De dood heeft rondgewaard in het wijkcentrum. Hij heeft André gepakt die bij de NS Trimclub zat. De club is ooit ontstaan in een oude keet tussen de rails van de Nederlandes Spoorwegen en NS staat nu voor Nooit Stoppen. Dat vertelde hij me, bij kennismaking. Een warme man die spontaan een liefdesverklaring over het leven gaf. Hoe prachtig het was om te leven, te genieten van kleine dingen dat hij hoopte dat het nog lang mocht duren: Nooit Stoppen! Ik dacht nog: hij heeft de wijsheid van iemand die klaar is met de strijd des levens.
Maar zijn strijd kwam nog. Gepijnigd gezicht:hij had huidkanker berichtte hij. Later kwam de twinkeling in zijn ogen terug, toen het onder contrĂ´le leek. De laatste keer keek hij me doordringend met peilende ogen aan: 'HET is terug.'
Maar zijn strijd kwam nog. Gepijnigd gezicht:hij had huidkanker berichtte hij. Later kwam de twinkeling in zijn ogen terug, toen het onder contrĂ´le leek. De laatste keer keek hij me doordringend met peilende ogen aan: 'HET is terug.'
Misschien de laatste keer dat ik je spreek, dacht ik. Maar zoiets zeg je niet tegen elkaar. Je vermoedt alleen dat die ander dat wellicht ook denkt: de laatste keer dat ik hier kom aanfietsen, met vrienden een drankje drink en een potje biljart.
Een andere trouwe gast in het wijkcentrum had in een paar uur tijd een kerngezonde vriend verloren. Hij was thuis niet goed geworden. De dood had hem zomaar meegenomen. De achtergebleven echtgenote was een wrak en al volgestopt met pillen ('Dat is het toch ook niet...,' zei hij erbij) en de begravenis was vreselijk geweest, want anderhalf jaar geleden waren ze ook zo bij elkaar geweest toen hun enige zoon dodelijk was verongelukt.
'In sommige families lijkt er niks aan de hand en andere, daar lijkt het ongeluk aan de deur te blijven kloppen', zei ik. Toen vertelde hij dat in zijn familie aan vaderskant in zeven maanden zes leden achter elkaar gestorven waren en ieder bij de begrafenis de eigen dood had aangekondigd. 'Ik ben de volgende...', en dat was zo. In de leeftijd tussen 42 en 54 jaar. Een oudoom had de dood van zijn eigen vrouw voorzien. Hij had een speciale gave. Zijn zus had twee armen vol wratten gehad, van alles geprobeerd en oudoom had gezegd: voor een kwartje verdwijnen ze. En zo was het gebeurd.
Nu had hij tegen zijn vrouw bij het ontbijt gezegd: Vanavond eten we niet samen. 'Hoezo, dan heb je wat te doen?' 'Nee, maar zo is het.' Hij was naar het land gegaan, gewoon aan het werk, en toen hij terugkeerde lag zijn vrouw dood op de bank.
Tja, zo gaat het leven, lijkt het. Ergens blijft het een onbegrijpelijke business. Dat die man gewoon naar het land is gegaan. Kun je wat anders? Je leeft gewoon door. Ook al staat die dood vlak bij je deur te kloppen. Je kunt niet stil blijven staan. Dit overdacht ik allemaal, terwijl ik in alle vroegte door de kloostertuin wandelde. De jonge sla, zoals in het gedicht van Rutger Kopland vochtig van de dauw in de bedjes. Iets verderop stond een reuzezonnebloem en toen ik dichterbij kwam lag er een naast: geveld.
Zonnebloem: een Franciscaanse bloem... het Zonnelied van Franciscus bezingt en omarmt de wereld en alles wat daar is, en eindigt met zusje dood.
Zo is het leven, alles bestaat vlak naast elkaar. We zongen een van mijn lievelingsliederen in het koor: 'We herscheppen de wereld waarmee we vergroeid zijn... die opdracht aan alles wat ademt gaat voort.'