donderdag 27 november 2008

Stad aan het water

Ik hou van grote steden. Om daar doorheen te zwerven en op ontdekkingstocht te gaan. Helemaal tot in mijn volwassenheid, was een oude stad met kronkelige straten ook altijd het decor van mijn dromen. Ik liep er alleen of als leider van een groep, vaak in strijd met het kwade en met een missie om de wereld te redden. Ja, dat is mijn onderbewuste! Met een gerust hart kan ik zeggen dat ik de laatste tien jaar of zo, dromenloos slaap.

Die stad uit mijn dromen grensde ook altijd aan zee. En die zee, die zwelde vaak, een vloedgolf kwam op. Dan vluchtten we in de straatjes en zochten er schuilplaatsen. Soms vloog ik eruit weg en had de zwaartekracht geen vat meer op me. Mijn laatste stad-en-zee-droom zie ik zo nog voor me.

Ik rende een tuin of een park in, terwijl de zee over de daken van de stad aan het zwellen was. Daar, in het groen stond een glazen tuinhuisje. Het water kwam langzaam aan en vormde zich tot eén golf. Die golf spitste zich tot eén puntje en tikte een ruitje van het glas open . Ik zat binnen en er stond op een klein tafeltje een roos. De roos viel uit het vaasje en prikte met een doorn een druppel bloed in mijn pols. Een rode druppel bloed vloeide. Ik keek ernaar. De golf trok zich langzaam terug. Einde droom en zo bleek, het einde van mijn stad-met-zee dromen.

Sindsdien dwaal ik graag in echte steden. De plattegrond van Sydney leek heel erg op de stad uit mijn dromen. Uitgestrekt over de heuvels met aan alle kanten zee. Valencia, deze zomer leek er een vereenvoudigde versie van. Een oude stadskern en de zee ergens aan één kant, behagelijk: een wiegende en je dragende zee.

Maar ook steden zonder zee zijn geweldig. Ze zijn het resultaat van de geest van mensen die er al eeuwen en eeuwen wonen. Peking met in het midden het oude paleis, de verboden stad geheel ommuurd en de vele oude hutongs eromheen van grijs steen, waar het volk als in mierenhoopjes bijeen woont. Rome, de stad der steden, met op sommige plaatsen archeologische vondsten van vijf steden daaronder. Bangkok, het leven op de rivier en de vele boeddistische tempels met goudlaagjes verspreid over de hele stad. En het monster van de moderniteit, het ronkende verkeer als een soort grijs spinnenweb daar weer over heen gelegd.

In Nederland is daar dan natuurlijk Amsterdam. Ook het resultaat van de de handelsgeest en de controle op het water. En van de levenslust, oog voor detail op een klein oppervlak. Smalle grachtenpanden, drie-vier hoog, met souterrains, zolders, binnentuinen. Het levensverhaal van Anne Frank had zich alleen maar in Amsterdam kunnen afspelen. Een verborgen woonplek creëren temidden van alle mensen.

Dit blogje komt voort uit andere beelden bij het ontwaken: Venetië, stad van kronkelige waterwegen en kleine onverwachte pleintjes, een stad die voor mij symbool is gaan staan voor het samenspel van het onbewuste en het het bewuste. De film Death in Venice, waar een oude man met tbc de schoonheid van een jongeling achterna jaagt. De film met Donald Sutherland met eén van de mooiste vrijscènes die ik ken in een Venetiaans hotel, terwijl het stel in Venetië de dood van hun dochtertje probeert te verwerken en hij zijn dochtertje meent te zien, met een rood kapje op.

Zelf was ik ook ooit in Venetië, als stel en we kregen er gigantische ruzie. Een dag dwaalde ik alleen door Venetië, treurig en berustend. Tegelijkertijd schreef ik er wel het voorwoord van een scriptie met de titel: 'God, wat zeg je daar nou mee?'
Die mengeling van het verwarde, verstrengelde menselijke met al zijn onbewuste drijfveren en onverwachte gevoelens en de poging daaruit te stijgen, het leven te verwoorden en zo de verschijnselen een plek te geven: die mix zit nog altijd in me en dat zal altijd wel zo blijven.

écht ?

Steeds opnieuw duikt het weer op tussen het papier, de kranten en boeken: dat acceptgiroootje voor de mond & voetschilders a drie euro vijvenzeventig. Ik vertrouw de giro niet, want die is gericht naar uitgeverij Removos BV te Baarn. Helemaal niet naar een Stichting of zo.

Het lullige is dat je al een enveloppe hebt geopend met kerstkaarten van die speciale wondermensjes, die met monden en voeten kersttaferelen schilderen, die ze twintig jaar geleden ook al maakten. Ouderwets, oubollig, vreselijk. Met een trouwhartige blik, ontwapenend en dapper kijken ze je op fotootjes aan.

Is dit nou écht? Hoe kan dat nou, dat ik pakweg dertig jaar geleden dezelfde soort kerstkaarten zag, met hetzelfde soort foldertje en dezelfde soort jaren zeventig lay-out en tekst? Er wordt op je eigen geweten ingestampt: 'Ja, je hebt de kaarten al, zomaar gekregen, hoeft niet hoor dat je ervoor betaalt, maar zie ons eens goed ons best doen om iets moois van het leven te maken.'

Ik gooi de giro nou maar weg. Met deze openbare biecht op internet kan iemand me altijd nog tuchtigen en corrigeren. Natuurlijk heb ik mijn weerwoord dan al klaar: als het allemaal écht is, huur dan eens een nieuwe grafische ontwerper in die suggesties doet voor een lay-out en kaarten die bij de tijd zijn. Wij hoeven toch niet te lijden onder het leed van hen die geen handen hebben?

Ja, smaken verschillen, dat is ook nog zo. En ik vind het ietwat smakeloos: die dwingelarij die mensen zonder handen ongewild in een rariteitenkabinet zet.

woensdag 26 november 2008

Film

Vandaag ben ik erachter gekomen dat de broeders in het klooster niet in staat zijn om een film te bekijken. Zeg dat nog een keer: de broeders kunnen geen film bekijken. Ze krijgen de draad niet te pakken, ze verliezen zich in losse scènes, het verhaal als geheel komt niet binnen, ze snappen er niks van.

Dit is vorig jaar gebleken, toen op 5 december, in plaats van pakjesavond, de broeders van het personeel een dvd-speler kregen, plus een film. Ze hebben dus nog nooit een film gezien. Gezien de dagorde, klopt dat. Standaard om acht uur het Journaal en om half tien 's avonds alweer, de recreatie, samen wat drinken en kletsen. Het was me al opgevallen dat je dan nét geen film op de tv kunt bekijken.

Nu geldt dat niet voor alle broeders, want ik heb een tv'tje op mijn kloosterkamer, gekregen van een broeder die ook nog buitenshuis woont en die kijkt wel naar film. Toch relativeert dit weten enorm. Je kunt wel elke dag het Heilige boek, de Bijbel dus , omhoogheffen met de boodschap: dit is het boek der boeken, hier worden de belangrijkste verhalen ooit verteld.

Maar als je de moderne vertelkunst van de film niet kunt verteren, dan weet je eigenlijk ook niet waarom zo velen zich hebben afgekeerd van dat Ene Verhaal, die in het Nieuwe Testament te berde wordt gebracht. Simpelweg omdat men zich verhoudt met zoveel andersoortige verhalen.

Een broeder sloeg pas in wanhoop de handen naar het gezicht, toen in het 8 uur Journaal bleek, dat iemand in het echt een rechtzaak had gewonnen van iets wat zich in de virtuele werkelijkheid had afgespeeld. Iets met geld of punten uit een computerspel, was van een computer gestolen. Het moet voor hem een complete waanzin zijn. Alleen voor voetbal op de tv komt hij niet of te laat in de recreatie.

Al verdwijnen alle traditionele vormen van kerk en geloof: het komt wel goed met de wereld. Omdat er zoveel mensen zijn, die op zoveel manieren de universele verhalen van leven, licht, dood, verlossing, schuld, lijden: kortom over het kwade en het goede vertellen. In romans en in film. De broeders sterven wellicht uit, maar hun geest zal voortleven op wijzen die ze nu al niet kunnen vatten.

dinsdag 25 november 2008

Frankie

Gisterenavond was het weer. Kring: een groep van ongeveer 25 mensen die al jarenlang in het klooster bij elkaar komen. Omdat het nog de maand november is, die in de katholieke traditie begint met Allerheiligen en Allerzielen, de tijd om de dode dierbaren te herinneren, was dit wat we deze avond deden. De vraag was: de dood van welke persoon in je leven is je onder de huid gekropen en had dat invloed op je geloof? Ofwel je wereldbeleving, denk ik daar dan bij.

