zaterdag 31 oktober 2009

Sferen

Gisteren was ik voor het eerst in de Hermitage in Amsterdam. Ik heb het al eens eerder gemeld: ik ben soms akelig gevoelig voor sfeer en 'iets' wat ergens hangt. Ik had me heel wat van de verbouwing voorgesteld, van het oude Amstelhof, een vroeger bejaardenoord, de publiciteit was bij de opening gigantisch. Maar ik kon er niks aan doen: al bij de betreding in de binnentuin kwam er alleen maar een sfeer van mufheid, ouderdom, eenzaamheid me tegemoet. Ik rook lysol en verbanning. Misschien heb ik er vroeger te vaak langs gelopen en zag dan de oudjes allenig voor de ramen peinzen.

Het sfeercontrast met de eerste grote tentoonstelling die over het Russische Hof ging, was groot. Er was een zaal als balzaal ingericht en de andere als audiëntiezaal, aan de muren de meer dan levensgrote portretten van de tsaren en tsaarinnen, stenen en porseleinen vazen, een beschilderde vleugel enzovoort. Veel prachtige japonnen bestikt met pareltjes, overvloedig geborduurd, taft, satijn en wat niet meer.

Alhoewel ik indertijd natuurlijk in de bruinkolendampen en de modder geleefd had en niet aan het Russische hof, was ik blij niet in die tijd geboren te zijn. Het ingesnoerde van de code en de etiquette, er was geen japon waar ik me in zou willen hijsen, hoe mooi ook. Dat gold weer niet voor de kleding van de Tsaren: geborduurde broeken met gouddraad, rode jasjes met tressen, hoge laarzen: zo zou ik nog wel een dame willen begeleiden.

Gek, waar zo'n voorkeur vandaan komt. Ik herinner me voor de Gymfuif, het jaarlijks grote feest van het Gymnasium toch ook ooit veel tijd besteed te hebben aan mijn avondjapon. In de vierde klas: dan gingen de meisjes voor het eerst in het lang. Die sfeer van verwachting, van op de drempel staan naar een nieuwe wereld, je debuut op het bal. Ik had een lange zwarte jurk met witte stippeltjes, een beetje bloot van boven en een fluwelen bandje om mijn hals. De leukste jongen van de klas was verliefd op me, we konden geweldig goed met elkaar dansen, wat wil je nog meer?

Later is mijn smaak veranderd. Nee, toch niet realiseer ik me nu, tóen was het er ook al: het leuk vinden om dandy-achtig een wit colbertjasje te dragen met een gebloemde blouse en een stropdas en een gleuf hoed op. Of cowboylaarzen en een flanellen blouse. Dat riep andere sferen en tijdlagen op dan de avondjurk. Sferen: er zijn er zoveel waarin je je kunt begeven.

Bij de buren van de Hermitage, het Waterlooplein kocht ik vorige week een rood suède jasje, met aan de ene kant een zonnetje daarop en aan de andere kant iets wat zich tussen een vlinder en een bij bevindt. Ook achter is er onder een strook lichtbruin jute-achtige linnen gestikt. Hetzelfde tsarenrood als in de Hermitage bij de mannen.

Maar verders de sfeer van de middeleeuwen, de nar, de minstreel: Douwe Dabbert!, zeiden Nichtje en Zusje bijna uit één mond. Laat Douwe Dabbert nou eén van mijn favoriete striphelden zijn, wandelend met zijn toverknapzakje in de bossen en de buitenlucht. Uit dat knapzakje komt altijd precies dat, wat hij nodig heeft. Daar vertrouw ik maar op, dat dit zo blijven zal, in welke sfeer ik me ook bevind.

donderdag 29 oktober 2009

Reis van de geest

De verhalenverteller van het Afrika-Museum haalde me op zijn fiets in, stopte en vroeg wat ik van het museum vond. Nu had ik pas het Tropenmuseum in Amsterdam bezocht en zat de twee net te vergelijken in mijn hoofd. Ik vertelde hem dat en zei dat ik het Afrika Museum een statisch museum vond. In het Tropenmuseum is er op dit moment op de bovenverdiepingen als het ware een reis te maken langs de rijke verhalenculturen door de verschillende continenten heen.

Ik was daar heel opgewekt vandaan gekomen en had me wéér bedacht, dat de christelijke theologie met dat éne Verhaal gigantisch achterloopt op het antropologische besef dat ten grond slag aan de inrichting en presentatie in het Tropenmuseum: er zijn zoveel verhalen, de wereld is kleurrijk en divers en inventief, dus mensen zijn zo, hoi, hoi!

Het Afrika Museum ademt, ondanks de moderne presentatie toch de sfeer van de Oude Verzamelaar: de blanke Mensch, die het donkere continent Afrika heeft ontsloten en terug is gekomen met schatten en voorwerpen, van alles wat! van alles wat! en die dit alles trots aan het publiek toont met de boodschap: we geven geen waardeoordeel, nee hoor, zo zijn we niet.

Maar wat een mens zegt níet te zijn, dat is ie vaak juist wel. Ik was gekomen voor de tentoonstelling Reis van de Geesten en alhoewel ik de enquêtrice die er ook rondhuppelde een 7 gaf voor het museum en een 6 voor de tentoonstelling, ben ik nu geneigd om beide een 5 te geven. Waarom?

De hele grote ruime hal was voor deze gelegenheid donker en duister gemaakt met zwarte gordijnen. Dat gaf een doolhofachtig en ook een beetje spookhuisachtig gevoel en in elk nieuw hokje kwam je een moderne kunstenaar tegen, die iets deed met het Afrikaanse gedachtengoed omtrent Geesten, Voodoo, Voorouders, Beschermgoden enzovoort. En daarmee werd alles wat je zag dus vervormd naar een donker gebied: je werd er ongeveer letterlijk de nacht in getrokken.

De openinszinnen voordat je de tentoonstelling betrad waren best wel veelbelovend: 'May the Force be with you... wordt er in Star Wars gezegd en geestkracht(en) zijn in het Westen ook aanwezing bij Harry Potter en The Lord of the Rings, dat is allemaal fictie, maar in Afrika is het nog een onderdeel van het allerdaagse leven.'

Zoiets was het en wat was het dan ánders geweest als al deze kunstenaars geëxposeerd hadden in de lichte, hoge ruimte met veel buitenlucht dat door het glas de hemel laat zien, zoals de expositiehal eigenlijk is. Stel dat er met met savannebruine kleuren gewerkt was en iets met paden van rode aarde... dan was alles wél bij het leven van alledag gekomen.

De verhalenverteller zei: 'Ja daar zit wat in. Er is teveel vanuit gegaan dat voodoo iets engs is, waar we in het Westen bang voor zijn. Heb ik toch echt iets geleerd. Jammer dat ik verder geen invloed heb in het museum, maar ik ga het toch wel rondventileren hoor, als ik de kans krijg.' Hmmmm. Leuk ja. Mijn geest mag best wel ergens spoken van mezelf, ik zal niet akelig of gemeen worden.

woensdag 28 oktober 2009

Mooi, weer!

Wat was het vandaag een prachtige dag. Windstil, blauwe heldere lucht; het is me toch wat om eind oktober nog een boekje te kunnen lezen, buiten met uitzicht op vlammende herfstbomen! Gisteren uit het bos toch vliegenzwammen gehaald en ze vandaag rond de berkenboom gedrapeerd en het ginkgoboompje gepland en er bamboestokjes met touw omheen gedaan, om 'm in mijn wildernistuin niet uit het oog te kunnen verliezen. Ik ben benieuwd of ik volgend jaar verrast word. Ik visualiseer rode vliegzwammen in mijn voortuin en een boompje dat zich geworteld heeft in de achtertuin.

'Wortel schieten', dat is het thema dit jaar van de maand van de spiritualiteit die zo aanvangt, de maand november. Tja, het is weer zo'n thema waarvan ik denk: dat kan nooit helemaal de bedoeling zijn. De andere kant is nét zo nodig: met de wind mee gaan, loslaten, overal en nergens thuis zijn. Het thema lijkt zich, net zoals het thema van vorig jaar: Mijn Betere Ik, te richten naar een verondersteld barbaars en vluchtig publiek. Mensen die wortel moeten schieten of beter moeten zijn, dan ze zijn.

