In de eerste psalm dat beeld van de boom, hoe de mens kan zijn:
Wezen zal hij / als een boom geplant aan beken water,/ die zijn vrucht geeft op zijn tijd/ en zijn blad valt niet af: / al wat hij doet zal hem gelukken.
En de laatste psalm is één groot, nee eerder klein loflied, van zes verzen. Een loflied op de Ene, God, die in deze moderne tijden verdwenen lijkt, maar nog altijd in de muziek in leven wordt gehouden, zeker ook in deze adventstijd en niet alleen bij de christenen. Dat kan dus samen: tegelijk de gedachte: 'God, ik wéét het niet hoor, ik dénk van niet' en tegelijk jubelend en half in extase over hem zingen.
Loven met muziekinstrumenten en een dans, daar spreekt vers 3-5 over:
Looft hem met een stoot op een ramshoorn/ looft hem met lier en harp/ looft hem met pauken en reidans, / looft hem met snaren en panfluit/ looft hem met klankrijke cimbels/ looft hem met schallende cymbalen.
Loven gebeurd dus niet met woorden en gedachten, filosofieën en theorieën, het gaat buiten het bereik om van het verstand. Dat geldt ook voor rouwen en klagen, alhoewel daarvoor wel veel redenen worden gegeven in de Klaagliederen en in Prediker. Loven is misschien iets waar je, zonder woorden je je zelf toch laat dragen in je eigen levensadem, het licht en lucht geven en dat toelaten...
Het laatste psalmvers is: Alle levensadem love de Ene: allélúiá! Kan dat tegelijkertijd samen gaan met rouwen en zuchten? Soms niet en soms wel.