In de diepe stilte die er in ons groepje viel, verschenen alle doden die er in mijn leven zijn. Het moment dat mijn opa zijn laatste adem uitblies, dat vreemde, wonderlijke moment dat iemand vertrokken is... Ineens dacht ik aan Frankie. De eerste dode in mijn jeugd. Het broertje van een vriendinnetje. Het jongetje met de eerste fiets uit de buurt, waar mijn broertjes op hebben leren fietsen.

En plotseling kon hij dat niet meer. Hij begon kreupel te lopen en zat uiteindelijk in een rolstoel. Als kind ook een machtig interessant fenomeen, zo'n hoge stoel op wielen. Ik herinner me de verjaardag van zijn zusje, hij kwam toen al nauwelijks meer buiten en hij was vol van zijn lichtgroene terrarium met twee kleine schildpadjes. Ook heel bijzonder, in mijn kinderogen.

Het ging over wat je later wilt worden. En hij zei: 'Helikopterpiloot.' Zijn moeder barste in tranen uit en ging snikkend naar de achterkamer, om even later met een betraand gezicht en een dappere glimlach terug te komen. Waarom, dat begreep je niet. Je nam het voor wat het is.

Wist ik veel. Aan dood dacht ik niet. Frankie zat gewoon een poosje in de rolstoel en zou er later weer uit opstaan. Maar Frankie had kanker en ging dood. Hij is in het ziekenhuis gestorven, precies in het half uurtje tussen de twee bezoeken van zijn ouders in. Die vonden dat vreselijk. Later zei men, dat kinderen dat juist heel goed aanvoelen. Dat ze weten hoezeer de ouders je willen houden. Dus vertrekken ze op een onbewaakt moment.

Vreemd, dat dood eigenlijk niet bestond, als kind. Alles in je lichaam is gericht op groei en verandering. Weer nieuwe hempjes en broeken. Weer nieuwe schoenen. Alles ontwikkelt zich naar iets groters en mooiers, niet naar een einde. Dood? Een merel ging dood die ik in een schoenendoosje had verzorgd en die ik huilend met een vriendinnetje begroef aan de rand van het bos. Frankie was al dood. Dood was iets wat bekender was geworden.

Misschien zou het wel mooi zijn om toch terug te keren naar die eerste onschuld van je jeugd. Toen dood niet bestond. Niet om de dood in het leven te ontkennen. Hoe ouder je wordt, hoe minder dat kan. Alle verschijningvormen van de dood komen in je leven. Verlies, verlaten worden, breuk, gebreken, verbroken, klaar, uit.

Toch is dat gevoel van een horizon die telkens wijkt en je weer een onbekend terrein laat zien, die zo erg hoort bij het groeien van de jeugd, iets wat leven geeft en je voortstuwt. Je weer nieuw leven laat zien te midden van verlies en dood.

Ik geloof wel, dat het mogelijk is om je te blijven richten naar het licht, ook al vouwen mensen en dingen zich weer ineen, rollen ze zichzelf als het ware op. Misschien zijn het coconnen die een ieder altijd weer, spint. Om toch van rups, een vlinder te worden.

Rupsen lijken totaal niet op vlinders. Niks aan zo'n raar, harig bobbelig onderkruipsel, donker en aards, dat lijkt op de kleurige tere vlindervleugels, die licht en luchtig zullen fladderen van bloem naar bloem... Ach, wie weet, wat wie wordt... wie wat wordt... je gaat er vanzelf van stamelen.

Verstilling

Gisteren in verrukking in de trein gezeten. Dat stille winterlandschap, alles wit. Zwarte kraaien, kleine ponnies, wat ganzen in uitgestrekte sneeuwvelden. Oude beuken die groot en standvastig geworteld staan in de stilte, takjes, hekjes, rietstengels; alles komt anders en intenser tevoorschijn.

Misschien moeten we het regelmatig laten sneeuwen in ons hart. De stemmen van anderen en van jezelf dempen onder een laag zachte sneeuw. De hitte van het geschreeuw van wat moet, hoort en goed is, laten afkoelen...

Wat blijft er dan over? Een serene stilte? Louter de vormen van een gaaf hart? Misschien zie je de rafelige randjes dan beter. Het kneusje aan de zijkant. Jouw hart... Je kunt het bijna in je handen houden.

Visualiseer dan, dat er ineens rood bloed doorheen stroomt. Dat ditzelfde hart de pomp is die het bloed laat stromen door je lichaam. Het beademt je, zonder hart geen leven. Vlees, herinnering aan hartstocht, de tocht van je hart naar het kloppend hart van het leven.

Ach, soms is de wereld mooi in wit en zwart. Soms juist in alle kleuren van de regenboog. Alle kleuren onstaan uit het zwart en het wit. Uit het duister en het licht.

In de duisternis van de moederschoot groeien we beschut op en worden van één zaadcel en één eicel, een mens, die geboren wordt in het licht.

En dan? Na de explosie en uitbundigheid van alle kleuren die de wereld geeft, lijkt alles zich weer ineen te vouwen. Terug naar de eenvoud van het zwart en en wit. Verstilling. Niemand weet wat er gebeurd, als je voor het laatst de ogen sluit. Licht? Wit? Het is een onbeschreven blad. Blanco.

zondag 23 november 2008

Het gaat door

Gisterenochtend wakker worden in dat heldere witte sneeuwlicht. Het tuimelraam boven glinsterde van de opeengepakte sneeuw, edelsteenachtig met daartussen wat lichtbruine dunne bladeren. Alle nerven tot in de dunste haarvaten zichtbaar. Een winters stilleven, zomaar vlak voor je neus.

Zo'n eerste winterse ochtend, sneeuw op het gras en de daken, onder mijn bamboe, op de grillige takken van mijn appelboompje, een roodborstje, twee mussen en een merel die met zijn gele snaveltje pikt in de laatste rode appel aan de boom... Dat roept bij mij een lentegevoel op. Alsof alles schoongewassen weer opnieuw kan beginnen.

Helemaal vreemd is dat niet. Ook het christelijk liturgische jaar begint in de winter, zo vanaf de adventstijd naar de geboorte van Jezus. Het ontkiemen en ontwaken is daar dan een logisch gevolg op. In mensenlevens is dat veel moeilijker om te begrijpen en te accepteren. Dat het leven van mensen in de winter van hun leven al kiemen heeft gezaaid van volgend leven...

Het volgende gedicht van Adriaan Morriën articuleert dit verlangen: dat het leven doorgaat ondanks de dood, dat we ons altijd verbonden weten met wat was en zal zijn.

NIEUWE LENTE

Niet alles ging verloren van een jeugd als deze,
vaak komen avonden als uit een oud verlangen
en liggen onze handen in geluk ontspannen
en is ons hart van vroeger leed genezen.

Wij zien de wereld in een hemels licht,
de tekenen van hen die vóór ons waren
worden door ramp en oorlog zelfs niet uitgewist,
nog geeft een mens de zuiverheid van zijn gebaren.

Nog is het hart geboren voor geluk
en hoopt de ziel op liefde, kinderen, bloemen
en kan de mond de teerste namen noemen
en breken woorden van verrukking stuk.

zaterdag 22 november 2008

Foto

Ik zit met vriend T. op de bank en hij laat voor het eerst zijn site zien, waar al zijn kunst met een grote K. opstaat. Ik vind dat hij mooi werk maakt. Geheel in de lijn van mijn eigen zoektochten: het verlangen naar God... het 'Onbenoembare'... dat wat de wereld voedt en leven geeft. Altijd aanwezig en afwezig tegelijkertijd... Herkenning dus, maar daar zijn we ook vrienden voor.

Ergens op zijn bureaublad zweefde nog een foto die hij van mij gemaakt heeft. Kun je die niet toevoegen aan mijn blog, vraag ik. Ik zelf ben namelijk een internetdummie, zonder eigen internetaansluiting. Hij aan het proberen. Poeh, een spanning en sensatie. De foto komt eerst uitvergroot en bedekt de hele voorpagina. Hellup!!! Kun je nog terug? Als zometeen maar niet het hele blog verdwijnt, roep ik.

