Ik fietste om half elf 's avonds aan de rand van mijn stad, die vanaf dat punt als een arendsnest hoog uittorent in de omgeving. Ver daaronder de fragiele Waalbrug en de rivier die als een zilveren lint, door het landschap kronkelde. Het was volle maan. Op een muur met dezelfde uitkijk, zat een jongen met een gitaar. Voor mij liep een oud echtpaar, gearmd, ze lieten hun zwarte hondje uit.
- Hé, hebben jullie een wietje voor mij?, hoorde ik de jongen zeggen. Hé, dacht ik, wat is dat nou sfeerbedervend, zo'n jongen die om weed gaat roepen, in deze zwoele zomeravond. Ik fietste dichterbij en het paar was nu ook op zijn hoogte en nu hoorde ik: Hebben jullie een liedje voor mij? Hebt u even de tijd voor een liedje, van de Beatles ofzo?
Nu smolt mijn hart een beetje. Wat lief! Hij wilde een liedje spelen voor ze. 'Nou ik weet er niet zomaar eentje, jij?' hoorde ik ze tegen elkaar mompelen. Ze stopten wel. 'Toch wel eén liedje, er is er toch wel eentje die ik ook ken?' Ik stapte zelf, een eindje verder af, want ik wilde geen inbreuk doen op deze samenkomst. De vrouw ging naast de jongen op de muur zitten, die muur als de randen van dat grote arendsnest, en de gitaar tokkelde de stille avond in .
Het echtpaar leek mij te oud om liedjes van de Beatles te kennen. Tenminste, zó toen deze een hit waren, in de jaren zestig en zeventig, dat zij fans konden zijn. Zij waren toen allang volwassenen, ze konden horen bij degenen die de Beatles maar langharig tuig vonden, indertijd. Hun liedjes waren wellicht van eerder: Untill we 'll meet again, van Vera Lynn, of Into each life some rain must fall, maar die liedjes kende die jongen vast weer niet. Bovendien, waren die ook niet zo toepasselijk, op deze warme avond.
Ik weet niet of ze samen nog een liedje gevonden hebben. Ik ben maar doorgefietst. Soms is het goed om te ervaren dat je alleen maar een passant bent.