dinsdag 8 juli 2008

Klein

Dwerg. Liliputter. Deze woorden mag je niet meer gebruiken, je hoort 'klein mens' te zeggen.

Ik scheurde dus met een klein mens in haar scootmobieltje door de dierentuin. Overdag rijdt ze in een grote auto, met vaart langs de wegen, ze houdt van snelheid. Ik liep dus bijna in een drafje naast haar.

- O, kijk! daar zijn ze, de twee Sumatraanse tijgers.
T. reageerde niet, dus ik zakte door mijn knieën om het van haar hoogte te bekijken. Niks te zien. Vanaf toen heb ik als we stilstonden, de dierentuin op mijn hurken bekeken.

Shocking. Niet het ook verrassende perspectief. Voor het grote raam waar iedereen gericht is op de twee haaien die er zwemmen en de grote vissen die eruit zagen als platte mensenhoofden, en profiel, met grote blauwe pruillippen, zag T. onder haar twee hele kleine visjes speels ronddartelen. Prachtig vond ze die. Eindelijk iets waar ze zelf van boven op kon kijken, denk ik...

Nee, shocking waren de mensen die je dan eindelijk in de ogen kunt kijken, wier blikken je kruist op hurkhoogte. Kinderen, dus. En in hun blik zag ik onveranderlijk: Eng. Heks. Kobold. Wat is dat? Wegwezen. Eén kind vroeg: Ben je daarvoor al in het ziekenhuis geweest?
- Nee, ik ben al heel lang niet in het ziekenhuis geweest...
Kinderen hè, die zeggen de waarheid, becommentarieerde ze, droog.

Kleine mensen: ze leiden je naar een soort schemergebied in films als de Blechtrommel en Carnivale... en dat duistere, dat nieuwsgierig maakt, zag ik in de blikken van die kinderen. Hoe sterk en volhardend moet je als klein mens zijn, om de wereld als gewoon bewoonbaar te ervaren, als je onveranderlijk op ooghoogte zoiets heel anders gespiegeld krijgt?