Nou is het gelukt om het fotootje piepklein aan mijn profiel toe te voegen. Iets groter aan de zijkant zou mooier zijn. Maar zover reiken zijn capaciteiten niet. Zometeen gaat hij eenmalig de foto als afbeelding aan dit blogje proberen te plakken. Kijken of dit lukt. Zijn site is overigens te vinden op: http://www.thijsrutten.nl/.

vrijdag 21 november 2008

Biebjuf

Gisterenavond in de stemming om eens een oude videofilm te bekijken. Maar welke? Ik stopte eerst Philadelphia erin, die film waar Tom Hanks een homo-advocaat speelt die aids heeft en een rechtzaak begint tegen zijn eigen advocatenkantoor. Indertijd de eerste Holywoodfilm met een openlijk gay thema. Na tien minuten had ik het wel gezien. De jonge Tom Hanks speelt fantastisch, precies die mengeling van scherpzinnigheid, joie de vivre en homovenijn. Maar ik had geen zin om zijn aftakeling mee te maken en het sociale isolement na zijn coming-out. Dat de wereld hard is en medogenloos, je wilt het soms niet weten.

Vervolgens dacht ik aan The Hours, maar ook die film lijdt aan hetzelfde euvel. Een prachtige bewerking van Mrs Dalloway van Virgina Woolf naar een boek van Michael Cunningham maar ook daar: een eenzaam jongetje, wiens moeder ooit plotseling verdween en die in het heden stervend is. En Virginia Woolf die met stenen in de zak de rivier inloopt. Soms is het allemaal wat teveel, om dat geworstel van mensen mee te beleven.

Dus het werd Sense & Sensibility in de regie van Ang Lee, een van mijn favorieten. Hij maakte Broke back mountain en Crouching Tigers, flying Daggers en The Wedding Banquet, The Hulk, The Icestorm. En Pushing Hands, die over Tai Chi gaat. Een Chinese Amerikaan wiens belevingwereld veel dezelfde soort ingrediënten als de mijne bevat. Zijn beeldtaal werkt daardoor als een caleidoscoop. Het ene beeld, roept in je geest beelden van andere filmen op. Alsof je zo drie of vierdubbel tegelijkertijd kijkt.

Een film die uiteindelijk goed afloopt met bekende acteurs en dat zorgde voor het tweede caleidoscopische effect: Hugh Grant speelt een zelfde soort stuntel als in Notting Hill, Kate Winslett dezelfde soort vurige dame als in The Titanic, Emma Thompson dezelfde gevoelige ziel als in The Remains of the day.

Hè, daar komt een mens van bij. Aan het einde van een tunnel, kan ook licht gloren. 's Middags had ik daar eigenlijk al wel een mooi voorbeeld van gezien. De biebjuf die er voor mijn gevoel al eeuwen is en die ik met anderen al weleens dat Maffe Mens, heb genoemd, een soort kip zonder kop die je met rollende ogen van achter haar dikke brilglazen te woord stond, half hysterisch, zodat je haar op den duur maar ontwijkt, die biebjuf dus, is gemetamorfoseerd.

Ongelofelijk. Ze is de rust zelve geworden en ze hielp de mensen met een soort sereniteit en een vage glimlach om haar lippen. Werkelijk lief kijkt ze je aan. Een aura van weldadigheid om haar heen. Wat zou er gebeurd zijn? Zoiets vraag je niet. Ik geloof dat ze wel een poos uit de running is geweest. Wonderen bestaan.

donderdag 20 november 2008

Johnny

Gisteren naar de film Aanrijding in Moscou gegaan. Iemand had gezegd dat ze nog nooit zo erg bij een film gelachen had. Dus ik stelde me in op een gezellig schuddebuikgevoel rondom dolkomische situaties. Zo'n film was het dus niet. De zaal grinnikte weleens, dat was het. Apart toch, hoe verschillend de ontvangst en beleving van één en hetzelfde kan zijn.

De film begint in een megasupermarkt, waar een vrouw met een moe gezicht en slordige slierten haar langs haar hoofd, de wekelijkse boodschappen doet met twee kinderen. Buiten bij het uitparkeren botst ze tegen een vrachtwagen aan, zonder lading. Een rood vikingtype stapt uit, Johnny geheten, 14 jaar jonger dan haar en ze schelden elkaar een potje huid vol. Tijdens het schelden zie je al iets blinken in de ogen, een tinteling van wat anders.

Zij blijkt gescheiden te zijn van een tekenleraar die er met één van zijn leerlingen vandoor is. Ooit waren ze dolverliefd en innig, zij zouden gelukkig met elkaar worden. Maar de midlife-crisis is gearriveerd: al vijf maanden, twee weken en drie dagen twijfelt hij of hij door zal gaan met zijn nieuwe liefde. Of terug zal komen in zijn gezinnetje met drie kinderen, waarvan de oudste Vera, ook nog eens met een vriendinnetje thuiskomt. Ze wonen in een slordig flatje tjokvol jaren zeventig spul.

Zij zegt van den beginne af aan dat zij hem terug wil en zijn avontuurtje vergeeft, ook al duikt ze met Johnny in de camion, de vrachtauto dus, die hij 's nachts onder een viaduct van een kruising van snelwegen en de trein geparkeerd heeft. Johnny heeft een strafblad, door een slechte dronk heeft hij zijn ex ooit in elkaar getimmerd, toen bleek dat die al drie maanden een verhouding had met een advocaat.

Anyway. De film is wel hartverwarmend. Man wil na al zijn ge twijfel terugkomen, het is zo'n halfzacht, vrouwvriendelijk eitje met iets van een loosers-aura om hem heen, zo eentje die zichzelf heel leuk en geweldig vindt (ik heb een allergie voor dit soort types). Daar zit ze dan op hun bank en ze laat zich weer door hem portretteren met houtskool, iets waar ze voor de ontmoeting met Johnny van droomde, dat dit weer zou gebeuren.

Maar de jus is eruit. Redelijkheid werkt niet. Jezelf opkalefateren met woorden als 'We komen er wel uit': het helpt niet. De rek is eruit, het leven gesmoord in uitstel en overmoed, dat de ander wel wachten zal. Het leven is doorgegaan en die andere is buiten haar eigen wil om, weer aangeraakt. Letterlijk en figuurlijk.

Zo dient nieuw leven zich aan, geloof ik. Niet in wat je bedenkt of uitstippelt, kunt regelen of controleren. Maar gewoon... in een aanstekelijke lach, iets geks dat gaat glanzen in je hoofd nog voordat je het bewust bent. Je wordt er buiten je wil om, naar toe gedreven. En dan is het de kunst om het vast te pakken, aan te grijpen, voordat het te laat is.

woensdag 19 november 2008

Kier

Er zijn twee soorten van reizen. Je stapt in het vliegtuig, de trein bus of auto en reist de hele wereld rond. Aaahaaa, dat is mooi. Je drinkt de geuren, kleuren, exotische gewoonten en gebruiken, prachtige landschappen, enzovoort enzovoort in. Behalve de verplaatsing en de verzorging van je lichaam, hoef je verder niks te doen. De wereld laat zich aan je zien in al haar diversiteit.

Daarnaast heb je de reis, die de reis naar binnen heet. Je kunt daarvoor gewoon in je kamer, op een stoel blijven zitten. Het is de reis die zich in je geest afspeelt, de reis naar de kern van je hart, waar onvermoede andersoortige vergezichten of eerder INzichten zich aan je openbaren. Deze reis is veel moeilijker. Er is geen geheel verzorgd arrangement, geen bruisende wereld vol impulsen en avonturen die op je wacht.

Kluizenaars ondernemen die reis. Monniken, kloosterlingen, asceten. Ze blijven zitten waar ze zitten verroeren zich niet en getuigen toch van allerlei wonderschoon. Vreugde. Helderheid. Licht. Liefde... Zulke woorden nemen ze dan in de mond. Om het te ervaren vraagt het wel een soort van graven. In stilte. Een oude wijze vader zei al ooit: 'Een hart is als een vijver. Graaf de vijver dieper en het water wordt steeds helderder. Werp er mest in en het wordt vuil.' (Apothegmata, Latijnse verzameling 21,14).

