Thuisgekomen keek ik naar het programma Podium Witteman. Het is live, met optredens waar klassieke muziek ook gemengd wordt met pop-jazz en wereldmuziek. Alles wat ik zag en hoorde vond een plek. Een veertienjarige violiste die een lied van Fauré ten gehore bracht. Een 90-jarige musicus die met de bugel, begeleid met een piano My Funny Valentine speelde. Sprookjesmuziek van Ravel, de première van een compositie, waar de componiste eigenlijk geen woorden had om iets zinnigs te zeggen over het ontstaan ervan in haar hoofd...wat kan muziek toch alle regionen van je ziel aanraken...
Dat had ik nog sterker toen ik daarna naar de opera Fidelio luisterde en keek. Het was voor het eerst dat opera binnenkwam. Het werd gedirigeerd door Jaap van Zweden in een concertzaal zonder publiek. Zo vreemd, de zangers van het koor ver uit elkaar, uittorend boven het orkest, de musici en zangers op 1,5 meter afstand van elkaar. Hij had een week eerder in Podium Witteman zijn zorg uitgesproken: als dat maar zou klinken, zo niet dan zou hij ter plekke alles afblazen.
De muziek bevat zoveel woestheid en felheid, afgewisseld met tedere klanken en speelt zich in het tweede gedeelte in een kerker af. Fidelio lijkt een jongeman, maar is eigenlijk een vrouw die haar geliefde die gevangen zit in de kerker probeert te redden en er in deze vermomming achter wil komen of hij daar inderdaad zit opgesloten. Ik was er zo in bevangen dat ik daarna op You Tube weer een stuk ervan ging kijken, ditmaal naar een heel oude uitvoering, met Leonard Bernstein. Het toneel decor is oubollig, maar het gezicht van Bernstein spreekt zoveel boekdelen.
Alleen al het kijken naar de dirigent en dat gold ook voor Jaap van Zweden, de expressie van de lichaamstaal, al dirigerend, heeft iets bovenaards. Jaap van Zweden deed één tussenzinnetje bij Podium Witteman die mij de hele week is bijgebleven: dat hij persoonlijk toch wel denkt dat er een Hiernamaals is, maar je je alleen kan richten op een HierNumaals.