Het is kwart voor drie in de middag en vandaag doe ik het ‘rustig aan’ Binnen met mijn wansie aan, als zwarte hond. Gisteren heb ik namelijk in de ochtend iets verkeerds gegeten: zelfgemaakte rijstebrij met melk, suiker, kaneel en een klontje roomboter,van een restje rijst. Ik vond het al een beetje bitter smaken, maar dacht toch dat het verbeelding was. Een uurtje later had ik al een tosti in de wafelmaker gezet, even nog een steviger bodem eten leggen, alvorens in de speeltuin het onderstel van een picknicktafel rood te gaan verven, zo was mijn plan, en werd ineens heel misselijk.
Juist ja, de rijstebrij kwam er in drie vloedgolven uit. Nog steeds dacht ik stoer, nog wel naar de speeltuin te kunnen, een kwartiertje later dan maar, en toen kwam ook dat ene aardbeitje, dat ik voor de smaak op mijn gehemelte opgezogen had, er uit. Uiteindelijk ben ik niet gaan werken, lag een groot deel van de middag ziek, zwak en misselijk op de bank. Zelfs een slokje water gaf mij maagkrampen. Dus in mijn wansie, vroeg half onder de wol gekropen en ik keek naar Abeltje, een gezellige kinderfilm en las verder in Zielsverduistering, een literaire thriller van Ruth Rendell, waar ik, toen ik mij eenmaal afmeldde op mijn werk in begonnen was.
Één kopje thee ging ook nog naar binnen. Ik dommelde af en toe half hallucinerend, koortsachtig in, maar had desondanks wel honger. Even overwoog ik een soepje te gaan maken, maar nee, het volgend slokje water viel weer verkeerd... Wat een rare bewustzijn toestand. Ik rook plotseling heel scherp allerlei geuren in huis. Je lichaam en daaraan dus ook ook gekoppeld je geest, is ook een chemische fabriek, die je op vreemde paden kan brengen, zwangere vrouwen kunnen dacht ik, ook last hebben van allerlei geurtjes.
Ik had bij Vimeo een leuk filmpje gezien over de drie astronauten die als eerste mensen, de aarde op een afstand in de immense ruimte hebben gezien, en de opkomst als het ware van de aarde, zoals voor ons de zon en de maan opkomen. De aarde als een blauwe marmeren bolletje: daar woon je dan, zo bijna onbereikbaar ver weg. Vannacht droomde ik dat ik tussen dampende schotels met voedsel stond, ik herinner me vooral de geurige soto van mijn oma, en dat ik daarboven uit getrokken werd, alles een draai maakte en vervormde tot één bal en ik daarboven zweefde en er niet bij kon...
Dus vanochtend op gestaan, wansie aan en slokje voor slokje koffie gedronken en hapje voor hapje de tosti van gisteren gegeten, en een aardbeitje, steeds wachtend of mijn lichaam het zou accepteren. Ja, dus, maar niet te veel tegelijk. Ik maakte een sober venkel-appeltjes-soepje en voelde na een half kommetje de omtrekken van mijn maag en die zeiden: Genoeg! Ondertussen las ik De Heilige Rita van Tommy Wieringa, die zo had ik nog wel bij Pauw, halfversuft, meegekregen, genomineerd is voor de NS Literatuur Prijs. Ik had het al weggelegd omdat ik toch niet zo’n zin had in een grensdorp ergens in de Achterhoek.
Uiteindelijk sloot het naadloos aan bij mijn wankele existentie van de dag, de Heilige Rita, patroonheilige van de hopeloze gevallen. Zo’n dorp, klaar om als krimpgemeente van de aardbodem te verdwijnen, bevolkt met Russen, Chinezen, mannen die op seks-vakantie gaan in Thailand en de Filippijnen en hun troost zoeken bij een hoerenbordeel vol buitenlandse meisjes in de buurt, die hun leven lang wonen in de tering en de nering van hun ouders, die hun geld verdienen met curiosa en militaire spullen uit de tweede Wereldoorlog en het voormalige Oostblok, wiens horizon niet verder komt dan het plaatselijk biljart... Dat daalt wel in als je eigen horizon geheel verweven is met het onderzoek of je weer kan eten en drinken.