Wat je tegenkomt is nog nooit gefotografeerd. Je kunt er geen fotoboek of slideshow van maken. Het lijkt niet eens écht, ware het niet dat er toch zoveel mensen van getuigen. De reis naar binnen is van buiten niet spectaculair. Daar zit je dan, op je stoel, niks te doen... Toch vraagt het heel wat verbeeldingskracht om werkelijk NIKS te doen. Niet rond te gaan zwerven in je eigen gedachten, fantasieën, ideeën over jezelf en anderen. Wie dat doet, verdwaalt juist in een woud van schijngestalten.

Wat wil je dan? Ik vond een mooi gedichtje uit China van XU Zhimo

Wijde zee

Ik kan zonder de wijde zee, de lege hemel,
Ik kan ook zonder grote vlieger,
Die aan de hemel met de wind zijn spel speelt;
Ik wil slechts een moment
Ik wil slechts wat licht
Ik wil slechts een kier -
Als een kind dat
In de donkere kamer voor een raam kruipt
En aan de westelijke hemel blijft uitkijken naar een niet aflatende
Kier, een
Licht, een
Moment.

Als je eens niets te doen hebt, niet weg kunt van de plek waar je je bevindt: Lees dit gedicht dan eens hardop en wees daarna STIL. Kijk, maar wat er dan gebeurt. Kijk maar!

dinsdag 18 november 2008

'Rookverbod'

Wat een fantastische ervaring! Om in het donker in de kloostertuin te wandelen met een sigaartje. Een enkele ster kwam kort tevoorschijn van achter het wolkendek. Wilde ganzen vlogen over. De nu kale zwarte silhouetten van de bomen in het bos. Met mijn voeten slepend door de natte bladeren op de grond. Het kloostergebouw te zien liggen, enkel ramen verlicht.

Roken: dat doe ik eigenlijk alleen buiten, liefst onder een sterrenhemel voor mijn tentje. De warmte van het sigaartje tussen je vingers, de geur van wat rook die omhoogkringelt. Maar dit was nieuw en voor herhaling vatbaar: de stille sfeer van de tuin gecombineerd met een sigaartje.

Capucijnen rookten vroeger allemaal. Het was een deel van hun leefstijl, sigaren. In een kastje ergens onderin blijkt nog een hele voorraad te liggen. Allemaal krijgertjes. Van dikke bolknakken rechtsreeks uit Zuid Amerika, nog uit de missie, tot sjieke met gouden sigarenbandjes. Nu rookt er niemand meer. Maak ze gerust op hoor, zei men tegen me.

Aanleiding om er nu een op te steken was het eerste item in het acht-uur-journaal, dat maar liefst vijf minuten duurde. Over het rookverbod in de horeca, wat met de voeten getreden wordt. Een socioloog gaf commentaar. En een historicus. Over de eigenzinnigheid van de Nederlander die zich niet zomaar wat laat gezeggen. Dat dit niet typisch Nederlands was, werd meteen gelogendstraft omdat de aandacht vervolgens naar Duitsland ging, waar het rookverbod ook al niet werkte.

Ik werd er recalcitrant van. Is dat nou het nieuws waar we ons een kwart van de tijd van het journaal over moeten buigen? Waar gaat het eigenlijk over? Volgens mij over vrijheid. Ons maatschappijtje is zo ingesnoerd dat de grote escape het tóch stiekem roken is. En solidariteit beleven omdat de klanten vast met de pet rondgingen om gezamenlijk de boete te dokken, mocht er onverhoopt toch controle komen.

Een van de volgende onderwerpen was dat geestelijk gehandicapten en dementerenden letterlijk aan een band werden gelegd: vastgebonden aan stoel of bed. Zeven doden waren er al gevallen, zo. Wat leven we toch in een rare samenleving. Effe paffen. Lekker, hoor.
PS : Broeder Janus vertelt naar aanleiding van mijn rookavontuur in de tuin bij de afwas: Het werd ons als jonge knaap aangeraden om te gaan roken. Dan had je tenminste wat, zeiden ze daarbij. In de middag schalde het: TIS! Dat was: het is zo ver: allemaal roken!.

Van frons naar glimlach

Je hebt dat schilderij van Rembrandt. Het verraad van Petrus. Je ziet het gezicht van Petrus verlicht door de vlammen van een vuur en het gezicht van een meisje die hem gretig aankijkt: 'Jij bent toch die man die hoort bij die ander, jij bent ook een van hen!' Het is het moment van twijfel, van overgang dat Rembrandt vastgelegd heeft. Wat zal ik doen, wat zeggen? Wij weten dat hij Jezus zal verloochenen en net zal doen alsof hij hem niet kent.

Zo'n zelfde moment van overgang zie je ook in de Mozes van Michael Angelo, een gigantisch groot marmeren beeld dat in Rome staat. Mozes heeft net de stenen Tafellen met de tien geboden van God ontvangen en daalt weer van de berg af. Daar ziet hij zijn mensen zich verlustigen in alles wat God verboden heeft. In de blik van Mozes zie je nog waar hij vandaan is gekomen, er straalt nog iets hemels en krachtigs, maar je ziet ook wat hij voor zich ziet: de absolute ontkenning van alles waar hij voor staat. Wat nu?

In beide kunstwerken is er een frons in het voorhoofd, een even helemaal niet meer weten hoe het zal gaan, wie je kunt zijn voor jezelf en ook temidden van anderen. Als je dat vergelijkt met de serene blik van Boeddha, met een glimlach en de ogen half gesloten, dan voel je wat er in de blik en de ogen van Petrus en Mozes besloten ligt: onrust, twijfel, het niet meer weten.

Pas was er op tv de documentaire 'De Dhamma Brothers'. In een van de zwaarste gevangenissen van de USA, in Alabama, is Vipasanna-meditatie geïntroduceerd. Tien dagen lang stil zijn en mediteren. Een gymzaal werd daartoe ingericht en de gevangenen en instructeurs werden ervoor en erna gevolgd. De zwaarste criminelen veranderden door deelname. Ze waren in staat om het verschil te maken tussen hun eerste emoties en drijfveren en zichzelf: ze werden zich bewust dat ze zelf een keuze hadden om de eerste impulsen te volgen of daar afstand van te nemen.

Ontroerend was het om te zien, dat de frons en de zoekende blik plaats maakte voor het gladde voorhoofd en een vage glimlach. Soms zelfs in een fractie van een seconde, in hetzelfde gesprekje. Een gevangene die vertelde dat zijn eigen dochter vermoordt was. Hoe hij als eerste dacht: als ik hier uit kom dan vermoordt ik de dader. Om vervolgens zijn haat en onvermogen te accepteren en te kunnen denken: nee, ook hij is een mens, net als ik.

Ik denk dat we beide mogelijkheden sterk in ons hebben en wellicht ook nodig hebben. Het moment van de frons: de twijfel en niet weten wat je wilt. En het moment van de glimlach: bewust kiezen , dat gaan léven en daarmee de dingen ook kunnen laten gaan, loslaten.

Vanochtend zong de hopenlijk nieuwe toekomst voor het klooster, een groep van twaalf mensen op het einde van de 'teambuilding'. ( Wat een raar modern woord ineens, had iemand vantevoren nog skeptisch gezegd). We zongen: 'Wat altijd is geweest, het waaien van de geest.' Dat is voor mij: bewust de overgang maken van frons naar glimlach, elke keer weer.

maandag 17 november 2008

Over zoetheid

Vandaag ben ik in een tijdmachine geklommen en ben ik op bezoek gegaan bij Cassianus, een woestijnvader uit de vierde eeuw, een van de grondleggers van de kloosterlijke leefstijl. Ik wilde hem wat vragen. Hier volgt ons gesprekje.

Ik: 'Je zei tegen me iets over zoetheid, wat me bij is gebleven. Je zei: ... zo is iemand die het niet ervaren heeft, niet in staat haar onder woorden te brengen. Het is ermee als iemand die de zoetheid van honing aan een ander die nooit zoiets geproefd heeft, met woorden duidelijk te maken... Slechts door eigen kennis van de zoetheid wordt men gevangen en men kan het genot van de geproefde smaak enkel zwijgend bewonderen in zijn binnenste. (Coll. 12:13) Nou vraag ik me af hoe ik die zoetheid smaken kan.'

Cassianus: 'Ga geen onbuigzame houding tegen anderen aannemen, want je weet dat de menselijke kracht niets is, als de goddelijke kracht niet helpt.' (Coll. 12:15). 'En vergeet ook niet dat het verschil tussen de ene mens en de andere zo groot kan zijn als tussen hemel en hel, afhankelijk waar de geest op gericht is.' (Coll. 12:16,3)

Ik: 'Zeg je nou, dat ik als ik me op goddelijke kracht richt, het dan wel goed met me zal komen?'