Het boekje waarin ik las was van Philippe Claudel, waar ik fan van ben geworden. (Zie blogje 'Taal zonder mij'). Dit boek heet Het verslag van Brodeck. Brodeck krijgt van zijn mededorpelingen de opdracht om een verslag en reconstructie te schrijven van een gruwelijke moord op een joodse man, waar alle dorpelingen aan deelnamen. Iedereen is schuldig, behalve hij, een zonderling buiten het dorp en de priester. Brodeck klaagt zijn nood bij de priester, maar die is er even erg aan toe.

Ik ben het afvalputje van iedereen, zo zegt hij. De gruwelijkheid, de wreedheid, iedereen doet zijn verhaal bij mij en wil daarna de absolutie. Ik geloof allang niet meer in God, maar ik hou de winkel in de gaten. Dat is mijn taak in dit leven dat me rest, zoals het jouw taak is om het verslag te schrijven. Hier spreekt een man die zich te zeer geworteld heeft.

Het kan niet de bedoeling zijn dat het kwaad en schuld worden weggezalfd, alleen maar omdat er in de godsdienst een dogma en een gewoonte is gegroeid, dat God alle zonden vergeeft, door middel van de priester. Die winkel moet verlaten worden. God is geen stoplap, geen wonderdoener, geen excuustruus om je in dat wat niet goed is te nestelen en daar geen verantwoordelijkheid voor te nemen: heel katholiek. God is ook geen rechter, die oordeelt en jou misschien naar de verdoemenis zendt: heel protestant.

Vanmiddag heb ik aan de rivier gezeten, die stroomt en stroomt naar de zee. Alle rivieren monden uit in de zee. Op de rivierbedding liggen de sporen van al wat er ooit gewoond en geleefd heeft. God laat het regenen over goeden en kwaden, zo luidt een gezegde. Maar als het kwade verstikt en je doet verstommen en je je als een afvoerputje gaat voelen, dan is God het water en niet het vuil dat de boel doet verstoppen.

Wellicht een thema voor volgend jaar in de maand van de spiritualiteit: Laat Het: Stromen... van liefde (of zoiets).

dinsdag 27 oktober 2009

Omhelzing



Er is een prachtig liedje Song of Bernadette, geschreven door Leonard Cohen en Jennifer Warnes, dat ik al dagen in mijn hoofd heb. Het liedje gaat over Bernadette Soubirous, het meisje dat Maria zag in een grot in Lourdes, toen een plek vol modder, waar de dieren schuilden. Zij hoedde daar die dieren, samen met haar zusjes, elke dag liep ze er vanuit het dorp heen, een beetje al in de wildernis, ronddwalend.

Het liedje brengt me terug naar de weken dat ik er kampeerde en stukje bij beetje het terrein van Lourdes verkende. De camping lag achter het grote bedevaartsterrein wat het nu is en via een achterpoortje liep ik langs het riviertje de Guave naar die grot. Dat was de eerste dag: niet verder dan dit, en zo ging ik elke dag een stukje verder: langs de geneeskrachtige baden, het terrein waar in grote bakken de kaarsen brandden, naar de kerk die er nu staat, enzovoort.

Er hangt een sfeer van zachtheid en zachtmoedigheid ondanks alle priesters en de poeha en de bedevaarts industrie, vooral bij de dagelijkse lichtprocessie en 's avonds laat, in de nacht bij de grot zelf. Dat liedje heeft die sfeer ook. Leonard Cohen schijnt het zelf nooit gezongen te hebben en ergens past het ook dat een vrouwenstem het zingt: Come on let me hold you, baby let me hold you, like Bernadette would do.

Dat vasthouden, die omhelzing, dan kan op zoveel wijzen. Waaneer je de ervaring deelt met elkaar van het zoeken en soms 'genieten' van God en dat dit soms eenzaam maakt, zoals we gisteren met elkaar deelden in de Schola Contemplativa in de Sionsabdij in Diepenveen. Wanneer ik wandel in de prachtige herfst van het Oosterpark naast het Tropenmuseum in Amsterdam en denk aan Broeder J. die hier tientallen jaren elke dag gewerkt heeft. Wanneer ik thuiskom en er staat een pot met een stek van de Gingko-boom naast de deur van J., omdat ze die deze zomer aan me beloofd had.

De Ginkgo-boom is een van de oudste bomen ter wereld uit China, een boom waarvan men zegt dat deze genezend is, het is daarom een heilige tempelboom. Maar ja, wat is heilig? Heilig is dat waar je het leven zelf heiligt, blijft zoeken en verlangen en uitstaan naar die stroom van liefde die door het bestaan gaat, in alles, in jou, in elk concrete gebeurtenis, ook de minder fijne. Wanneer je stil bent en het gewaar wil worden. Come on, let me hold you...

donderdag 22 oktober 2009

Voor altijd

Het blijft wat in mijn hoofd spelen: de film Aeon Flux die ik deze week op tv zag. Prachtige strakke vormgeving. De film was eerst een tekenfilm op MTV, naar het schijnt, misschien dat dit zorgt voor de onwerkelijke moderne,bijna abstracte, snelle beelden. Er wordt een heel eigen wereld gecreëerd, die 400 jaar later dan nu voorstelt. De hele aarde is verwoest op eén stad na, Bragan, waar je de mensen ziet flaneren in moderne tuinparken met parasols. Maar ze worden ook voortdurend in de gaten gehouden en er verdwijnen zomaar mensen, weggerukt van achter de pilaren, alleen een kledingstuk waait nog na in de wind.

Aeon Flux is de belangrijkste van een verzetsgroep The Mohicans, die erachter willen komen wat er aan de hand is. Haar zus die een zo gewoon mogelijk leven wil leiden, wordt vermoord en dat maakt dat ze zegt zelf niet meer te bestaan, en alleen haar missie overblijft. Dat is mooi heftig gezegd.

Veel mensen in deze enige stad op de wereld hebben het gevoel dat er iets met hen aan de hand is, maar ze weten niet wat. Ze hebben flarden van beelden over zichzelf en anderen , zoals ze nu niet zijn, maar anders. Aeon Flux krijgt de opdracht om het hoofd van de regering om te brengen. Maar ze kent deze man en is er niet toe in staat, haar opdracht te volbrengen. Dat maakt dat de hunter gets hunted.

De man vertelt haar het geheim van hun bestaan: zij waren ooit getrouwd met elkaar. Mensen konden zich 400 jaar geleden niet meer voortplanten, maar de wetenschap maakte het mogelijk om een ieder te klonen. Iedereen die van de wereld verdwijnt, wordt opnieuw als baby geboren. De man heeft waarschijnlijk een wijze gevonden waardoor er weer natuurlijke voortplanting mogelijk zou zijn, maar zijn broer is er tegen. Die wil zijn eeuwige leven niet opgeven.

Voor hem en Aeon Flux, is het vanzelfsprekend dat het klonen moet stoppen en plaats moet maken voor de natuurlijke voortplanting. Dit blijft me bezig houden. Waarom die vanzelfsprekendheid? Waarom niet beide: en natuurlijke voortplanting en voor wie wil, het klonen. Mijn gevoel zit eigenlijk veel dichter bij die broer. Als ik nu zou horen dat ik zelve al vele malen gekloond zou zijn, zou ik daar helemaal niet gek van opkijken.

Ik ken het gevoel dat er flarden zijn in mezelf, die je helemaal niet kan herleiden naar het échte leven dat je geleid hebt. Flarden van een verleden, een andere tijd, waarin ik ooit vertoefde. Een vermoeden van mensen die je nooit in het echt gezien hebt. Een wereld die zich af kán spelen of zich ooit afspeelde, maar die er niet is in het hier-en-nu.

