Ik hou van grote steden. Om daar doorheen te zwerven en op ontdekkingstocht te gaan. Helemaal tot in mijn volwassenheid, was een oude stad met kronkelige straten ook altijd het decor van mijn dromen. Ik liep er alleen of als leider van een groep, vaak in strijd met het kwade en met een missie om de wereld te redden. Ja, dat is mijn onderbewuste! Met een gerust hart kan ik zeggen dat ik de laatste tien jaar of zo, dromenloos slaap.
Die stad uit mijn dromen grensde ook altijd aan zee. En die zee, die zwelde vaak, een vloedgolf kwam op. Dan vluchtten we in de straatjes en zochten er schuilplaatsen. Soms vloog ik eruit weg en had de zwaartekracht geen vat meer op me. Mijn laatste stad-en-zee-droom zie ik zo nog voor me.
Ik rende een tuin of een park in, terwijl de zee over de daken van de stad aan het zwellen was. Daar, in het groen stond een glazen tuinhuisje. Het water kwam langzaam aan en vormde zich tot eén golf. Die golf spitste zich tot eén puntje en tikte een ruitje van het glas open . Ik zat binnen en er stond op een klein tafeltje een roos. De roos viel uit het vaasje en prikte met een doorn een druppel bloed in mijn pols. Een rode druppel bloed vloeide. Ik keek ernaar. De golf trok zich langzaam terug. Einde droom en zo bleek, het einde van mijn stad-met-zee dromen.
Sindsdien dwaal ik graag in echte steden. De plattegrond van Sydney leek heel erg op de stad uit mijn dromen. Uitgestrekt over de heuvels met aan alle kanten zee. Valencia, deze zomer leek er een vereenvoudigde versie van. Een oude stadskern en de zee ergens aan één kant, behagelijk: een wiegende en je dragende zee.
Maar ook steden zonder zee zijn geweldig. Ze zijn het resultaat van de geest van mensen die er al eeuwen en eeuwen wonen. Peking met in het midden het oude paleis, de verboden stad geheel ommuurd en de vele oude hutongs eromheen van grijs steen, waar het volk als in mierenhoopjes bijeen woont. Rome, de stad der steden, met op sommige plaatsen archeologische vondsten van vijf steden daaronder. Bangkok, het leven op de rivier en de vele boeddistische tempels met goudlaagjes verspreid over de hele stad. En het monster van de moderniteit, het ronkende verkeer als een soort grijs spinnenweb daar weer over heen gelegd.
In Nederland is daar dan natuurlijk Amsterdam. Ook het resultaat van de de handelsgeest en de controle op het water. En van de levenslust, oog voor detail op een klein oppervlak. Smalle grachtenpanden, drie-vier hoog, met souterrains, zolders, binnentuinen. Het levensverhaal van Anne Frank had zich alleen maar in Amsterdam kunnen afspelen. Een verborgen woonplek creëren temidden van alle mensen.
Dit blogje komt voort uit andere beelden bij het ontwaken: Venetië, stad van kronkelige waterwegen en kleine onverwachte pleintjes, een stad die voor mij symbool is gaan staan voor het samenspel van het onbewuste en het het bewuste. De film Death in Venice, waar een oude man met tbc de schoonheid van een jongeling achterna jaagt. De film met Donald Sutherland met eén van de mooiste vrijscènes die ik ken in een Venetiaans hotel, terwijl het stel in Venetië de dood van hun dochtertje probeert te verwerken en hij zijn dochtertje meent te zien, met een rood kapje op.
Zelf was ik ook ooit in Venetië, als stel en we kregen er gigantische ruzie. Een dag dwaalde ik alleen door Venetië, treurig en berustend. Tegelijkertijd schreef ik er wel het voorwoord van een scriptie met de titel: 'God, wat zeg je daar nou mee?'
Die stad uit mijn dromen grensde ook altijd aan zee. En die zee, die zwelde vaak, een vloedgolf kwam op. Dan vluchtten we in de straatjes en zochten er schuilplaatsen. Soms vloog ik eruit weg en had de zwaartekracht geen vat meer op me. Mijn laatste stad-en-zee-droom zie ik zo nog voor me.
Ik rende een tuin of een park in, terwijl de zee over de daken van de stad aan het zwellen was. Daar, in het groen stond een glazen tuinhuisje. Het water kwam langzaam aan en vormde zich tot eén golf. Die golf spitste zich tot eén puntje en tikte een ruitje van het glas open . Ik zat binnen en er stond op een klein tafeltje een roos. De roos viel uit het vaasje en prikte met een doorn een druppel bloed in mijn pols. Een rode druppel bloed vloeide. Ik keek ernaar. De golf trok zich langzaam terug. Einde droom en zo bleek, het einde van mijn stad-met-zee dromen.
Sindsdien dwaal ik graag in echte steden. De plattegrond van Sydney leek heel erg op de stad uit mijn dromen. Uitgestrekt over de heuvels met aan alle kanten zee. Valencia, deze zomer leek er een vereenvoudigde versie van. Een oude stadskern en de zee ergens aan één kant, behagelijk: een wiegende en je dragende zee.
Maar ook steden zonder zee zijn geweldig. Ze zijn het resultaat van de geest van mensen die er al eeuwen en eeuwen wonen. Peking met in het midden het oude paleis, de verboden stad geheel ommuurd en de vele oude hutongs eromheen van grijs steen, waar het volk als in mierenhoopjes bijeen woont. Rome, de stad der steden, met op sommige plaatsen archeologische vondsten van vijf steden daaronder. Bangkok, het leven op de rivier en de vele boeddistische tempels met goudlaagjes verspreid over de hele stad. En het monster van de moderniteit, het ronkende verkeer als een soort grijs spinnenweb daar weer over heen gelegd.
In Nederland is daar dan natuurlijk Amsterdam. Ook het resultaat van de de handelsgeest en de controle op het water. En van de levenslust, oog voor detail op een klein oppervlak. Smalle grachtenpanden, drie-vier hoog, met souterrains, zolders, binnentuinen. Het levensverhaal van Anne Frank had zich alleen maar in Amsterdam kunnen afspelen. Een verborgen woonplek creëren temidden van alle mensen.
Dit blogje komt voort uit andere beelden bij het ontwaken: Venetië, stad van kronkelige waterwegen en kleine onverwachte pleintjes, een stad die voor mij symbool is gaan staan voor het samenspel van het onbewuste en het het bewuste. De film Death in Venice, waar een oude man met tbc de schoonheid van een jongeling achterna jaagt. De film met Donald Sutherland met eén van de mooiste vrijscènes die ik ken in een Venetiaans hotel, terwijl het stel in Venetië de dood van hun dochtertje probeert te verwerken en hij zijn dochtertje meent te zien, met een rood kapje op.
Zelf was ik ook ooit in Venetië, als stel en we kregen er gigantische ruzie. Een dag dwaalde ik alleen door Venetië, treurig en berustend. Tegelijkertijd schreef ik er wel het voorwoord van een scriptie met de titel: 'God, wat zeg je daar nou mee?'
Die mengeling van het verwarde, verstrengelde menselijke met al zijn onbewuste drijfveren en onverwachte gevoelens en de poging daaruit te stijgen, het leven te verwoorden en zo de verschijnselen een plek te geven: die mix zit nog altijd in me en dat zal altijd wel zo blijven.