vrijdag 28 mei 2010

Huisdier

Als het zonnetje 's ochtends vroeg schijnt, dan word ik zo ongeveer kwart voor zes wakker. Door het getjilp uit de mussenkolonie naast mijn tuimelraam, die de nieuwe dag bijna oorverdovend welkom heet. Natuurlijk sta ik dan nog niet op. Ik luister ernaar, draai me nog eens om en val weer in slaap. Om twee tot drie uurtjes later of zo, (behalve als ik ochtenddienst heb) weer te ontwaken en op te staan.

Ze zijn mijn enige levende have, die mussenkolonie en andere soorten gevogelte daar omheen. Als je de goudvissen niet meetelt. Het is wel eventjes een thema voor me geweest: zou ik toch niet als nog weer een Huisdier aanschaffen? Poes Pepi ging dood en daar begon het mee. Want al woonde ze al 10 jaar niet meer bij me, ik beschouwde haar toch als de Mijne, zo bleek mij, toen ze er niet meer was. Vrienden kregen een jong poesje, ik knuffelde er uitgebreid mee, heerlijk zo'n zacht vachtje in je gezicht, en toen wist ik de week daarop weer, waarom een poes als huisgenoot echt niet kon: hooikoorts !

Een hond, lijkt me ook leuk. Vriendinnen schaften er een aan via internet, dat schijnt een wereld op zich te zijn, de adoptie-hondenwereld. De hunne kwam helemaal uit Spanje, maar voldeed precies aan wat ze aan wensen te berde hadden gebracht: een Ideale: wit, ter hoogte van de knie, zeer wel opgevoed, helemaal niet blaffend, lief voor kinderen, belangstellend je aankijkend en je met trouwe ogen volgend, zich laten knuffelen, helemaal braaf in een mandje onder de grote tafel, al zat de hele kamer vol mensen. Maar ja, honden zijn handenbinders, dat kan toch echt niet als je alleen bent.

Dus, een beestenbende om me heen, dat is Utopia. Knaagdieren, daar val ik niet op, valt dus ook af. Ik doe het maar met de Gedachte eraan en meeleven met het wel en wee van de levende have van anderen. Nu vond ik vanochtend, in het zonnetje buiten, en ach, wat is het toch een zoet geluid, al die jonge vogeltjes om me heen die ik niet zie, een gedicht van Hilde Domin. Met dit gedichtje verzoen ik me maar definitief met het gat van de afwezigheid van poes of hond.

EINHORN

Die Freude
dieses bescheidenste Tier
dies sanfte Einhorn

so leise
man hört es nicht
wenn es kommt, wenn es geht
mein Haustier
Freude

wenn es Durst hat
leckt es die Tränen
von den Träumen.

Ik denk daarbij aan de grote middeleeuwse rood gebloemde tapijten van de Dame met de Eenhoorn, die in musée de Cluny te Parijs hangen. Een grote zaal waar de eenhoorn, symbool ook van de verbeelding en het gevoel, op verschillende wijze bij de dame aan haar voeten ligt. De ene keer met zijn witte kop in haar schoot en de ander keer vat ze met haar handen zijn hoorn. Zo'n dame wil ik wel zijn.