Het zou mij niks zou verbazen als reïncarnatie zou bestaan. Een heel groot deel van de wereldbevolking gelooft hier tenslotte in. Of dat er een parallel universum zal blijken te bestaan, waar ik een heel ander leven leid. Of dat precies mijn zelfde DNA elke keer weer een kans krijgt om iets van het leven te maken: Wat maakt het allemaal uit? Van mij mag het zo zijn.

Onbederf'lijk Vers

Gisterenavond naar het Poëziefestival Onbederf'lijk Vers geweest. Adriaan van Dis kwam en dat was al reden genoeg. Ik heb een zwak voor hem en daarom vond ik hem natuurlijk goed. We keken elkaar even recht in de ogen en hij knikte lachend naar me en daarom herkende ik hem aanvankelijk niet en dacht dat het een vage bekende was. Doet A. dan aan poëzie? Ja, al in de roman Indische Duinen, maar dan gewoon achter elkaar geschreven. Twee bundels heeft ie; Totok 1 en 2 en Totok is een Indische Nederlander, in de ogen van de Indonesiër is dat de vreemdeling.

Onder het pseudoniem Jan Balkon schreef hij in een tuintijdschrift van het Trambedrijf. Hij zong een tante Leenachtig zonnebloemenliedje en hij eindigde met een scherp voorgedragen liedje over Pim Fortyun, een week na zijn dood geschreven: 'De Kaalkop' die in het licht de vreemdelingen het land uit wil zetten maar in het donker van de darkroom het zaad van een Turk en een Marokkaan weet te onderscheiden. We hebben Adriaan twee keer bekeken: in het begin van de avond en helemaal op het einde. Kwaliteitje.

Tussendoor naar de Nikolaaskapel gelopen op het Valkhof. Heel apart om in die ronde middeleeuwse kapel in de avond te zitten luisteren naar de dichters. Ik kwam voor Nachoem Wijnberg die dit jaar de VSB-Poëzieprijs ontvangen heeft. Hij is zo'n dichter die, zo bleek, niet moet willen optreden: thuis in de stilte en het witte papier komen zijn woorden tot hun recht. Daar buiten is hij een vreemdeling, wiens woorden bij zijn voordracht veranderen in ijle spookdiertjes, vaag en mistig en gehuld in een grauwsluier.

En het gebeurde mij weer, zoals twee jaar geleden: je lachen moeten inhouden en bijna niet meer weten hoe. Het zal de combinatie wel zijn: die doodsaaie Nachoem werd opgevolgd door een soort vrouw bij wie ik bij opkomst al dacht: O help, o nee, alsjeblieft. Zo iemand die iets uitstraalt van: Ik ben Diep en Expressief en Alles Voelend. Ze begon en ik besloot al ras me ernstig bezig te houden met de stenen bogen van het kapelletje en het houten plafond. Toen hoorde ik haar zeggen: ...De tam tam van je lid en klodders zaad vliegen de ruimte in. Help!

Al met al zegt het wel iets over de kracht van woorden. Hoe slechte poëzie een vrijplaats wordt waar de would be-dichters dolen in hun eigen particuliere associatievelden en iedereen voorgoed een buitenstaander wordt, een vreemdeling. En hoe goede poëzie een vervreemding effect geeft aan de gewone wereld, zodat je die op een nieuwe wijze kan bewonen.

Verrassing was Marleen van der Velden, pas 22 jaartjes oud. Ze kwam op in een bruinige overgooier met witte bloemetjes daarop en een witte koltrui en H. begon al te gniffelen, terwijl I. haar bestraffend aankeek. Die dacht later dat het wellicht een deel van de act was: dat gekke slordige kapsel en het brilletje gaven haar een hoog Theo en Thea-gehalte. Ik dacht van niet. Ze is gewoon zo, zoiets is allemaal weer in, zei ik. Maar we waren het er alledrie over eens: zij is veelbelovend goed.

De ene denkt dat een sprankelende voordracht je uit je slechte woorden kan redden, de andere denkt dat de woorden zo goed zijn, dat de voordracht er niet toe doet. De echte kwaliteit zat 'm gisteren in het naturel aanwezig zijn, met een vleugje pastiche en goede woorden in huis hebben: het vreemde kwam zo vanzelf nabij: Onbederf'lijk Vers.

woensdag 21 oktober 2009

Hulkgroen

Vanochtend heb ik in mijn tuintje gewerkt. Prachtig zonnig weer en ik ben een mooiweertuinierster, dus dat kwam goed uit. Anders had ik namelijk ook wat in mijn tuintje gedaan. Want morgenochtend is het de Dag des Oordeels. Ik kreeg een brief van de woningbouwvereniging dat mijn tuin verwilderd is en dat ik alle klimop moet verwijderen en dat er anders een advocaat aan te pas komt.

Bah, ik heb een hekel aan dat patriarchale ondertoontje. Vroeger zou ik de kont tegen de krib gooien, maar nu met mijn 'meditatieve houding' (ahum), ben ik weer geneigd om het te snel los te laten. Dus welbewust, nog halverwege mijn irritatie, heb ik voordat ik weer de rust en de vriendelijkheid zelve was, de telefoon gepakt.

Dat Ik Niet Akkoord Ga. Dat er een hele mussenkolonie in de klimop langs mijn huis nestelt. ( Dit is ook de enige ware reden om het Plan des Onheil te willen keren). Dat ik een Natuurliefhebber ben en ik ook van buren te horen krijg hoe fijn het is, dat er weer mussen zijn. Dat de binnenmuur nu ook weer droog is door de natuurvriendelijke isolatie die de klimop biedt en dat klimop niet slecht is voor het huis.

Eerst reageerde de meneer aan de telefoon afwijzend. Hij is een Sikh weet ik, met tulband en al, de eerste keer dat ik hem zag dacht ik dat er een verdwaalde handelsreiziger aan de deur stond. Sikhs zijn vredelievend, schoot er door me heen. Dus ik temperde mijn felheid en herinnerde hem eraan dat hij in de lente nog zei, natuurminnend te zijn en voor dat argument wel open stond.

Nu komt ie morgen langs. Misschien kunnen we elkaar halverwege tegemoetkomen, zei hij. Daar ben ik helemaal voor. Vandaar dat ik toch even een beetje mijn oerwoud gefatsoeneerd heb. Ik geef hem misschien een heel klein beetje gelijk: Mijn huis en tuin lijken, rondom alle kale hokkerige stenen huizenrijtjes, uit de verte net een groen rond hol, alwaar voor wie niet beter weet, wellicht een eng hulkerig monstertje woont.
PS: Sikh en woonwijkbeheerder stapten vanuit mijn achterdeur mijn tuintje in en zeiden: O, dat valt mee. Ik wees hen op de rode appeltjes aan de boom en de paarsgeworden druiventrosjes. De tuin als je eigen paradijs, als uitnodiging, had ik net voor hun komst in Trouw gelezen Ze vonden nu ook dat de mussenkolonie moest kunnen blijven. Er wordt een Deskundige geraad pleegt. Wordt vervolgd.

dinsdag 20 oktober 2009

Popje

Straks ga ik Popje brengen naar Neefje die vandaag acht jaar geworden is. Popje is met de hand gemaakt en bestaat uit twee gele flanellen stofdoeken tegenelkaar genaaid. De ene punt is het hoofdje, gevormd door een oude sok en een stoffen puntmuts van lichtblauw met een veertjesmotief daarop. De ander twee punten vormen de handjes, bij elkaar getrokken door kleurige band, en zo vormt de rest het lijfje.

Dit is Popje 2, want Popje 1 heb ik hem bij zijn geboorte gegeven. Popje 1 bestaat nu uit flarden stof, ik geloof dat ie zelfs geen hoofdje meer heeft. Maar Neefje kan niet slapen zonder Popje, ze zijn onafscheidelijk. Dus het gele rafelige voddige hoopje stof gaat overal mee, uit logeren en op vakantie. Hij vroeg of ik een nieuw popje wilde maken en dat heb ik nu braaf gedaan.

