Ik heb de witte waterlelie lief/ daar die zoo blank is en zoo stil haar kroon/ uitplooit naar 't licht./ Rijzend uit donker-groene vijvergrond/ heeft zij het licht gevonden en ontsloot/ toen blij het gouden hart/ Nu rust zij peinzend op het watervlak/ en wenscht niet meer....
Pas later ontdekte ik dat het een bekend beeld is uit het boeddhisme en hindoeïsme. Ik herinner mij dat ik hierover vertelde in klassen, ook weer op middelbare scholen, waar ik stage liep om wellicht leraar levensbeschouwing te worden. Ik had een lescyclus gemaakt die ging over 'Geluk' en noemde daar enkele 'Geluksbrengers', daar zat van alles tussen, ook deze waterlelie. Alle klassen van een VMBO-klas waar heel veel jongeren last hadden van acne op hun gezichten, tot een HAVO- en een VWO-klas met gave huidjes, werden even stil van de waterlelie, dat kwam binnen. Toen ik in een eindles de opdracht gaf: 'Ik ga op reis en ik neem in mijn koffer mee...?' kwam de waterlelie dus ook overal weer tevoorschijn.
Het is een beeld dat over je eigen kracht en verlangen en potentie gaat om uit de donkere modder, die iedereen kent, te groeien naar het licht, tot een witte bloem, die alle smurrie achter zich laat, die heeft je uiteindelijk niet getroffen en geschaad, je bent heel en gaaf gebleven. 'Jij bent zo'n waterlelie', zei ik toen.
Nu denk ik: het gaat er nooit over dat deze waterlelie ook weer verwelkt en verschrompeld en wat blijft er dan over? ... YouTube bracht mij vanochtend in Diepenveen: Rondleiding door de abdij Sion is een reis naar het verleden. Ik kwam daar jarenlang, één keer in de maand: we lazen er met een groepje waaronder de abt, de teksten van Cassianus, een woestijnvader, daar is het monnikenleven begonnen, alleen en afgezonderd leven in een cel in de woestijn. Het sterkste beeld dat mij is bijgebleven, is de aansporing om niet 'lauw' te leven, maar 'vurig' .Ik zou dit beeld en het leven bij jezelf en met jezelf nu toevoegen aan de lijst van Geluksbrengers. Mijn boshuisje is zo'n geluksbrenger.
Voor het eerst zie ik in deze rondleiding de werkplaatsen en monnikenverblijven. Ik herken degene die de rondleiding doet aanvankelijk niet en pas later denk ik: ik kén jou, jij was die springerige enthousiaste jongen met donkerbruin steil piekhaar, de voorzitter van de Stichting Ouderen-Jongeren '67 waar ik ook meer dan tien jaar actief in was. Weer een blijk van de tijd die alles verandert en veroudert, je kunt nooit de weg terug naar verjonging.
Alles is weg: het ooit bloeiende kloosterleven, de vriendschap en de intense gesprekken rondom Sion, die springerige jongen met zijn piekhaar en het komt nooit meer terug. Hij hoopt op een bloeiende nieuwe levende geloofsgemeenschap aldaar. Doet het ertoe of deze droom ooit uitkomt? Zijn mijn eigen jaren toen ik in het Kapucijnenklooster een kamer bewoonde vergeefs geweest, toen die droom van een samenleven van Kapucijnen en leken uit elkaar spatte? Peter zegt op het eind van dat filmpje: 'Zij die geloven, haasten niet.'
Misschien is dat de kracht van het beeld van de waterlelie. Deze ontstijgt de tijd, dus ook haar eigen verwelking en vergaan. Elke jongere wordt niet meteen die waterlelie en velen wellicht nooit... Maar misschien is het accurater om te zeggen: iedereen wordt ergens, op een moment, op elke dag, zo'n waterlelie. Wanneer je de de haast, en dus de tijd even achter je laat. In het liefhebben van de waterlelie ontstaat kracht.