet geloven, kijk naar me en vergeet me, nee onthou me, nee doe maar niks, ik ben ook maar die ik ben, ja wie, weet ik veel...' Het ongemak van net niet in eén hokje en vakje passen. Zoals dat lievelingsliedje van me, waarvan ik vroeger riep dat het wel op mijn bergrafenis mocht: Don't fence me in.
Dit blog staat overigens bijna twee weken stil. Ik ga naar Il Palazzo Enciclopedico, de titel van de Biennale in Venetië. Ook daar, lijkt het, een besef dat de wereld en de geest als een encyclopedie is en niet voor eén gat te vangen. En naar Venetië, dus, de stad van mijn denken, dromen en dwalen.