Ik ben héél benieuwd hoe hij zal reageren. Want wil je wel écht een ander Popje? Is Popje 2 nu de kloon van Popje 1 of is het als het ware de verrijzenis van Popje 1? Wat gaat hij nou doen met Popje 1? In de vuilnisbak gooien, begraven? Het lijkt me ook goed mogelijk dat bij de aanwezigheid van Popje 2, beide Popjes hun magie en aantrekkingskracht verliezen.

Ik moet denken aan hoe sommige mensen een oude liefde héél snel inwisselen voor een nieuwe. Dan vaar je volgens mij ook voor een deel op oude gevoelens van affectie en verlangen om te beminnen en bemint te worden, een beetje zonder aanziens des persoons. Met de tijd wen je aan de nieuwe en dat kan goed uitpakken. Je kunt er echter ook snel achter komen, dat de nieuwe werkelijk een totaal andere is dan de oude en er dus van jou ook andere dingen verwacht worden, je aangesproken wordt op andere delen in je. Vind je dat fijn, dan gaat het goed en anders pak je snel je biezen en dank je de nieuwe af.

Enfin. Of Neefje Popje 2 in zijn hart zal sluiten? De tijd zal het leren. Ik heb Popje 2 in een doos gelegd en die doos beplakt met kleurig papier en er een gouden strik omheen gedaan. In de schepping van Popje 2, heb ík deze wel al in mijn hart gesloten. Omdat ik haar toekomst zo onduidelijk vind. Misschien moet ik voorstellen dat ik Popje 2 wil adopteren, als ze in het verdomhoekje komt te liggen. Ik vind dat iedereen een thuis behoort te hebben, ook een Popje.

maandag 19 oktober 2009

Honderd avonturen

Nichtje Lisa zou zó mee kunnen doen bij Kinderen voor Kinderen. Ze zingt loepzuiver, goed articulerend en met de K - voor K-dictie en gevoel: soms nét iets te, maar ja, het moet overkomen bij een groot publiek. Nu was het publiek alleen maar Zusje en Ikke, op weg naar het Openluchtmuseum in Arnhem. Ze zou haar wandelschoenen inwijden, maar de skelter, met de hand in beweging te zetten, de speeltuin en het doolhof hadden meer aantrekkingkracht dan de-paden-op, de-lanen-in.

Dat Openluchtmuseum werd in mijn kindertijd vooral een baalterrein, omdat alle vrienden en familie uit Indonesië op een uitstapje aldaar gefêteerd werd en die oude huizen met troep erin mij niet meer konden bekoren. Nu wel weer. Vooral het huisje uit de jaren zestig brengt je met al het oranje, de macramé, de rieten stoelen, de bandrecorder weer terug in je eigen verleden.

Door de ogen van Lisa is het hele terrein nog iets van honderd avonturen en zo heet het liedje ook, wat mijn nieuwe hit is. Heel lang was dat: Tingelingeling, tingelingeling wat hoor ik dáár? Ja dat is Mirjam, Mirjam, met de tamboerijn, ja, dat is fijn. Vader was dol op het liedje: Ridder Mathijs en ridder Koen, gingen naar de koning, ze hadden niks te doen... Maar goed: dit is de tijd van de honderd avonturen, nog zestien nachtjes slapen en ze wordt acht.

Het liedje heeft een vrolijk, maar ook wat verlangend melodietje en dat zit ook geweldig goed in de tekst verweven: Er staat een kist vol avonturen bij ons boven/ Ik kreeg 'm van mijn vader, die is er niet zo vaak/ Hij zegt dat hij piraat is en ik wil 'm graag geloven/ maar dan wel een goeie, zonder ooglap, zonder haak/ En af en toe, als ik mijn vader mis/ dan kruip ik in de kist, ik weet precies wat alles is...

Uit die kist komt dan de hele wereld: een olifant uit India, een tijger uit Timboektoe, een vlo uit Mexico, de paraplu van Charlie Chaplin, het paard van Lucky Luck, wolven uit de bossen, Piramides uit Egypte, de pet van Donald Duck... en een foto van m'n vader z'n gezicht... en na honderd avonturen gaat de kist weer dicht.

Zo sneu ergens. En tegelijk zo waar. Hoe gemis en verlangen altijd weer door de kracht van de verbeelding verslagen worden.

Ergens anders

In de trein reizen, met een thermoskan thee, de krant, een tijdschrift en het landschap aan je voorbij laten trekken, vind ik een heel aangename bezigheid. Dus begaf ik me naar Maastricht. Het zuiden des lands is toch echt weer een andere belevenis, dan naar het Westen. Nu wordt het allengs leger en ruimer en zelfs heuvelachtig. Zonnige herfstbossen met een dravend zwart paard met wagentje door de hobbelige landerijen: het buitenland riekt.

Ik ging naar de opening van de tentoonstelling: Live Forever; schilderijen van Elizabeth Peyton. Ik hoopte er twee vliegen in eén klap te kunnen slaan: de kunstenares zelf zien en horen in een interview dat zou worden afgenomen door de zus van W., die ik vooral ken als puberende tiener rondom de grote eettafel in de keuken van de boerderij van hun ouders en die nu curator is van het Bonnefantenmuseum. Helaas geen zus, wel een oudere man, met wie Peyton volgens mij geen chemie had.

De schilderijen van Peyton zijn portretten van intimi en beroemdheden op ongeveer A4-formaat, sommigen iets groter en andere kleiner, met heldere kleuren in dunne olieverf. Aan de grote witte museummuren hangen per zijde maximaal zes van zulke portretten en dat lijkt al te veel. Ze stralen zo'n kracht uit: een mengeling van melancholie en levenslust, een korte moment opname, losgescheurd uit de tijd en tegelijkertijd tijdloos. Geslachtloos ook, androgyn: velen met felrode lippen.

Als je de geportretteerde weet te plaatsen (Frida Kahlo, Georgia O' Keefe, Koningin Elisabeth, Kurt Corbain, Al Gore, E.P. zelf) dan komt er iets heel vitaals van die persoonlijkheid door, maar ook als dat niet het geval is dan lijkt elk schilderij te werken als een kleurige scherf van een caleidoscoop, die telkens maar weer schoonheid en het verdwijnen daarvan in elk beeld weer vastlegt.

Zelf zegt ze: Het kan me gewoon echt overweldiggen dat de tijd voorbij gaat. Ik denk er constant aan, bijna obsessief. Hoe dingen veranderen, hoe ik verander, dat je het op geen enkele manier kan tegenhouden. Maar als ik aan het schilderen ben, let ik er helemaal niet op. Dan denk ik er allemaal niet over na. Dan ben ik ergens anders. Ik weet dat dat als abracadabra klinkt.

Ergens anders zijn: waar tijd en vergankelijkheid even geen vat op je heeft. Zo zijn de kleine schilderijen van Elizabeth Peyton als kleine glas-in-lood ramen in een lege kapel: door er naar te kijken en deze figuren zo bewaard zijn voor het nageslacht, zijn het kleine vensters met zicht op de eeuwigheid: Live Forever.

donderdag 15 oktober 2009

Heilige Ruimte

Wat een dagje vol met van alles. De dag begon in de Bosche Kathedraal en daar aangenaam verrast ineens opmerken dat de helft van alle heiligenbeelden vrouw is! In de Mariakapel staat Maria met kind in een donkerrood gewaad met gouden borduursel daarop van ranken en lelies, terwijl de gotische boogvormige muur achter haar cyclaamroze is. Ze staat op een eiland van zomer en herfstbloemen; zonnebloemen, witte en rode rozen, lelies, de eerste grote diep okerkleurige chrysanten.

De sfeer staat me een dag later nog het helderst voor de geest, van alles wat ik zag. De sfeer van de Heilige Ruimte. Hoe ontstaat dat dan? Is het de kring van lichtjes rondom dat Mariabeeld? De sfeer van stilte en mensen die maar wat voor zich uit staren of bidden? Een sfeer van zachtzinnigheid, gemengd met mysterie en het heel gewoon vinden om je daar te scharen rondom een beeld. Gek toch, eigenlijk. Of niet?

