Op zijn allernegatiefst zou je kunnen zeggen dat het een getuigenis is van het vreselijke en de wreedheid wat elke religie of wat daarna zweemt, kan bewerkstelligen; de mateloze fantasie waar men zich in kan verliezen en die alles legitimeert in naam van het Hogere. De vader geloofde dat er geesten konden komen in zijn vrouw en daarna in zijn kinderen, ook van hun moeder toen zij overleed en behandelde daarmee zijn kinderen ‘als zijn vrouw, ook als ik naast hem sliep’, vertelde een zoon. Andere woorden waren er niet en toen de politie hem had gevraagd of er ‘seksueel misbruik’ had plaatsgevonden, kon hij eerst niks zeggen, maar kon ook niet liegen toen de vraag werd: er is dus niks daaromtrent gebeurd?
Deze kinderen, de oudste vier waarvan er drie al rondom 2008-2010 het huis ontvlucht waren en de vierde, 29 jaar oud, degene is die in 2019 een café binnenliep en het openbaar maakte, konden rustig uit hun woorden komen; dat het complex was en dat ze hun vijf jongere broers en zusjes die hun vader niks kwalijk nemen, ook gunnen dat deze hun vader konden bezoeken, bijvoorbeeld in een verzorgingshuis, want de vader kan door een hersenbloeding niet meer praten. ‘Het is moeilijk uit te leggen, maar als kind geloofde je gewoon wat hij zei en je moest het ook wel.’ En zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat een jongen wekenlang deed alsof allerlei geesten bezit van hem hadden genomen en hij steeds tegen zichzelf moest zeggen: ‘Ik ben Edino’. Want anders zou zijn vader zeggen dat hij zich niet genoeg openstelde en wachtte eenzame opsluiting, ijskoude baden, lijfstraffen. Ze werden bijna gewurgd en aan de haren door de kamer gesleurd en op camera nam de vader gewoon op, hoe hij leert aan de anderen om een van de jongsten van een stoeltje te duwen en zijn plaats in te nemen.
Dat deze kinderen, in alles wat zij hebben meegemaakt zo gewoon zijn gebleven en ze ook zo’n lieve en oprechte uitstraling hebben en dat de band die zij met elkaar hebben zo voelbaar was. Dat ze doorzagen hoe hun vader hen tegen elkaar uitspeelde, maar hen dat niet wantrouwend naar elkaar heeft gemaakt. Of bitter, of afgesloten, of...? Een keer zag je de oudste dochter in tranen en toen zei ze: ‘je wilt dit toch niet, een moeder die overleden is en een vader in de gevangenis?’ Het universele menselijk verlangen naar het verloren paradijs en een écht thuis...
Ik dacht aan een Australische graphic novel van Campbell White: Home Time. twee vierkante boeken met dik papier, over zes kinderen die na het einde van hun schooljaar elkaar misschien uit het oog zullen verliezen, want ze gaan elk naar ander vervolgonderwijs, ze gaan nog een keer kamperen en picknicken met elkaar en vallen dan van een houten brug. Zijn ze verdronken? Ze komen in een andere samenleving PeachVillage, er wonen theedrinkende, vredelievende wezens die in bomen wonen en ze worden er gastvrij ontvangen en opgenomen. Het ene kind past zich snel aan, maar een ander wil naar huis, maar dat lijkt onbereikbaar want de sterrenhemel is het spiegelbeeld van het vertrouwde. De wezens hebben mooie rituelen bij het vuur en vieren hun wereld, maar er is ook een andere ongrijpbare, donkere kant, zitten ze ook niet opgesloten in een soort van cocon?
Elk kind wordt in een eigen stijl getekend, met andere kleuren en lijnen, de ene vaag,wat pastel-en houtskoolachtig, de andere met computer-blokjes, weer een ander met de heldere lijn en dat maakt hun verschilllende belevingswerelden voelbaar. Ik weet nog niet hoe het afloopt, ik ben pas op drie kwart. Je weet ook niet of ze dit écht zo meemaken, misschien zijn ze in een gezamenlijke fantasie beland en dromen ze. Zijn ze nou dood of levend? Net zoals met de kinderen van Ruinerwold hoop je er maar het beste van; dat dit er voor hen is of wellicht zal komen: Home Time.