C.: 'Wat is goed? Mijn ervaring leert me dat God vrijgevig is. Dat als je je open stelt, je de bescherming van God zult ervaren. Alle goede gedachten en werken vinden hun oorsprong in God.' (Coll. 13:3, 5)

Ik: 'Dus eigenlijk vraag je: Wíl je wel écht zoetheid proeven en smaken, of niet?'

C.: 'Ja. Wil je kennis van het goede genieten? Als dat zo is dan trekt de genade, de gratie je vanzelf naar die zoetheid. Want God roept, nodigt uit, wacht en geeft kracht. Die genade van God zit in jezelf, proef maar!' (Col. 13:12,11). 'Het schuilt in je binnenste.' (Coll. 143,2)

Ik: Maar hoe kom ik dan bij dat binnenste? Er zijn zoveel stemmen en gedachten in me...ook dat ben ik, al die drukte en dat gedoe.

C.: Ook als je voedsel echt wil proeven, dan kan dat toch niet als je blijft praten? Het voedsel in je mond doet je vanzelf zwijgen. Zo raad ik je aan om een oplettend hart te hebben en te zwijgen, alsof je stom bent. (Coll 14;4) . Proeven is net als luisteren. Beide veronderstellen dat je stil kunt zijn . (Coll. 14, 5+7)...dan ga je beschouwen met een zuivere blik in je hart (Coll 14;9). Dan smaak je het engelenbrood, een tijdloze en hemelse zoetheid.' (Coll. 14:10)

Ik: 'Weet je Cassianus, de mensen in mijn tijd hebben niet zoveel meer met God. Kunnen we God niet weglaten in dat hele verhaal over zoetheid?'

C.: 'Tja, dat kan. De vraag is dan: Waar komt die zoetheid vandaan? Je kunt God ook beschouwen als die kern in je hart, die zoet smaakt, als het je gelukt om niet af te dwalen met je gedachten omdat inhoudsloze gedachten je van die zoete smaak verwijderen.' (Coll. 14:11). 'Je kunt ook zeggen dat je in de stilte in het vat van je binnenste, in je eigen hart, je een geurige wijn ontdekt. Dat daar een nooit op drogende bron vloeit, waaruit je altijd kunt schenken. ( Coll. 14:5). Dan maak je dat hart, je ziel schoon want anders bederft het: Niemand doet toch in een pot die bedorven is en stinkt, een edele zalf of goede honing of een andere kostbare vloeistof?' (Coll. 14:2) Noem God dan maar de wijn die het hart van de mens verheugt. Dat heb ik niet eens van mezelf hoor, dat staat in Psalm 104!

Ik: 'Nou, dat zoeken we dan even op. Aha. Die Psalm gaat over de zichtbare wereld, die door God gewild is. Dan is al het spreken over God als poëtische taal, waarmee je uitdrukt dat je onderdeel bent van een wereld die niet mechanisch en materialistisch is, maar altijd groeiend en in beweging:

Bronnen wijs jij hun loop naar de beken:
tussen bergen door wandelt het water,
drenkt alle dieren van het veld,
de woudezels lessen hun dorst;
boven nestelen de vogelen van de hemel
doen zich horen van tussen de takken.
Zo'n vogel wil ik wel zijn... op zoek naar het zoete engelenbrood.

C.: 'Dan wil ik je ook nog zeggen dat je ook nog in plaats over God, over de liefde kunt praten, als de mensen in jouw tijd dat beter verstaan. Want de apostel Johannes zei het al: God is liefde, degene die in de liefde woont, woont in God en God in hem.' (Coll. 16:13). 'Geduld en mildheid kunnen je helpen om open te staan voor de liefde.' (Coll. 16:22). 'Dan kom je vanzelf bij die zoetheid. Als je eenmaal geproefd heb, is de herinnering eraan zo sterk dat die blijft, ook al is je heden bitter...' (Coll. 16:26)

Ik: 'Nou ik vind dat een heel bemoedigend perspectief. Ik proef al wat van het zoete... Mijn tijd is gekomen om te gaan... Dag!'

donderdag 13 november 2008

DMW

Ja, je hebt dat versje van Toon Hermans.

Sterven doe je niet ineens,
maar elke keer een beetje
en alle beetjes dat je stierf,
't is vreemd, maar die vergeet je,
het is je dikwijls zelfs ontgaan
je zegt ik ben wat moe,
maar op een keer dan ben je aan
je laatste beetje toe.

Het wordt veel gebruikt op rouwkaarten. We hebben er in het klooster in groepjes over gesproken na de Transitusviering van Franciscus op 3 oktober (zie blogje Plezier, sept.)

Hoe moeilijk is het om te aanvaarden als dat allerlaatste beetje bij iemand wel heel dicht bij komt. Hoe moeilijk om het bespreekbaar te maken... We houden ons liever bezig met wat nog mogelijk is, wat de nieuwe God van De Medische Wetenschap nog kan.

Maar is DMW geen afgod...? Hoeveel moet iemand nog lijden om dat beetje leven nog te rekken? Hoeveel mensen sterven tegenwoordig niet moederziel alleen in een ziekenhuisbed of in een verpleegtehuis, vast aan slangetjes, terwijl hun naasten op een oor, ver weg van hen vandaan zijn?

De dood komt achteloos, via de achterdeur, we willen die niet verwelkomen. We willen er geen ruimte voor maken. Omdat het zo moeilijk is om écht afscheid te nemen. Om te aanvaarden dat een leven werkelijk op raakt... Dus we vermommen de dood. We hullen hem in het kleed van DMW. Maar daarmee vergeten we ook te leven. En bij leven hoort ook: afscheid nemen... loslaten... Hoe moeilijk en zwaar dit ook is.

Kindersfeer (2)

De eerste helden in mijn leven zijn toch wel: striphelden. Kuifje: avontuurlijke reporter die de hele wereld zag. Lucky Luke: cowboy die steevast over de grote prairie en bij een ondergaande zon op zijn paard zong: I am a poor lonesome cowboy and a long way from home... Héél even zo herinner ik me, was ik ook weg van Michael Valliant; die racewagencoureur. Ergens zit er in me dus een voorliefde voor snelheid en de glamour van een sportauto.

Allemaal mannelijke helden.Ook in de stripwereld zijn die dikker bezaaid dan vrouwen. Je had Katja, het katmeisje in de Tina, ook een favorietje. Bessie Turf, vroeger om te smullen, nu vind ik het wat minder. Asterix en Obelix; blijft leuk. Toen zag je alle woordgrapjes niet en waren het vooral de druïde die de toverdrank maakte en de arme vals zingende Bard, die tot mijn verbeelding spraken. Druïde en Bard waren geen doorsnee mannen.

Hoe sterk bepalen deze striphelden je voor later, voor nu dus? In mijn geval best veel. Ik kan ze herleiden naar dromen en verlangens die ik nu nog heb. Ik kan niet zingen en zou dat heel graag wél kunnen. Ik hou van reizen en de open vlakte. Het dorpse en een groot kampvuur onder een sterrenhemel in het bos en tegelijkertijd de wereld verkennen van A. en O. Het dubbele leven van Katja, gewoon en toch bijzonder...

Dat laatste is ook het geval bij Superman en Batman. En in het kinderverhaal Minoes, van Annie MG Schmidt. In Karlson van het dak van Astrid Lindgren. In Mission Impossible de tv-serie waar een groep mensen de meest gekke dingen verzonnen voor het Goede Doel: de redding van een enkeling of iets aanverwants. Ook Ocean Eleven en Twelve heb ik zeker al drie keer bekeken en pasgeleden genoot ik van The Italian Job. Clubjes boeven die de rijke blasé meute en een verrader in eigen gelederen te slim af zijn.

Ik ben eigenlijk nooit volwassen geworden. Gisteren liep ik in het bos van het klooster met de geharkte bladeren tot aan mijn knieën. Blad weggeschoppen en erin blijven slepen en hangen. Een kinderknop in mijn hersentjes wordt geactiveerd en ik voel me dan volkomen in mijn element en wordt er een beetje gek en dollerig van, in die zoete herfstgeur.

