vrijdag 19 oktober 2018

Uit het kabouterhuis

Gisteren zag ik vlak voor natuurgebied De Bruuk de eerste vliegenzwam van deze herfst, Een heel grote en dikke, zo eentje zoals je ze tekent, als er een kabouter in woont. Ja, hoera en nu is het fijn, echt herfst! Het ruikt overal ook zo geurig en zoet, je weet dat het de geur van verrot blad is, maar dat is niet erg, want het is een deel van de cyclus.

Toch jammer dat dit niet geldt voor jouw eigen leven. De herfst van je leven, ook als het meezit, met een oogst, geen noten, bramen of anderszins, maar iets van mildheid en ‘wijsheid’; in ieder geval niet meer die onrust zoals in de lente van jouw leven, die herfst, brengt wellicht nog iets van een mooie winter, maar géén nieuwe lente. Wel begrijpelijk om te geloven in een leven na de dood, dat iets toch voortleeft, en wie weet, niemand kan met zekerheid zeggen dat het niet zo is.

Bovenstaande gedachte wordt me vast ook ingegeven, omdat er zich gisteren een begrafenis rondom mij voltrok. Het begon al bij de ochtendwandeling, twee mannen waren blad aan het ruimen op het kerkhofje dat hier pal aan de moes- en bloementuin grenst. Er kwam een mevrouw de parkeerplaats oprijden en verdween in de deuringang van de sacristie en toen begonnen  de kerkklokken te luiden. Ik van bovenaf kijken,dat kan een bruiloft of een begrafenis zijn, maar aan de weinige auto’s vermoedde ik het laatste.

Ik zat in een rieten hangstoel aan een veer lekker  beschut te lezen onder de afdak van het terras van het gastenverblijf en ik hoorde het gezang vanuit de kerk. Ja, het had ook iets kloosterlijks, zo’n andere soort sfeer om mij heen, ik mis dat weleens, dat ik zó uit mijn kloosterkamer de kapel in kon lopen, alles aanwezig op enkele tientallen vierkante meters. 

De kerkklokken begonnen weer te luiden en even later hoorde ik de priester op het kerkhof zijn laatste gebeden uitspreken. Ik stopte met lezen, hier wilde ik me niet  van afsluiten. Weer een mens ten grave gedragen.

Ik herlas De Kinderwet van Ian McEwan en ook dat cirkelde rondom het leven en de dood en het geloof: een jongen van 17 is bij de Jehova's Getuigen, heeft leukemie, moet dringend een bloedtransfusie, hij en zijn ouders weigeren, het ziekenhuis wil via de rechter het doorgang laten vinden. Fiona een gevierde rechter, wier man aankondigt graag met haar toestemming een affaire te willen beginnen, hij mist de seks in hun huwelijk, moet een oordeel vellen. 

O, die strijd in mensen om je levend te voelen en de zoektocht naar authentiek echt leven. Maar wat is dat dan? Een eigen kabouterhuisje maken en onder een boomstam uitkijken naar de grote wereld om je heen ? Hoe subtiele gebaren onder mensen:  het aanreiken van een kopje koffie, een vluchtige kus, toch ook continenten kunnen verplaatsen. En je ziet het niet, die verplaatsing. Het is evenmin aanwijsbaar of te bewijzen als een leven na de dood... Je kunt er zo over heen stappen. Maar misschien was het wel een vitaal schakeltje en wordt het daarmee de missing link in de keten van de echte vitaliteit van jouw leven.