Vandaag moet het boek Engelen vallen langzaam van Karl Ove Knausgard terug naar de bieb. Het was mijn Zomerboek, tezamen met de hele serie van Harry Potter. Langzaam gelezen dus, onderbroken door veel andere boeken. Beide werden de rode draad en beide hadden in mijn hoofd ook wel wat gemeen: ze hadden nooit bestaan zonder de Bijbel.
Harry Potter is, hoe je het wendt of keert, toch een soort Jezusfiguur: bereid om zichzelf op te offeren en zijn leven te geven, om de wereld te redden. Dat is de ruggengraat van alles wat verteld wordt, zoals in de Bijbel die God die eerst de wereld schept en zich vervolgens constant met die wereld blijft bemoeien, als degene die een verbond wil met het volk, ze wegleidt uit de slavernij, ze uiteindelijk zijn zoon schenkt en ja; ook straft, door de mensen uit het paradijs te zetten en ze laat verzwelgen door het water, op de familie van Noah na.
En zo komen we bij Engelen vallen langzaam. Een heel origineel boek, soms zelfs een beetje theologisch doorwrocht, door de schrijver van Mijn Strijd, de serie waar hij met telkens een ander insteek (Vader, Zoon, Liefde, Nacht, Schrijver, Vrouw) over zijn eigen leven vertelt: ik vond het bedwelmend. Het boek Engelen... is eerder verschenen, in 2004. Het begint met een verhandeling over Engelen in de literatuurgeschiedenis.
Ik was meteen getriggerd, want ik heb tijdens mijn studie weleens een middeleeuws boek over Engelen bestudeert en mij toen verwonderd hoe gedetailleerd en op welhaast wetenschappelijke wijze erover hen gedacht werd; er blijken talloze soorten en categorieën van engelen te bestaan, die allemaal hun eigen functie op aarde hebben. Knausgard vraagt zich af waar al die engelen gebleven zijn, het lijkt alsof ze langzaam gevallen zijn, totdat er geen een meer van over is...de laatsten onder hen zijn de schattige, poezelige baby-cherubijnen. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
Dan begint hij te vertellen over Kain en Abel, en over Noah en zijn familie en over Moses, en al lezende blijkt hij ze te plaatsen in een Noors landschap met bergen en rivieren. Hij vertelt uitgebreid en het verrassende is, dat er werkelijk een andere notie in daalt: je krijgt mededogen met Kain, die zijn leven lang er alles aandeed om zijn broer te ontzien en zelf nooit gezien werd en dus in uiterste terging uiteindelijk zijn broer doodt, om zelf te kunnen leven: Ben ik mijn broeders, hoeder? Nee, dus, als je alleen dat bent, kun je zelf geen mens worden...
En van Noah krijg je een beeld mee, dat hij een onmogelijke boodschap kreeg; de wereld zal vergaan, en omdat hij daar geen raad mee wist, niemand zou tenslotte luisteren, bouwde hij in het geheim die boot, op een berg, diep in het woud verscholen. Het roept zeer de huidige tijd op, die van de klimaatverandering, je krijgt een spiegel voorgeschoteld hoe wij, net als Noahs omgeving er niet aan willen en ook niet kunnen voorstellen, dat de wereld kan ophouden met te bestaan. Alleen wie levensmoe is, gelooft dat. Het werkelijke leven van Noah speelt zich af achter de schermen, die wel moet handelen omdat hij die boodschap heeft ontvangen van een engel van God.
De laatste twee keer dat er engelen waren die werkelijk iets voor de wereld betekent hebben, zegt Knausgard, was bij de aankondiging van de geboorte van Jezus aan Maria, en de engel die bij zijn graf verscheen. Heel significant is, dat tijdens het hele leven van Jezus op aarde, er nooit over engelen is gesproken, waren ze toen al aan het verdwijnen? En dan doet hij een interessante hypothese: als God werkelijk zichzelf heeft gezonden naar de aarde, vlees is geworden en dood is gemaakt, dan is sindsdien God dus dood en kan hij ook geen nieuwe engelen meer zenden...
Sindsdien leefde de mensheid met de naweeën en na-ijlingen van engelen en ze worden steeds onschuldiger, tot tenslotte dus, die barokke cherubijntjes...Het hele boek heeft iets merkwaardigs zinnenprikkelends omdat het bloemrijk, met veel natuurbeschrijvingen tegelijk aloude verhalen hervertelt. Ook iets heel onderhoudends, net als Harry Potter, waar in die grootse strijd tussen goed en kwaad er gewoon ook kinderen een tiener worden en voor het eerst verliefd worden enzo.
Als engelen langzaam zijn gevallen dan blijft de vraag over wie van ons nog zo’n strijd aangaat, zo’n worsteling zoals Jacob had met zijn engel. Ofwel in andere woorden, misschien: waar is de kracht en de helderheid gebleven waar de oude engelen ons naartoe riepen? Zijn we langzaam aan het vergaan en aan het vervagen in troebelheid en verdoving: laten we ons liever in slaap sussen door wat cherubijntjes?