Broer welp was veel buiten en in de bossen. Hij leerde er pionieren; dat je kon bouwen om in de natuur te overleven, hutten, torens, bruggetjes, gemaakt van boomstammen en touwknopen. Ik herinner mij dat hij insignes kon krijgen, die dan op de arm van zijn blouse genaaid werden, hij liet mij verschillende sporen van dieren en allerlei touwknopen zien die hij dan moest kennen, het ging over kamperen en vuur maken.
Dat wilde ik ook wel, maar ik kon geen welp worden, maar wel kabouter. Vol verwachting ging ik er heen. Het bleek niet buiten in het bos te zijn, maar binnen op een hele grote zolder die was opgedeeld in vakjes, waar iedere kaboutergroep een soort van huiskamertje had en de kabouterleidster heette Oehoe ofzo en ze zongen een oubollig liedje. Eens maar nooit meer.
Later op de middelbare school werd hij verkenner en hij had een honk in de bossen waar hij elke week heenging en met oud en nieuw bakten ze oliebollen. Ik kon zoiets niet... ik richtte mij op jazzballet en later op dansles en deed aan klei-, tekenen- en schildercursussen. Ziehier de potentie van een opvoeding tot een net representatief meisje, dat bij wijze van zeggen, een bal kan openen en enige kunstvaardigheden kende, en mee kon doen aan een onderhoudende conversatie. Voor meisjes waren er de laatste jaren van de MMS, die afgeschaft werd, de Middelbare Meisjesschool en je kon naar Schroevers, waar je leerde typen: secretaresse worden was dan het hoogste doel. Op de lagere school, een meisjesschool, leerde ik ook breien en haken en borduren, ik had er een hekel aan en de broertjes op hun jongensschool, die hoefden dat niet.
Van dansles heb ik, eerlijk is eerlijk, ook genoten. Voor het eerst verliefd op een jongen op A. die mij op zijn brommer ophaalde voor de zondagse dansavond en mijn broertjes en zusjes keken met hun hoofdjes boven elkaar in een dunne streep licht tussen de gordijnen, hoe ik achterop op zijn brommer stapte bij de straatlantaarn. Hoe interessant, hun oudste zus, door een jongen opgehaald!
Maar eigenlijk wilde ik ook tegelijkertijd de jongen zijn, die Broer was. Het lag simpelweg niet in mijn mogelijkheden. Pas op heel late leeftijd heb ik dit uitgeleefd: een kampvuur maken, veel buiten zijn. En Broer leerde mij kamperen, de eerste keer niet voor een natuurvakantie, maar drie weken in Florence met H. de eerste echte geliefde. Maar zijn kampeerlessen klinken veertig jaar later nog in mijn oren.
Ode aan Mowgli en het buitenleven in de natuur: ik kijk nog eens naar het liedje The Bare Necesities van Walt Disney uit Jungle Book, het liedje hoort voor mij bij de eerste tijd in lockdown en de quarantaine: het goed hebben met simpele dingen in je nabije omgeving. De film komt al helemaal uit 1967, wat lang geleden, maar hoe fris en tijdloos, en dat Mowgli een jongetje was, zo was het verhaal nou eenmaal uit die tijd,
Een ode dan ook, aan dat andere liedje uit een tekenfilm van Walt Disney Pocahontas, gebaseerd op een echt bestaand meisje uit de 17e eeuw, dochter van een stamhoofd die trouwde met een blanke. De film is uit 1995, toen was er wel al een bewustzijn van het belang van vrouwelijke rolmodellen in verhalen. Ik leerde het liedje Kleuren van de Wind kennen doordat nichtje L. dit loepzuiver en met veel gevoel , ontroerend prachtig, voor haar oma zong. 'Dat mag je zingen op mijn begrafenis' zei ik toen en dat geldt nog steeds... Hier een meisje, een jonge vrouw met een bruin huidje, een Indiaanse, die zingt naar een blanke man: jij denkt dat de aarde en de natuur er is, om deze te exploiteren en dat alles draait om jou maar kijk naar de diversiteit om je heen. Een liedje dat nu extra lading krijgt in dit jaar van Black Lives Matter.