Terwijl ik met mijn rechterhand de muis vasthield van de computer, speelde mijn linkerhand met een felrood espenblad dat ik zoëven in het park achter mijn huis heb opgeraapt. Fel, fel rood, donkere en lichtere schakeringen op één zo'n blad, de nerven en de spitspuntige randen puntgaaf.
Zo'n blad brengt me even in verrukking, zoals een babyhandje, waar alle vingers en nageltjes opzitten, dat ook kan. Wat is dat toch? Banaliserend zijn beide zo gewoon en deel van de natuur: babies worden ten alle tijden geboren en elk jaar weer komt na een zomer de herfst. Toch is het dat kleine concrete wat even een poort vormt en een overgang markeert: Ja, dit is het begin van de herfst: van oogst van vruchten, paddenstoelen, geurende aarde, vallend blad.
Gek, hoe na elk afscheid, er weer een nieuw begin on staat. Hangen aan wat was, dat maakt zwaar en melancholisch; 'O, o, o, het is weer voorbij die mooie zomer'... Maar het verwelkomen van een nieuw begin: Ha! Herfst! Fijn!, dat maakt vrolijk en levenslustig. Misschien is dat het mooie aan de metafoor én de letterlijke handelingen van het vuur voeden, dat ik de afgelopen dagen veel heb gedaan.
Je gooit telkens nieuw hout op het vuur en dat hout zelf transformeert, wordt vuur en verlicht en verwarmt en after all, blijft het as over. Het is een soort bewustzijn, dat alles voortdurend transformeert en in proces is, niks staat ooit stil. Zondagavond zat de Boekenclub van vijf vrouwen rondom een oranje warme volle vuurkorf, terwijl er twee uilen aan het roepen waren naar elkaar en er een halve maan langzaam tussen de grillige takken van de bomen omhoog klom.
We waren heftig aan het discussiëren over de rol van geweldspelletjes op de computer, de rol van het internet, de jeugd en de wereld die al dan niet geweldadiger geworden was. Over de toestand van de mensheid die al dan niet vooruit was gegaan. B. schoot plotseling in de lach en zei: 'en nou zou iemand ons moeten filmen: vijf dames op leeftijd die zich rondom een vuur druk aan het maken zijn!' Dit is als het ware het moment waar je naar jezelf kijkt en je jezelf tot hout bombardeert dat in het vuur al half verbrand is en zo meteen, tot as wordt.
Toch is dat zo'n beetje de status van het zijn: in de ene hand een deel van de natuur, een herfstblad dat zo meteen weer bruin wordt en verkruimelt en in de ander hand cultuur: de muis van een computer die je werelden instuurt die we met zijn allen gemaakt hebben.Werelden die jouw persoonlijk ikje zullen overleven. En dan laat je beide los en ga je typen: je ikje gaat zich er even mee bemoeien. Woorden komen tevoorschijn: de vehikels waar mensen naar elkaar reiken en elkaar zonder materie en echte tastbaarheid, toch kunnen raken. Zoals vuur verwarmt en verlicht, zolang je het voedt.