Twee jaar geleden kwam iemand met een strip aanzetten die ik nog niet kende: Douwe Dabbert. Een klein kabouterachtig mannetje met een toverknapzak op zijn rug. In de eerste grote tekening op de eerste bladzijde, loopt hij meestal ergens midden in de grootse natuur over een verlaten weggetje. Uit zijn knapzak komt elke keer precies wat hij nodig heeft: zijn fluit, eten, gereedschap, een knuppel om mee te slaan, een muizenval voor iemand die in zijn knapzak grijpt.

Het is een kleine landloper, op weg naar nergens. Ja, de strip past bij mij en zal naast Kuifje en Lucky Luke wel tot mijn heilige iconen blijven horen, tot mijn laatste snik.

woensdag 12 november 2008

Engel van het verstaan

Ik ben maar even voor: kort en sober. Vandaag heb ik me in het kader van een meditatie gebogen over de engel van het verstaan. Ik typ maar even over, wat vrijdag de zegewens wordt:

Moge de engel van het verstaan
jou als haar oogappel bewaren,
jou een open, heldere blik geven
en onder haar vleugels beschutting.

Moge de engel van het verstaan
jou toerusten met kracht
zodat je de weg naar een ander voor je ziet
en met voeten als vleugels elkaar tegemoet komt.

Moge de engel van het verstaan
je zegenen met échte ontmoetingen
waar 'genade en waarheid
gerechtigheid en vrede elkaar kussen.
(vgl. Psalm 85:11)

Ach... wat gun ik mensen toch een leven op het scherpst van de snede. Dat je je tijd niet verdoet met omtrekkende bewegingen. Dat je durft om de andere werkelijk aan te kijken, een echt gesprek te voeren en niet over ditjes en datjes en dagelijkse beslommeringen.

dinsdag 11 november 2008

Oud groen boek

Vandaag doe ik maar eens een gedichtje dat zomerse sferen oproept, het heimwee naar jeugd en oude tijden. Geboren worden: leven, mensen ontmoeten, mooie verten zien, liefde krijgen en ontvangen en uiteindelijk ook weer van alles afscheid nemen... zo is het leven. Hoe moeilijk om te accepteren soms.

HET IS EEN OUD GROEN BOEK

Het is een oud groen boek, wat los;
het ruikt naar litho's en naar regen.
Als ik het opsla roept de koekoek in Bohemen,
is het zomer, en een herdersknaap
met opgestroopte broek en mouwen
grijpt naar forellen in een grot;
of winter - en de kolenmeiler rookt,
het zuiver hout ruikt in de fluisterende stilte
van het verlaten woud.
Waar ben ik dan; slechts even, éven
toegegeven aan dit zoet gemis,
aan dit geluk, die koekoek in Bohemen,
die jongen met zijn bruine benen,
dit boek, dit woud, dit oude zelf,
zo lang geleden
dat het veel dieper dan naar huis gaan is.

Het zijn de herinneringen in je hart die je doen leven, tot je laatste snik. Daar leef je voort, dat levendige verleden is er nog altijd, al is de tegenwoordige tijd al heel lang een ander. Zo leef je ook voort bij anderen. Hoe precies dat weet je niet. Zij lezen en maken hun eigen bladzijden in hun eigen boek.

Hans Warren zegt dat mooi in het gedicht: in het oude groen boek, huist een oud zelf, waar je altijd weer thuis komen kan. Dit oude zelf zien anderen ook en zo leef je voort. Elk oud groen boek vernieuwt zich, groenkracht van binnen, het wordt weer lente.

maandag 10 november 2008

Sprekend hout

In het klooster zijn twee tuinvrijwilligers, P. en P. Ze wonen in de buurt en komen gemiddeld drie keer in de week kijken of er wat te doen is. Soms nemen ze een kleinkind mee, op een skelter. Ze zagen bomen om, maaien met een machine het gras in het binnenhof van de pandgangen in het klooster en de wandelpaden. Ze timmeren aan een verbetering van het kippenhok of de volière, ze onderhouden al het gereedschap. 'Zonder jullie zou het hier een aardig zooitje zijn', zei ik pas tegen de ene P. Breed lachend nam hij de woorden in ontvangst.

Nu is het de tijd van de bladblazer. Van boven in mijn kloosterkamer hoor ik het ronken. Daar loopt hij met een rugzakje met motor, de blaasslurf zwenkend voor hem uit. Nou, dat gaat wel heel makkelijk: veel sneller dan met de bezem. Ik spreek hem wat later: 'Ik doe alleen het voorste gedeelte van de tuin hoor, achter in het bos niet. Dat is monnikenwerk.'

Dat is een grappige observatie. Achter in het bos komen alle paden uit in het midden, waar een ronde houten lage tafel staat met boomstammetjes eromheen om te kunnen zitten. In het begin van elk pad, de uiterste rand van de tuin, daar staan de beelden. Ik ben het wel met hem eens, dat harken in het bos, monnikenwerk is. Daar past geen lawaaiige bladblazer.

Ik veeg en hark graag in het bos. Van de beelden af of juist naar ze toe. Blad in de cirkel onder rond de tafel latend, pleintjes van aarde makend bij de beelden zelf. Monnikenwerk: het gaat niet om snelheid of nut. Je voelt je een deel van het bos zelf en probeert de stilte te laten spreken.

Het bos dat spreekt, het hout dat vertelt. Per toeval dacht ik de laatste dagen aan de priester en beeldhouwer Omer Gilliet. Een Zeeuw uit Breskens die oud hout dat hij zomaar vindt langs de zee en andere plekken, bewerkt tot heel mooie beelden. In het klooster heeft iemand een beeld van hem. Als je aan de ene zijde zit, zie je er een vrouw in die een kind koestert in haar arm en aan de andere zijde is het ineens een heel groot luisterend oor.

Omer Gilliet kiest soms bijbelse scènes uit, om af te beelden. Maar ook primaire gevoelens zijn titels van zijn beeldhouwwerken: Zachtheid. Chaos. Liefde. Verlangen... etc. In een kerk van Brussel staat ook een prachtig beeld centraal, zodat het licht uit de hoge gotische ramen rondom, het geheel steeds anders belicht. Het stelt de rentevoet voor (jawel!), het monster van het kapitalisme dat de kleinen vertrapt. De wijze waarop de nerven meedoen, de glooiingen en knoesten over meestromen en weerbarstigheid spreken: je wordt vanzelf wat aardiger door naar zijn werk te kijken.

Zelf zegt hij: 'Voor ik begin met kappen in een oude stam observeer en kijk ik eerst goed, op afstand en bid ik. Nadien volgt het kappen.' Goed motto voor een ieder die wat te saneren heeft in het leven.

zaterdag 8 november 2008

Detox

Nog steeds in het kader van het detoxing progamma, na het teveel aan Belangrijke Zaken, bladerde ik vanochtend in A Flower Fairies Treasery uit 1923 van Cicely Mary Barker. Een aantal jaren geleden werden we overspoeld met die fairies, die je in elke cadeau- en woonshop kon kopen. Alle fans hebben ze binnen, ik ook twee stuks, dus de hype is weer overgedreven.

Ze blijven leuk, aansprekend, kleurrijk. Ik ben ook echt beter naar bloemen, bomen en planten gaan kijken door die fairies. De sfeer doet me denken aan de oude kleurplaten van de lagere school. Die hadden iets magisch voor mij. Met verjaardagen en speciale gelegenheden mocht je er een uitkiezen. Elfen en ander liefs stond erop. Zoet word je ervan...

Gewoon pretentieloos lief en leuk. Ik doe hier het lied dat over de beuk gaat, omdat ik gisteren zo prachtig in de ritselende geelbruine serpentineregen stond.

THE SONG OF THE BEECH TREE FAIRY

The trunks of Beeches are smoothe and grey
Like tall straight pillars of stone
In great cathedrals where people pray;
Yet from tiny things they've grown.

About their roots is moss; and wide
Their branches spread, and high;
It seems to us, on the earth who bite,
That their heads are in the sky.

Zo. En nu maar hopen dat ik zo week en weeïg wordt, dat ik weer ga snakken naar steviger kost.

vrijdag 7 november 2008

Twijfel

Om te detoxen van het bombardement aan spiritualiteit en bewustheid van gisteren, ben ik vanochtend maar eens gaan struinen. Langs een rommelmarkt. En daar me gelaafd aan alle rotzooi die er staat. Een geinig lichtgeel tasje gekocht en Lucky Lucks en zo'n ouderwetse Sjors en Sjimmie waar Sjimmie nog dikke negerlippen heeft en bolle ogen. Lekker, toen dat nog mocht, in plaats van al dat aangepaste.

