Vandaag heb ik weer heerlijk rondgestruind op een grootse rommelmarkt in de Veemarkten van Utrecht met mijn vrienden T. en P. Wat je daar doet is eigenlijk rondlopen in je eigen verleden, zei T. en daar ben ik het mee eens. Dus waar ga je dan mee naar huis? Bijvoorbeeld: met speldjes, zoals ik die vroeger spaarde op een stuk schuimrubber. Flipje, het jongetje dat in de chocoladehagelregen staat van Venz, het Tarvo-mannetje, een jongetje van Blue Band met een vliegertje. Al typend roept dat al hele associatievelden op. Allemaal rondom brood, zie ik nu. De bakker die met een soort karretje aan huis kwam van de Tarvo. Jam van Flipje die me doet denken aan een anecdote van iemand uit de oorlog.
Hij was te werk gesteld gesteld als jongen richting Duitsland en midden in de hongerwinter kwam zijn legereenheid langs de fabriekshallen van Flipje in de Betuwe. Al die kleuren van fruit in die grauwheid, voor het eerst sinds lang weer ZOET smaken... Hoe hij tussen bergen fruit zomaar een pot jam leeglepelde. En dít roept weer een associaties op met de film Soylent Green. Er is nauwelijks meer echt eten en iemand lepelt een hapje jam naar binnen, een ongekende luxe.
En ik kocht er een glazen beeld van Franciscus, een bijna transparante man als het licht erdoor heen schijnt... En een transparante man doet me aan Vader denken. Zijn aanwezigheid die er is en niet... Ik kocht er een cd van Porgy & Bess, de orginele filmversie, eigenlijk al die nummers die ik wel ken, maar nooit tegelijk bij elkaar gehoord heb. Summertime... I got plenty of nothing...
Veel hebben van niks, dat is wat ik het liefste wil, waarnaar ik verlang. Zomaar, alleen maar de wind, de leegte. Liefde die niet zoekt, maar zich vinden laat en die je niet kunt maken of controleren. Een wereld waar herinneringen, ervaring, verlangen, soms zijn gestold in voorwerpen en soms alleen maar mee genomen worden in je hart.
Dat doet zo'n dag struinen bij me. Al die spullen die ooit waren van mensen. Al die mensen die vooral ook alweer dood en verdwenen zijn. Dat andere mensen daar nu naar kijken, het vastpakken en een plaats in hun leven geven. Een voordurende omloop van spullen, mensen, belevingen. Eigenlijk loop je op zo'n markt in de hersenpannen van velen. En iedereen heeft altijd veel van niks: stof ben je en tot stof keer je weder.
Hij was te werk gesteld gesteld als jongen richting Duitsland en midden in de hongerwinter kwam zijn legereenheid langs de fabriekshallen van Flipje in de Betuwe. Al die kleuren van fruit in die grauwheid, voor het eerst sinds lang weer ZOET smaken... Hoe hij tussen bergen fruit zomaar een pot jam leeglepelde. En dít roept weer een associaties op met de film Soylent Green. Er is nauwelijks meer echt eten en iemand lepelt een hapje jam naar binnen, een ongekende luxe.
En ik kocht er een glazen beeld van Franciscus, een bijna transparante man als het licht erdoor heen schijnt... En een transparante man doet me aan Vader denken. Zijn aanwezigheid die er is en niet... Ik kocht er een cd van Porgy & Bess, de orginele filmversie, eigenlijk al die nummers die ik wel ken, maar nooit tegelijk bij elkaar gehoord heb. Summertime... I got plenty of nothing...
Veel hebben van niks, dat is wat ik het liefste wil, waarnaar ik verlang. Zomaar, alleen maar de wind, de leegte. Liefde die niet zoekt, maar zich vinden laat en die je niet kunt maken of controleren. Een wereld waar herinneringen, ervaring, verlangen, soms zijn gestold in voorwerpen en soms alleen maar mee genomen worden in je hart.
Dat doet zo'n dag struinen bij me. Al die spullen die ooit waren van mensen. Al die mensen die vooral ook alweer dood en verdwenen zijn. Dat andere mensen daar nu naar kijken, het vastpakken en een plaats in hun leven geven. Een voordurende omloop van spullen, mensen, belevingen. Eigenlijk loop je op zo'n markt in de hersenpannen van velen. En iedereen heeft altijd veel van niks: stof ben je en tot stof keer je weder.