maandag 17 mei 2010

Het geheim van de Eifel

Ongelofelijk, dat op maar twee en een half uur rijden van mijn woonplaats, daar zo'n prachtig, paradijslijk gebied is. Vroeger ging men naar de Ardennen, dat was hip, in een huisje met drank en spelletjes en een wandeling door de wilde natuur. De sportievelingen die gingen dan nog klimmen en wildwater kanoeen en houten bruggen bouwen en abseil avonturen beleven. De Eifel: dat was geloof ik, voor de oudjes en gepensioneerden. Misschien was Duitsland ook nog niet zo done om daar de natuur in te gaan, teveel geassocieerd wellicht aan blond, Hoogduits eng en nazi. Zo verklaar ik maar even dit nu onthulde geheim.

Want de Eifel is prachtig! Ik ben er de afgelopen vier dagen geweest, kamperend en wel op een leeg veld in een dal omringd door frisse lentebomen, donkere dennenbossen, allerlei andersoortige vogelgeluiden dan in mijn achtertuintje en de laatste nacht heb ik een kampvuurtje gemaakt, begonnen met een toiletpapiertje en wat stukjes boomschors die ik tijdens het wandelen had opgeraapt. Zó'n volkomen klassiek kampvuurtje van opgestapelde stukken hout met een sikkel van een maan in een blauwe nachthemel en de Grote Beer recht boven me.

Ik was in de Noord-Eifel en daar is het landschap zo ver als je kunt kijken, liefelijk groen en glooiend, met bijna lege wegen en de graslanden rondom vol gele paardebloemen en oude, oude bomen, sommige in nog volle witte lentebloesem, die in al hun kronkeligheid helemaal dat verhaaltje van Boeddha illustreren. Die zegt ergens tegen zijn leerlingen: wordt als die oude boom daar, vol knoesten en kronkels, die kan niet verzaagd worden tot nuttige stukken, die boom heeft alleen maar geleefd om er te zijn, om helemaal Boom te zijn.

Wat zo verrassend was, al wandelend, is dat het landschap doorsneden is met spleten, waardoor je ineens van een zonnige groene heuvel in een donker sparrenbos belandt, waar een beekje klatert en een bronnetje welt. Of dat je loopt onder een lichtgroen bladerdek van beukenbos, je geritsel hoort en daar wat hogerop een hert wandelt, die jou niet ziet, die loopt en graast en rondkijkt. Dat had ik nog nooit mee gemaakt: samen oplopen met een hert !

Ik ben ook in de Vulkaneifel geweest, waar je onverwachts langs een met gras begroeide oude kraterwand zit. En ook nog langs het Cistercienzerklooster in Mariawald geweest. Grappig, om de soort architectuur te herkennen: van een makkelijk toegankelijk gastenverblijf, een kerk die vanaf buiten toegankelijk is en de monnikken, maar vier, die in hun witte gebedkleden met kap in hetzelfde ritme en melodielijn hun psalm bidden, zoals in het voor mij bekende Diepenveen.

Overal in het landschap stonden feestelijke bomen te wapperen met kleurige lange crêpepapieren linten daarin. Sommigen waren met boom en al op een hoge andere paal bevestigd en die bleef je als een feestvuurwerkje, al wandelend, lang zien. Wat was dat toch? Had het iets met hemelvaart te maken, zoiets van : Hoera, Jezus is weer in den hoge?

De laatste ochtend onthulde de campingbeheerder, die we helmaal nog niet hadden gezien, het geheim: Het was een Oud Gebruik: verliefde jongens plaatsen zo'n boom bij hun geliefde en die boom blijft daar de hele maand Mei staan. Ach... wat romantisch. Dan wil je weer helemaal terug naar de ouderwetse hoffelijkheid van de charmante minnestrelende man waar de vrouw alleen maar hoeft te ontvangen en blij te zijn.

Nu waren F. en ik evengoed blij: twee vrouwen met auto, asperge etend, bier drinkend, sorbets en taartjes tot ons nemend en je laten verassen door een klein lente paradijsje.