De dag eindigde met de theatershow van Sanne Wallis de Vries, Kaka Pasa ofwel: Shit happens. Het was een try-out met nog veel losse eindjes. Zij kan clownesk dingen uitvergroten, hysterisch en hilarisch, dat vind ik haar sterkste kant, maar die zag ik gisterenavond niet. Iets teveel venijn en gezeur, net niet echt kwetsbaar durven zijn. Met A. en F. met wie ik was, haalden we herinneringen op aan Sara Kroos en Lenette van Dongen. Die breekbare liedjes durven te zingen. Dat vraagt moed, om ook radeloosheid en rauw verdriet te laten zien.

Want tja, shit happens, en Sanne eindigt haar show met een aansporing om te durven ruiken en er is iets van een boodschap om niet als Orfeus achterom te kijken, maar dit alles is op de een of anderwijze niet genoeg. Ik werd niet meegesleept. Geen eigen ruimte waar je toe wordt uitgenodigd om daar even te vertoeven, geen heilige ruimte... wat misschien iets is van een sfeer van eigenheid van die ander en daarbinnen genoeg openheid voelen om zelf een soort ritueel te voltrekken richting 'iets' dat je wereld groter maakt.

Zoals die middag in het Noord Brabants museum me tóch wel gebeurde bij het werk van Marjolein Bastin. Wie kent haar niet uit de Libelle en Vera de Muis en al die composities met zoveel Natuur daarop tentoongespreid. Een beetje kitsch en liefjes. En dan zie je in het écht al die aquarellen. De fijnzinnigheid in kleurnuances, het geduld van haartjes en streepjes en vlekjes die ze verft. Ze voelt zich één met de natuur, dat is haar basiservaring. En dan was er geen ander woord voor dan WELLUST, wanneer ze haar penselen pakt en begint.

Wellust. Een Bossche Bol eten met een coating van pure chocolade en de ideale dikte slagroom daarbinnen, zoet en stevig, zodat het bij elke hap lijkt alsof je een bonbon eet. Een prachtige jas passen van verschillende stukken stof, geborduurde bloemen daarop, gouden wiebertjes op zeeblauw, gouden stengels op zwart, zo'n jas waar je een ander soort mens van wordt.

Wellust. Dikke frieten eten met in tempura gebakken oesterzwammen met parmezaanse kaas, heerlijk wijntje erbij in de Verkadefabriek: de oude fabriekhal is nu lounge-, relax-, eet, drink- film- en theater-kijkgelegenheid. De sfeer van de tachtiger jaren door het basic meubilair, de soort mensen, de algemene Vriendelijkheid. Een ober die zegt: bestel maar 1 portie frites, want ik heb een hekel aan weggooien. En zo was het ook in het kleine Koningstheatertje waar Sanne optrad. Studentikoos shabby.

De heilige ruimte... die zoek ik door, tussen, onder alle verschijningsvormen. Ik geloof dat het voor mij iets te maken heeft met een mix van wellust, zachtheid, smaak, kleur en geur. Niet de schelheid van de Grote Bek, verbaliteit die van alles teniet doet; met name die zachte plek in jezelf die snakt naar die andersoortige ruimte om zich heen: die Heilige Ruimte.

dinsdag 13 oktober 2009

Aanslag

Laat ik eerst zeggen, dat ik het een mooie film vind: London River, die ik gisterenavond zag. Een oudere vrouw loopt bij de kliffen aan zee, ze zit in een klein landelijk kerkje en dankt zingend de Heer voor de schepping. Een lange oudere negerman met grijzende rastavlechten en een baardje loopt met een rugzakje en een stok door de bossen. Wat hebben de twee met elkaar te maken?

7 juli 2005: een aanslag van vier zelfmoordterroristen in bussen en de metro van Londen. De vrouw kijkt er in haar heel landelijke boerderij met ontzetting naar en belt haar dochter op, die in Londen woont. Die belt maar niet terug, terwijl ze de sla oogst, de ezels eten geeft, de was van de lijn haalt. Ze houdt het niet meer van ongerustheid en besluit vanaf het eiland Guernsy naar Londen te vertrekken, op zoek naar haar dochter. Die blijkt in een multiculturele wijk te wonen, boven een islamitische slager.

Ook de lange oude man met de rastavlechten bevindt zich plotseling in Londen. Hij is op zoek naar zijn zoon, die hij 15 jaar tevoren voor het laatst gezien heeft, het jongetje was toen 6. Op de foto die hij vanuit de moskee heeft gekregen, blijkt naast zijn zoon het meisje te zitten, dat door de vrouw op een groot affiche is geplaatst, dat aan een schutting hangt bij een metrostation. Hij zoekt contact met haar. Onderwijl tv-beelden van Londen in consternatie en chaos.

De kleine, blanke christelijke vrouw is aanvankelijk vol wantrouwen en afwijzing richting de grote dunne islamitische negerman. Ze geeft hem zelfs aan bij de politie. Maar gaandeweg, gedurende de paar dagen die volgen, ontwikkelt zich een band tussen die twee. Ze komen elkaar steeds weer tegen, op zoek naar hun kinderen. Bij de Arabische les, in het mortuarium, voor identificatie van slachtoffers, in de winkel.

Bovendien ontdekt de vrouw, die haar intrek heeft genomen in het appartement van haar dochter, dat hun kinderen geliefden waren van elkaar. Dat ziet ze op foto's, er ligt een scheermes bij de wastafel. En nu komt het voor mij: dit is de reden waarom ik de film met volstrekt tegenstrijdige emoties heb bekeken.

Ik leefde me in de moeder in, maar even veel in de dochter. Wat zou die ervan vinden dat haar moeder gewoon maar haar intrek neemt in haar leven? In haar bed slaapt, haar spullen gebruikt, overal in rommelt? Ik zou me rot schrikken en ook héél kwaad zijn, als je zo thuiskomt na een week in Parijs geweest te zijn; daar lijkt het in de film even op. De film slaat een mooie brug tussen autochtoon en allochtoon, maar zou een ware rampenfilm kunnen zijn vanuit de moeder-dochter thematiek.

maandag 12 oktober 2009

Blinde vlek

Elke keer valt het me weer opnieuw op: er hangt een enorme blinde vlek in christelijke kringen. Christenen denken allemaal dat er ergens een wereld op hen wacht, die van de ongelovigen, die allemaal heel veel gelukkiger zouden zijn, als ze dat fijne christelijke geloof zouden kennen. Terwijl dezelfde wereld met heel andere dingen bezig is, inspiratie overal vandaan haalt en áls ze dan wat vinden binnen dat christendom, ze ervan griezelen om binnen gehaald te worden.

Zo ook Brigitte Kaandorp. Die komt nu regelmatig in een protestantse kerk, door haar man Jan, voor wie ze ook kerkelijk getrouwd is, met drie psalmen. Van de psalmen schiet ze elke keer weer vol, de tranen biggelen dan over haar wangen. Hier gaat het om: niet de christenen doen het werk, maar de oeroude teksten zelf. Dat is mooi.

Psalmen zijn immers teksten , gezangen, waar alle menselijke emoties aan bod komen en deze emoties tegelijkertijd weer uit handen worden gegeven aan... God. Wat wil zeggen dat deze teksten je de mogelijkheid geven om alles te voelen wat maar mogelijk is, oók haat, nijd, moordzucht, zwart-zwartgallighied en al uitsprekend, stijg je tegelijkertijd boven jezelf uit.

Ook Herman Finkers eindigt zijn laatste show met een Psalm: nr 131, ook zo ongeveer mijn lievelingspsalm, want ik heb deze al twee keer gebruikt bij een meditatie. Ik vind dat de enige motivatie van zoiets kan zijn;( meditatie geven, cursussen of workshops willen geven over iets uit het christelijk erfgoed of psalmen gebruiken in het cabaret), dat JIJ warm loopt om dit te doen en daarom kán je niet anders dan dit doen, je vind het gewoonweg leuk. Leuk, dus, niet Zinvol, Belangrijk of Onontbeerlijk.

