Ik ben weer even verstoken van het internet, terwijl er weer over van alles te bloggen is. Het lijkt Kassel wel. Maar ik heb geen zin om ervoor te gaan betalen, dus daarom dit kort bericht. Amsterdam is mooi in de herfst, het is een seizoen verder dan de laatste keer toen ik er was en de straten vol lagen met 'lentesneeuw', de dunne witachtige vliesjes waar de zaden van de elzenbomen in gewikkeld zijn. Het intense groen van het voorjaar, dat is elzengroen en nu is het elzenoranje en geel op een dag die aanvoelt als een lauwe nazomerdag.
Het nieuwe Stedelijk museum gezien, mooie grootstedelijke allure. Ik heb in de boeken, struinend door de boekhandels nieuwe mensen ontdekt en dat kan me lyrisch maken: Claes Oldenburg, die kunstenaar die heel gewone gebruiksartikelen vergroot en neer zet in veelal een stedelijke omgeving.Misschien de eerste kunstenaar die ik ervaren heb, zonder ooit zijn naam geweten te hebben. Zijn grote blauwe troffel staat nu in het Park van de Hoge Veluwe maar ik heb het leren kennen als tiener op een Sonsbeeck-tentoonstelling. Wellicht de eerste keer dat via een kunstwerk, je verbeelding een vlucht neemt. Een kennismaking met een wereld-die-anders-wordt, omdat je ineens zo klein wordt en die troffel behaaglijk groot, je kunt er tegen aan leunen.
De aandacht van Oldenburg voor gewone dingen. Het zorgvuldig kijken om ze uit te kunnen vergroten vanuit het idee dat kunst niet tussen de muffe muren hoort van een museum maar er voor iedereen zou kunnen zijn. Hamburgers vergroot, tandpastatubes, schrijfmachines, lucifers, stukken van een fiets verspreid in een park en half onder de grond, zachte muziekinstrumenten, een grote schroef bij het Boymans van Beuningen, in Rotterdam. Hij zegt: ik maak stillevens, net zoals de schilders vroeger, maar met materialen van nu en wat ik nu zie.
Ik begeef me vandaag met opzet in de drukte van de winkelstraten, zat in het zonnetje op het pleintje bij het Spui bij het Lieverdje en ik kijk, kijk, kijk. De tram die regelmatig voorbij dendert, een koets met witte paarden en een bruidspaar, zoveel verschillende soorten mensen, friet etend, broodjes met mozzarella, boodschappentassen vol inkopen, trendy brillen, vele talen.
En ik denk aan de stilte van het klooster. Altijd dezelfde bruine habijten en dezelfde grijze kapsels, op één zuster na. En ik denk aan mezelf in de kapel en verwonder me soms en snap dan niet waarom ik me daar zo werkelijk op mijn plaats voel. Maar misschien is het dit: De drukte van mensen is heerlijk, maar wie zelf stil is, blijft daarin ook een buitenstaander, iemand die toekijkt en in een klooster is dat anders. Dan deel je mee in de stilte, je deelt samen dezelfde stilte en daarin wordt je opgenomen. En soms kun je dan alles laten gaan en dan wordt je weer net zo erg een kind, zoals wanneer ik tegen die grote blauwe troffel van Claes Oldenburg aanleun.