Het junglebook in Walt Disneystripvorm en twee kleine boekjes van Dick Bruna. Fien en Pien en Het Ei. Hèhè, ik kom weer helemaal bij. Die Bruna, da's zo knap, die eenvoud die het kenmerk is van het ware en alles in de vier basiskleuren. Daarna in de Turkse supermarkt verse munttakjes gekocht, paarse pulpa, inktvis dus en peperkorrels. Geur. Kleur. Smaak.

Het beukenbos waar ik door heen fietste had een serpentineregen van blad dat waaide, fijn. Maar... geheel ontgift ben ik nog niet. Het is toch wel van de zotte, dit gevoel van betekenis en diepzinnigheid en zwaarte die er aan me kleeft, door alles rondom het klooster. Ik heb een hekel aan de middleclass mensen met hun haaibaai woordenbrij die steeds meer aan komen fladderen en straks van het klooster een Spiritueel centrum met Welbewuste Inspiratie willen maken. Hellep!

Misschien moet ik er wég. Hoor ik er niet. Bruno zegt dat toch ook, geloof ik...

donderdag 6 november 2008

O.D.

Vandaag heb ik een Over Dosis gehad. Aan zingeving, spiritualiteit, meditatie, geloof en aanverwante zaken. In het kader van het op te zetten bibliotheekje in het klooster heb ik achter elkaar boeken gescanned, ik bedoel ze in een zo hoog mogelijk uptempo doorgelezen, om ze te kunnen categoriseren. O.D. O.D. O.D. Ik ga bijna knock out.

Bah, wat kan ik dan een hekel hebben aan al dat hoog gestemde... Al die woorden, doelen, idealen die aan je voorbij trekken. Ik geloof eigenlijk helemaal niet in al die spiritualiteit. De Maand van de Spiritualiteit is toch ook een samenwerkingsverband van de KRO, de Trouw en uitgeverij Ten Have, las ik ergens. Dat is toch allemaal ook commercieel héél interessant?

Zeker als het thema dan ook nog eens dat Betere Ik, is. Eindeloze mogelijkheden om weer een franje aan jezelf toe te voegen en daarbij te denken dat je weer heel wat bent op geschoten, op weg naar de hemel. Bah. Koop maar weer een boekje, geef je maar weer op voor een cursusje of workshopje, doe maar weer eens mee aan een lezinkje.

Neem mijn gescheld me maar niet kwalijk. Het is allemaal O.D. O.D. O.D. Er vált helmaal niks te doen of te ontdekken of te onderzoeken. Hoe meer je dat denkt, hoe onrustiger je wordt. Het is een bonte kermis van opties, mogelijkheden en gedoe. Wierrook, klankschalen, geluksstenen, orakelkaarten, glazen piramides, o, o, o, wat een goddelijk vermaak: kassa!!!

Voor mij is het leven maar heel eenvoudig. Zoals in het volgende gedichtje van Chr. J. van Geel:
Olie valt op het water
en liggend denk ik wat
een dromende olie ben ik.

Olie dat in draaiende bewegingen regenboogachtige patronen maakt als het drijft op water. Als je weet dat er een 'ik' is die als die olie is, en een 'ik' die daaronder van helder stil doorzichtig water is... dan... geniet je van alle onverwachte grillige onvoorspelbare kleurige vormen en laat je je tegelijk gewoon dragen door dat water. En het kost niks.

Kleur (3)

Ik kon het niet nalaten: vanmiddag terwijl de zon scheen even terug naar die plek in de kloostertuin, waar gisteren Bruno stond. Er hing nog steeds wat, daar. Het heilig hart beeld dat ik tot nu toe wat zoetig vond, had ineens iets. Jezus die met de vinger van zijn ene hand naar zijn stralende hart wijst terwijl de de andere hand geopend is, als een kommetje: volg je HART !!

Zo wordt de tuin me langzamerhand steeds vertrouwder. In het Lourdesgrotje heb ik ooit gescholen terwijl er een zwarte donder storm met wind en regenvlagen overkwam. Alle dalia's heb ik met broeder Janus gerooid en ik heb er toch weer een aantal uit de composthoop uit het bos gehaald en in een emmer gezet, zodat ik er van boven in mijn kamer nog van kan genieten.

Maar ik mis... een Boeddhabeeld ergens. Of een grote rode chinese geluksdraak die door het bos heen loopt. Of iets van flowerfairies die feeëriek rondfladderen. Alle beelden in de tuin: het zijn allemaal mannen! Nu vind ik de aartsengel Michael, die met zijn voeten een draak vertrapt, jong met gespierde schouders wel een beetje androgyn, maar toch.

Vrouwelijke energie: die is toch anders als die van mannen. Dat doenerige van mannen, dat weinige warme en zacht flamboyante. Het zijn clichés, maar toch ook een beetje waar: Vrouwelijk dat is: Dat liefelijke dat ook wat stoer kan zijn. Dat zachte dat tegelijkertijd stevig moederlijk en onverzettelijk kan zijn. Dat aardse...

Kleur, daar heeft het ook mee te maken. Gelaagdheid van kleurnuances, in plaats van één overzichtelijk vlak.Verstrooide serpetine speelsheid in plaats van dat constructieve cementerige bouwerige. Rood en rose in plaats van bruin en grijs. Of mis ik nu gewoon de zomer...?

woensdag 5 november 2008

Engel?

Vanmiddag laat had ik een rare ervaring. Ik liep in de kloostertuin een laatste rondje voordat het helemaal pikdonker zou zijn. Heiig en grijs was het, de lange paden bezaaid met oplichtend geel herfstblad. Helemaal op het einde van de bomenlaan, naast een wit heilig hart beeld van Jezus, leek het alsof er iemand stond. Een witte gestalte en terwijl ik dichterbij kwam, leek hij een witte monnikskap op te hebben en een staf in de hand.

Dit kan toch niet, ik hallucineer, zei ik tegen mezelf... Langzaam naderde ik, de gestalte leek wat licht te geven. Toen zag ik dat het 't laatste licht was in de open ruimte tussen de bomen en het beeld dat ook wat hoger staat onder een afdakje. Zie nou wel, fijne levendige fantasie heb je, zei ik tegen mezelf.

Maar plotseling moest ik héél sterk denken aan Bruno de Kartuizer, degene waar ik even helemaal op ben gevallen tijdens mijn verblijf in Valencia. Aan de afbeelding (zie blogje Bruno (3) in augustus, waar hij speels lachend je aankijkt met iets van: maak je niet druk!

Bruno leek nu te zeggen: Zet je niet vast tussen mensen in een groep, al wonen ze toevallig in een klooster. Weet dat je eigenlijke element de stilte en de eenzaamheid is, in de natuur. De verschijnselen van het licht, de seizoenen die gaan en komen, de ervaring van ruimte om je heen: verlies dat niet...

Ik liep verder in de kloostertuin en mijmerde hierover. Er hing iets van een aanwezigheid en ik dacht: is dit nu wat sommigen, vroeger en nu nog, een geestverschijning noemen? Of een Engel?
Toevallig lazen we gisteren met de groep Fioretti 4, en in dit 'Bloempje' komen engelen voor. Ik had nog gezegd dat Engelen op je pad naar mijn idee verwijzen naar je innerlijke stem.

In het verhaaltje staat een heel indringende dialoogje. De engel vraagt aan Bernardus: 'Waarom steek je de rivier niet over? En broeder Bernardus antwoordt: 'Ik ben bang als ik zie hoe diep het water is.' En de engel zegt: 'Laten we samen oversteken, wees niet bevreesd.' Hij neemt hem bij de hand en brengt hem in een oogwenk naar de andere kant van de rivier.

Gisteren zei ik, dat dit voor mij de kern van het verhaaltje was. De transparantie die je ineens zomaar tegen jezelf kunt uitspreken: Ik ben bang. En een stem die dan zegt: wees niet bang...

Iemand van de groep zei dat het haar opviel dat engelen altijd iets zeggen van: vrees niet...Waarom? Ik antwoordde dat het misschien zo was, dat een engel iemand is die zijn vleugelen spreidt over twee gebieden. Je staat nog in veilig, bekend gebied, maar je voelt dat je op een drempel staat naar iets wat onbekend en nog onbetreden is. En dat dit bang kan maken...