Maar in de blinde vlek van al deze christenen hangt een soort sfeer van zelfopoffering, het zó druk hebben in de pastorale praktijk, wéér een weekend en een avond eraan geven, en o, o, o, o, wat doen wij het toch g-o-e-d !!!, maar we praten er niet teveel over, want we zijn tegelijkertijd bescheiden en nederig, gatver, ik word er wat misselijk van.

Ik moest dit even kwijt. Als alle christenen nou eens stoppen met al hun Goede Werken: Daar zou de wereld van opfrissen. Met name de wereld van die actieve christenen zelf.
PS: Kennelijk hangt er iets van dit gevoelen in de lucht. Suurmond besteed in zijn column in Trouw van 13 Oktober 'Als geestelijk verzorger ben ik een monster', aandacht aan de pastorale praktijk. Hij sluit aan bij het verhaal Der Verwandlung van Franz Kafka. Daar verandert de altijd behulpzame Gregor Samsa in een reuzenkever en ontdekt dat zijn familie opbloeit, nu zij verstoken zijn van zijn hulp.

vrijdag 9 oktober 2009

Xiao Xiao Xu

Afgelopen zondag kon ik het niet laten: Ik wilde ook de andere foto's zien van XiaoXiao Xu, die een foto gemaakt had, die meteen heel erg binnenkwam (zie Blogje: stekjes). Ze hingen in het fotomuseum in Rotterdam, te samen met andere studentenfotografen. De reis ernaar toe duurt twee uur met de trein, ik ging er voor het eerst de metro in met een OV-chipkaart, kwam de metro uit en zag aan de skyline van Rotterdam niet, waar nu de Kop van Zuid begon.

De keer hiervoor kwam ik met de auto Rotterdam binnen en dan heeft dat wel wat: over de Zwaan, scherp naar rechts, dan beleef je iets van een havenstad met die ene uiterste punt waar de Holland-Americalijn het zeegat invoer. Maar als voetganger is het een verbrokkeld geheel van net niet gelukte spiegelende liliputer-wolkenkrabbers, oude huizen uit de vijftiger jaren, een enkel pakhuis met de namen van Indonesische eilanden erop... en in het café van Hotel New York hangt geen wereldse sfeer, eerder de sfeer van zondag en het gewone blanke volk dat daar een taartje gaat eten.

Tja, Rotterdam zal nooit mijn stad worden. De verwoesting van de oorlog sijpelt door het ruitjesraster van de koopgoot en de algemene poging om er toch iets groots van te willen maken.
Misschien ervaar ik er dat hier geen enkele root van mij ligt, al wonen er een tante en vele neven en nichten: ook zij zijn façade gebleven in mijn leven, zoals dat ook voor Rotterdam zelf geldt. Het was de stad waar ik eenmaal per jaar kwam, op jacht naar visa in consulaten en ambassades en waarin ik ook te horen kreeg dat ik nog nét wel een visum kreeg om een weekend naar Parijs te kunnen, omdat ik een baantje had, naast mijn student- zijn. Al 30 jaar geleden ervoer ik de contouren van Fort Europa.

Hoe anders is mijn gemoed bij die foto's van Xu! 16 vierkante foto's gehangen in een groot vierkant en ze werkten allemaal op elkaar in om die plattegrond te voor schijn te halen van heimwee, verlangen en een onbepaalde toekomst. In de ene uiterste hoek linksboven een jongeman die op straat een sigaretje rookt en rechtsonder in de hoek een oudere vrouw die in een lege kamer in een flat op een bed zit en voor zich uit staart. Ergens anders een zakenman op de rug die tegen een muur van flatgebouwen kijkt, een bloeiende boom op de voorgrond van weer flatgebouwen, een stilleven van emmers, huisraad, een doorkijk op een steegje, twee mannen op het verwoeste puin van hun oude huizen... en ga zo maar door.

Poetische foto's en een onmiskenbare sfeer van de Grens als leefgebied en op haar website zie ik dat ze dezelfde wereld laat zien in andere onderwerpen: Het circus, de medische wereld, winkels, portretten; heel mooi.

Die foto's beroeren iets van de genes in me. Vandaag bedacht ik me dat Xu, 10 jaar in Nederland is en waarschijnlijk kon blijven als minderjarige asielzoeker, omdat er toen net een versoepelde maatregeling was voor China omdat Nederland de handel betrekkingen ging aanhalen. Iemand die daar werkte sprak toen van de totale onrechtvaardigheid: meisjes die aantoonbaar waren verkracht in de Huti en Tutsi strijd in Afrika, kregen geen verblijfsvergunning, kinderen uit China, die via een vermoedelijk al gearriveerd en dus rijk familielid, hierheen gesmokkeld waren, wél.

Xu fotografeert haar geboortestad. Inderdaad is daar geen sprake van gevaar of dreiging. Ik zelf was verbaasd dat ik ooit een verblijfvergunning bij de politie moest gaan ophalen, al was ik in Nederland geboren. Ook nu is het aan de orde van de dag, dat kinderen toch terug moeten in het kielzog van de ouders al zijn ze in Nederland geboren. Ergens is het toch ook het gevoel dat ik, net als Xu de dans ontsprongen ben. Omdat ik nu leef in het land dat op de zesde plaats staat van gelukkige landen.

Er is een foto uit haar geboortestad-reeks, waar twee kinderen vanachter een doornige struik, verlegen én nieuwgierig de camera inkijken. Achter hen het groen van struiken en iets wat een oude binnenplaats kan zijn óf de rand van een bouwput. De foto laat zien wie ik gedeeltelijk ben. Omdat, net zoals dat voor Xu geldt, hun bestaan het mijne had kunnen zijn, als het lot ons minder gunstig gestemd was geweest. Daar hou je voor altijd het gevoel van over, dat de Grens je echte leefgebied is.

donderdag 8 oktober 2009

Taal zonder mij

Ik heb kort achter elkaar twee boekjes gelezen van Phillipe Claudel, de ene heet Het kleine meisje van meneer Linh, en de andere Rivier van vergetelheid. Beide duiken in de microkosmos die elke mens is en vertellen over verdriet, rouw, afscheid en de poging om opnieuw te beginnen. Heel fijnzinnig, met zoveel mededogen, de sfeer is meeslepend, je blijft gebiologeerd in één adem doorlezen.

In Rivier van vergetelheid is de geliefde Paule van degene die de woorden schrijft, heel jong gestorven. Hij was een hoerenjong, maar hij heeft door Paule de doorreis kunnen maken van het beroep van zijn moeder, naar de ervaring wat liefde is. Nu huurt hij anoniem een kamer in een klein dorp langs de Maas, gaat elke dag naar het café en laat zijn wereld bestaan uit zijn hospita, de pastoor, de doodgraver en de cafébezoekers. Onderwijl schrijft hij zijn verhaal.

Er zit een alinea in, die ik al wel vijf keer heb overgelezen: Soms ziet Pergus me schrijven en begint hij over kruiswoordpuzzels, dan denken we samen na over hermetische definities die ons langs de oevers van rivieren naar steden vol medeklinkers voeren. Dat is niet dwazer dan iets anders; niet gekker dan dat ik woorden dwing mijn rouw te verwerken en tot uitdrukking te brengen, dat ik van ze verlang dat ze doen wat ik zelf niet wil of kan.

Hier wordt als in een extract of als een elixer, in héél geconcentreerde vorm, vertelt wat de genezende kracht is van de aanwezigheid van zomaar een ander, tijdens intense rouw: je buigt je samen over een kruiswoordpuzzel en dat brengt je weer naar het land van de levenden, terwijl je in je verdriet en rouw, je wellicht liever in het land van de doden wilt zijn.

In deze snelle tijd, wordt het een mens bijna niet gegund om intens te rouwen, en maken antidepressiva je ziel mat en ontroven je ook van de mogelijkheid om zélf weer je ziel te laten glanzen, zoals wanneer je met je mouw een dof sterappeltje kan laten glimmen door die op te wrijven. Moet je je wel bewust kunnen blijven dát je een appel, ofwel een ziel bij je hebt...

De tweede zin gaat over het vreemde, dat taal eigenlijk is en daarmee het menslijk bestaan in het algemeen. Je begint te schrijven en buiten je bewuste wil om, komen er beelden en soms gevoelens op, die je niet kunt regelen en controleren. Je lichaam en je geest die op zo'n moment samenwerken blijken meer te zijn dan een machine die je kunt afstellen of die je aan of uit kunt zetten.

Wie rouwt, verdriet of pijn heeft, die kan soms helemaal niks meer. Die wil niks meer. Maar taal: het reiken naar je eigen binnenwereld en de buitenwereld, taal; de woorden dwingen om te komen als je verstomt en afgestompt bent door de pijn en het verdriet, zulk soort woorden die breken je weer open uit je eigen schaal, laten je een wereld zien die er toch nog wacht op je. Taal zonder mij: zo heet het rouwboek dat Kristien Hemmerechts wijdde aan de dood van haar toenmalige partner, de dichter Herman de Coninck: nu pas dringt de volle betekenis van die titel tot mij door.

Wie dan alles doorleeft heeft, wie de woorden en de gevoelens kan laten komen en gaan zonder censuur, die komt dan ook in een gebied waar het zomaar van zelf stil wordt. Dan herleef je, verrijs je weer en kun je er weer zijn in de stilte, terug in het land van hen die werkelijk leven.

dinsdag 6 oktober 2009

Eigen-aardig

Gisterenavond bij de Franciscaanse leesgroep lazen we 'Fioretti 12', een heel kort 'Bloempje', een verhaaltje dus, over Franciscus en zijn broeders. In dit verhaal vraagt Franciscus aan Masseus, een beetje zijn oogappel en iemand die begaafd is in gebruik van het woord, om nu eens alle praktische taken op zich te nemen: koken, portier zijn, uit bedelen gaan. Masseus doet het. Maar na korte tijd zeggen de medebroeders tegen Franciscus, dat ze dit niet zo willen. Franciscus gaat hier op in en alle taken worden herverdeeld en iedereen is blij.

Als leesvraag had ik meegegeven: naar wie in het verhaal gaat je sympathie uit en waarom? Het is altijd boeiend hoeveel verschillende leesversies er dan op tafel komen. Sommigen vonden Masseus het sympathiekst, de ene omdat hij medelijden met hem had, dat hij zich dat laat gebeuren, de andere omdat ze juist bewondering voor hem heeft, dat hij zomaar luistert naar Franciscus, zonder tegen te stribbelen.

Weer anderen hadden de meeste sympathie voor de medebroeders, maar ook allemaal met een eigen reden. De ene vond het mooi dat ze als het ware toch boven zichzelf uitstegen en het niet wilden om als prinsjes in de watten gelegd te worden. Weer een ander omdat ze zelfinzicht hadden en inzicht in Masseus: een ieder moet alle kwaliteiten die je in je hebt, kunnen exploreren. Grappig was, dat anderen de broeders juist wantrouwden: die hielden van hun eigen taken, die hen nu door Franciscus waren afgenomen en konden ze nu terugkrijgen, door het zogenaamd voor Masseus op te nemen.

Weinigen vonden Franciscus zelf het sympathiekst. Wat een tiran, wat een onzin, die oefening in nederigheid! Maar degenen die hem het sympathiekst vonden, die wezen juist op het vertrouwen dat hij had in zijn broeders, om samen te zoeken naar een wijze van leven die iedereen zou kunnen bevallen.

In de pauze begonnen de kloosterlingen en de ex-kloosterlingen spontaan te vertellen over de mistoestanden in het verleden, over bruidschatten die bepaalden wat voor taak je in het klooster kreeg, over de rangorde tussen de geleerde broeders en de werkbroeders, over het gescheiden bidden en recreëren en de opdrachten die je kreeg die je alleen maar ongelukkig maakten, zonder overleg of aanziens des persoons. Het schoot door me heen dat mijn kloosteravontuur eigenlijk ook niet goed had kunnen gaan, met broeders die ook uit deze repressieve cultuur komen.

Na de pauze bracht ik een verhaaltje van Toon Tellegen in: 'De verjaardag van de zandvlieg'. Die zendt briefjes het bos in naar zijn mededieren met een verlanglijst waarop staat dat ze één suikerkorrel mogen neerleggen en dan meteen hard moeten weglopen. Ze mogen niet gefeliciteerd zeggen, niet vieren, niet gaan zingen, niet gluren achter een boom, niet dansen en... niet boos zijn. Op het einde van de dag komt de zandvlieg naar buiten, ziet een hele grote hoop suiker en fluistert zachtjes: dank je wel...

Het grappige of eigen-aardige was, dat ook dit verhaaltje zulke verschillende belevingen teweeg bracht en dat die enigzins paralel liepen met de eigen interpretatie van het Fioretti-verhaaltje. Sommigen vonden de zandvlieg een slimmerik, die nu zonder veel moeite zijn wintervoorraad klaar had. Weer anderen vonden het mooi dat die kleine zandvlieg bleef bij zijn eigen aard en verlangen en dat ook durfte te vertellen aan alle anderen. En er was bewondering voor alle dieren in het bos, die zich een verjaardagsfeestje door de neus lieten boren en met zo veel respect luisterden naar het verlangen van de zandvlieg.

En Ikke? Ik had de verhaaltjes bijeen gebracht omdat ik uit beide zo ontroerend veel vertrouwen vond spreken. Zowel in jezelf als in de anderen. Dat er zoveel mogelijk is met elkaar, als je je eigen aard en die van anderen volgt, laat ademen en leven.

Ontmoeting

Het is wonderlijk om te beseffen dat de intensiteit van een contact werkelijk twee polen kent: je kunt in je eentje van alles ervaren, maar de vonk slaat pas over als er iets van wederkerigheid blijkt. Dit bedenk ik me omdat ik zonet een mailtje las van zr. Naamgenote, die alvast de afwezigheid van iemand van de leesgroep vanavond meldde en de mail eindigt met: 'Ik hoop dat je nog nageniet van het Franciscusfeest'.

Dat feest werd afgelopen zaterdagavond gevierd in de kapel van de Clarissen, die voor deze gelegenheid, in vijf verhalen de sfeer van de eerste broeders en Franciscus van Assisi opriepen. Met als laatste verhaal, de wijze waarop hij stierf: Hij liet zich naakt uitkleden door zijn broeders en op de aarde leggen. Het eerste verhaal ging over de ontmoeting van de broeders, die van heinde en ver, uit Bologna en zelfs uit Hongarije samen waren gekomen.

De plaatsen staan me bij omdat ik daar zelf deze zomer was en in Budapest bij de resten van het Franciscaanse klooster op Margreet-eiland, heel sterk iets 'Franciscaans', voelde, whatever that may be. Die broeders toen, trokken dus ten voet naar Italië, naar Assisi, om elkaar te ontmoeten.

Alle aanwezigen in de kapel gingen elkaar nu ook ontmoeten, middels een dans. Je legt je rechterhand op de linkerschouder van degene voor je, je doet twee stappen voorwaarts en weer een terug, op vrolijke muziek en je kijkt maar wie je ontmoeten zal. Er on stond een lange sliert, die door de kapel heen warrelde, een soort meditatieve polonaise en bij mij ontstond er als vanzelf een brede glimlach op het gezicht, terwijl ik nu weer die en dan de andere aan keek en begroette.

Zo ook zr Naamgenote. En het aparte is, dat je zoiets alweer zo snel vergeet. Door haar mail echter, sprong het weer in mij op: de stralende lach, de twinkelende ogen waarmee wij elkaar even aankeken. Zo ontmoet ik haar, door haar mail, als het ware voor de tweede keer. En geniet nú pas na.

Marc Mulders

Soms moet het moment rijp zijn, wil iets werkelijk bij je binnen komen. Dit overkwam me gisteren, toen ik het boek inbladerde van de kunstenaar Marc Mulders, dat Nevel/Mist heet. Het was zo'n donkere, mistige dag en dat helpt wel. Plus het gegeven, dat dit mistige de context is, voor abstracte schilderijen, waar in elke dikke ronde druppelvormige penseelstreek, zoveel Monetachtige kleuren zijn verwerkt. Die combinatie triggerde me.