Ik weet niet wat ik vanmiddag zag, maar bang was ik niet. Of het nu het produkt was van een sterke fantasie; dat doet er ook al niet toe. Belangrijker is de stem die ik even hoorde spreken: Let op, wees alert, blijf zoeken naar je eigenlijke thuis...

Change

Wakker worden, meteen de tv aan en JA! Obama heeft gewonnen. Die golf van feest, hoop emotie die je dan vanuit Amerika door de beeldbuis voelt stromen. Jongeren op straat, latino's, zwarten. En de oma van Barack in Kenia. Even lijkt de wereld kleiner. Zijn speech zit vol profetisch taalgebruik, bewogen, bewust met grote rust en gedragenheid uitgesproken en 'Yes, WE can!, niet ikke, maar we doen het samen.' Ik begon meteen zinnen ervan op te krabbelen, maar ben ze alweer kwijt geraakt.

Daarom daarvoor in de plaats het Arameens Onze Vader, dat ik onderweg wel weer tegen kwam. Omdat ik hóóp ( nu wel, in een blogje van 14 februari, 'Gevoel versus verstand', durfde ik dat nog niet) dat de belangrijkste man van het Westen zich kan blijven voeden aan dat aura dat er om hem heen hangt: integer, geleid door het goede, een betere wereld voor iedereen. Een aura dat hij niet in zijn eentje maakt: WIJ kunnen dat en doen dat, soms geholpen door heel oude woorden:

Bron van Zijn, die wij ontmoeten in wat ons ontroert,
wij geven u een naam opdat wij u een plaats kunnen geven in ons leven.
Bundel uw licht in ons, maak het nuttig, vestig uw rijk van eenheid nu;
uw enige verlangen handelt dan samen met het onze -
zoals in alle licht, zo ook in alle vormen.
Geef ons wat we elke dag nodig hebben aan brood en aan inzicht;
maak de koorden van fouten los die ons vastbinden aan het verleden
opdat wij ook anderen hun misstappen kunnen vergeven.
Laat oppervlakkige dingen ons niet misleiden
maar bevrijd ons van wat ons terug houdt.
Uit u wordt de alwerkzame wil geboren,
de levende kracht om te handelen, het lied dat alles verfraait,
en zich van eeuw tot eeuw vernieuwt.
Waarlijk - dat er kracht zij in deze woorden -
moge zij de basis vormen waaruit al onze daden ontstaan.

Een heel mooi, bijna verstild moment, vond ik de kus en de omhelzing met zijn vrouw. Alsof ze hem bijna troostte: Ja, het gaat je lukken, het gaat ons lukken, deze historische dag is van ons allen.

dinsdag 4 november 2008

Over de liefde

Toen ik Over de Liefde las, van Doeschka Meijsing, was ik niet bijster onder de indruk. Het las lekker weg, bij vlagen humoristisch met een voyeuristisch, bouquetreeksachtig waasje erom heen. Het betrof immers de ware liefdesgeschiedenis van twee bekende Nederlanders: Meijsing en haar vrouw Xandra Schutte, die er met een man vandoor ging en met hem een kind kreeg. Ook mijn boekenclub was die mening toegedaan: leuk boek, vlot geschreven, maar een meesterwerk? Nou nee.

Donker zat ze bij het verschijnen ervan, bij Pauw & Witteman. Nee, ze zou zich niet meer met de liefde bezighouden, ze had haar portie wel gehad. Toen kwam het bericht dat de man van Xandra dood was en in no time de twee vrouwen weer herenigd waren. Pas zat ze weer bij de twee heren. Stralend. En ze genoot zo van het kind: een wonder op twee benen. Maarre... dat kind is toch van hem, probeerden ze nog. Het mocht niet baten: Meijsing zweeft weer op vleugels van geluk.

En nu helemaal: ze heeft de AKO Literatuurprijs gewonnen en Xandra Schutte zat trots glimmend achter haar. Eigenlijk wel apart: het gratis uitgedeeld boek door de bieb was Twee vrouwen van Harry Mulisch en nu weer, staat er de vrouwenliefde centraal. Ik verdenk intellectueel lezend Nederland dat zij een tegenwicht willen bieden tegen al dat brave gesjoemel van de Christen Unie rondom homoseksualiteit.

Dat gebeurt dan vast op half onbewust niveau. Doeschka Meijsing zelf zei dat de uiteindelijke keuze van de genomineerden toch wel een diffuus proces was. Winnen was leuk, maar of je daarmee nou het beste boek van Nederland geschreven had? Ze noemde zelf het ontbreken van Koetsier Herfst van Charlotte Mutsearts . Dat vind ik nu ook, want ik vond dat een geniaal boek. (zie blogje Zeekomkommer in juli)

Wat wel een leuke illustratie is van het gegeven dat je toch ook maar weinig in staat bent om je eigen leven en dat van anderen te controleren, is dat Doeschka's geluk nu alleen maar dáár is, door de dood van die ander. Vreemd en gek. Ergens las ik dat Xandra Schutte nooit gestopt was met houden van Doeschka, maar Meijsing zelf niet in staat was om haar geliefde te delen met een ander.

Nu geniet ze wel van het kind van die ander, die ooit de breker was van haar liefde... al zijn genetisch materiaal zit ook in dat kind, dus in tweede instantie houdt ze toch ook een beetje van hem, nu. Wat kan de liefde toch aparte wegen bewandelen... Gelukkig, maar.

maandag 3 november 2008

Wonne

Afgelopen weekend was het Allerheiligen en Allerzielen. In de traditie van de katholieken is er dan aandacht voor de gestorvenen. Ze worden herdacht, weer bij naam genoemd, de zielen van de overledenen komen weer in de kring te staan van de zielen van de levenden: zo interpreteer ik dit althans.

Belangrijk is dat, om tijd te geven aan rouwen en herdenken, aan het hernemen van het verleden en daarmee in gedachten houden dat je daarvandaan komt. Dat geeft je ruimte om je in het heden helemaal thuis te voelen: wie treurt en rouwt vindt vreemd en wonderlijk genoeg weer troost en een nieuw thuis.

Dit is ook het thema van Ein Deutsches Requiem van Johannes Brahms (1833-1897). Ik luisterde er dit weekend naar in de uitvoering uit 1964, gedirigeerd door Herbert von Karajan met de Berliner Philharmiker en de Wiener Singverein. De sopraan Gundula Janowitz zingt zo prachtig in deel 5:

Ihr habt nun Traurigkeit
aber ich will euch wiedersehen,
und euer Herz soll freuen
und eure Freude soll niemand euch nehmen.

Dit is uit Johannes 16, vers 22. Het koor zingt dan:

Ich will euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet. (Uit Jesaja 66, vers 13)

En de sopraan weer:

Sehe mich an: Ich habe eine kleine Zeit
Múhe und Arbeit gehabt
und habe groBen Tröst funden (Uit: Sirach 51, vers 35)

En weer zingt het koor: Ich will euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet.

Brahms heeft zijn Requiem zelf samengesteld uit teksten uit het Oude en Nieuwe Testament en geeft dus een eigen interpretatie en vertelt zijn eigen verhaal wat dat is: intens treuren en troost zoeken en ontvangen. In deel 4 hieraan voorafgaand citeert hij uit psalm 84, die over Gods nabijheid gaat: Wie lieblich sind deine Wohnungen.

Mooi vind ik, dat Brahms het vrouwelijke aspect van God naar voren haalt. God is nabij, haar thuis is zoals bij een moeder die haar kind troost.

Het zelf samenstellen uit totaal verschillende bijbelse teksten van een eigen troostrijk perspectief is modern. Hij was hiermee zijn tijd vooruit en mij lijkt dit ook de toekomst van de christelijke traditie.

We kunnen niets meer met massieve geloofsovertuigingen, die ook nog eens loodzwaar omkleed worden met allemaal geboden en verboden. Maar we vinden een thuis in het kleine perspectief van de enkeling.

Freude und Wonne werden sie ergreifen
und Schmerz und Seufzen wird weg müssen. (uit deel 2, Jesaja 35, vers 10)

'Wonne': dat is een prachtig woord. Daar zit wonen in en de associaties van geluk, ten diepste thuiskomen, thuiskomen bij elkaar, elkaar een thuis geven. Wonne: Het is de naam geworden van een Franciscaanse leefgemeenschap waar 'De straat door het klooster loopt', in Enschede.

'Vreugde en Wonne zullen je vastpakken en verdriet en zuchten zullen weg moeten'... Dat vertelt Brahms in dit Requiem. Nog één keer: prachtig!