Ik had al eerder werk van hem gezien: glas-in-lood-ramen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, in de St Jans Kathedraal in den Bosch, in de St Stevenskerk in mijn eigen stad. En in musea zag ik zijn luchtige pauwen, waarin kruiswegstaties zaten geplakt of een gezicht van Jezus van een oude frescoe. Geconstrueerde foto's van bloemblaadjes, met daarin een huilende Maria... dat soort ongein, zou ik al bijna typen.

Want zo was het wel een beetje, voor me. Het raam in de Nieuwe Kerk in Amsterdam vond ik wel prachtig, maar ja, die zag ik weer in de context van de tentoonstelling Wereld Natuur Kunst, die Broer aldaar heeft vorm gegeven en dan spreekt zo'n raam omdat het een van de stemmen was, waar kunst uit alle werelddelen gekoppeld was aan de natuur en levensbeschouwingen all over the world.

Nu openbaarde het werk van Mulders zich in al zijn kracht en vielen de verschillende dingen die hij doet in één. Hij zegt zelf over zijn werk dat hij genereus wil zijn. En ineens ervaarde ik wat al die klodders dikke verf, zonder begin en einde betekenden: een poging om de veelkleurigheid en veelvormigheid van de natuur te communiceren en iets van een mystiek geheim daarachter of daarboven of eromheen.

Genereus willen zijn, omdat er een ervaring in je is dat de natuur zelf ook zo genereus is. De natuur: het geheim van groei, bloei verval, van veelvormigheid, van grootsheid en teerheid tegelijkertijd. Op de voorkaft van het boek zijn donkere atelier en op een van de laatste bladzijden zijn uitzicht op een tuin in nevelen, ordelijk: een gazon, wat stoelen, enkele bomen en struiken. En tussen die twee kaften een lyriek, die bijna geen raad weet met zichzelf.

maandag 5 oktober 2009

Stiltehuis

Vanochtend werd ik wakker met het concept: 'Stiltehuis' in mijn hoofd. Ik zag het helemaal voor me: gewoon een huis, ergens in een buurt, gehuurd door een aantal mensen. Of je maakt een Stichting zodat een ieder die wil kan doneren. Om de huur te betalen en de verwarming. Als je binnen komt, is daar waar anders de zitkamer is, het helemaal leeg. In een kring staan wat meditatiebankjes, een enkele stoel voor wie wil zitten.

Verder is de ruimte leeg. Geen symbolen uit religies, alleen maar iets uit de natuur. Een mooie tak, wat stenen, wat bloemen of gevallen blad naar gelang het seizoen. Iedereen kan gebruik maken van het Stiltehuis. Boven zijn de kamers ingericht om er te overnachten en er is eén kamertje met een tafel en wat stoelen, eventueel een bank, waar je wat kan lezen en schrijven.

Om beurten, met een soort rooster, wordt het Stiltehuis bewoond. Gewoon voor jezelf, om in de stilte te zijn en op gezette tijden ook om anderen welkom te heten en ze in te leiden in de stilte. Door samen te praten wat stilte is voor de ander, hoe stilte een rol speelt in alle spirituele tradities. Samen een tekst lezen, of samen stil zijn, net wat die ander maar wil.

Iedereen is welkom in het Stiltehuis. Je wordt eenmaal welkom geheten en dan kun je er vervolgens altijd naar toe, binnen komen, gaan zitten en je in de stilte begeven. De ene keer zul je er zo goed als alleen zijn, de andere keer zijn er weer veel meer mensen. Maar de stilte bindt je, dat is de grond van de ontmoeting.

Hoe komt het toch dat ik ontwaak met zo'n dagdroom? Misschien is mijn onbewuste toch bezig om vorm te geven aan het visioen van zr. B. (Zie blogje Visioen 30 sept 2008) Toen ik nog in het klooster was, zag ik concrete mogelijkheden om aan dit visioen te werken, maar nu heb ik me uit het visioengroepje dat zr B. bijeen gebracht had, teruggetrokken en heb me alleen beschikbaar gesteld als klankbord voor Zr B. zelf.

Ach...de Stilte lokt me altijd en het is daar waar ik uiteindelijk woon en me gekend en geborgen weet... Ik stommelde naar beneden en pakte de ochtendkrant van de vloer. Op de voorkant een portret van Mercedes Sosa. Ze is gestorven, 74 jaar is ze geworden. Ik hoor in mijn hoofd Gracias a la Vida. Dat éne nummer op een bandje waar je naar kan luisteren in het Stiltehuis, dat zou ook nog kunnen.

Het is het enige nummer waarvan ik zoveel mensen van verschillend soort pluimage heb horen zeggen,dat dit wel gespeeld mag worden op hun begrafenis. Dat blijft bijzonder. Waarom zo'n nummer, als je al dood bent? Misschien is het omdat stilte en dankbaarheid voor het leven raken aan een geheim, dat dichtbij is en verder gaat, ook door je eigen persoonlijke dood heen.

vrijdag 2 oktober 2009

Engel van de overgave

Vanavond geef ik weer de meditatie in de Bron, bij de Clarissen. Van de 50 engelen van Anselm Grün, heb ik de engel van de overgave gekozen. Na enige ontspanningoefeningen en je bewust worden van je lichaam, leidt Zr. Clara de engel in:
De engel van de overgave is een heel aparte engel, die eigenlijk heel dichtbij ons staat, maar vaak kan aanvoelen als heel ver weg.
Ze is degene die jou soms op het nippertje, je laatste duwtje in de rug geeft. Een zachte kracht die zegt: Doe maar, toe maar, laat jezelf gaan. Denk niet teveel na. Geloof dat meegaan met het goede en het argeloze ook goed voor jou is, in dit hier-en-nu.
De overgave helpt je om werkelijk te leven. Om mee te gaan met de stromen, naar horizonnen die telkens wijken, stromen van liefde, van afscheid nemen en opnieuw beginnen, telkens weer.

Het is kort stil. Dan zeg ik iets over de sterfdag van Franciscus van Assisi, morgen en zeg ook:
We sterven in ons leven meerdere doden, we nemen meer dan eenmaal afscheid. En elke keer helpt de engel van de overgave ons om die stap te maken, de drempel over, van leven naar dood en weer opnieuw opstaan.
Ook de psalmist wist van deze eindeloze beweging, die de engel van de overgave ons leert leven. Overgave is uiteindelijk je overgeven aan het Grote Mysterie dat ons omringt: God, Bron van Liefde, De Eeuwige.

Clara leest dan uit psalm 71:
Laat mij nu herleven.
Laat mij herrijzen
uit de diepte van de aarde.
Verheug me in aanzien
omgeef mij met uw troost.

Dan is het ongeveer tien minuten stil. Ik breek in de stilte en zeg:
Een houding van overgave vraagt om te putten uit het kleine in je, uit de zachte krachten. De engel van de overgave spoort je aan om het leven niet te willen controleren, het niet te willen bezitten, het niet te willen vormen naar je eigen hand. En dat is heel moeilijk soms...

Overgave vraagt om, hoe groot je ook bent geworden, uiteindelijk te zijn als een kind: onbevangen, OPEN voor koestering die het leven je op onverwachte momenten telkens weer schenkt... Wees stil en het zal aan je gebeuren...

Clara leest dan Psalm 131 en herhaalt daarbij de laatste regel twee keer:
Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij.
Dan gaan we de stilte in voor ongeveer 20 minuten.Op het einde wordt de avond afgesloten met een Zegewens:

Moge je de engel van de overgave in je nabijheid weten
vlakbij, jou liefdevol volgend, dicht op de huid.

Moge je vertrouwen op de liefde
die als levend water in jou stroomt.

Moge je de stilte kennen
waar de engel van de overgave woont.

Moge de overgave je leiden
naar die zachte plek in je
waar verdriet en vreugde,
kracht en broosheid,
einde en begin,
in één huis wonen.

donderdag 1 oktober 2009

Vliegenzwam

JAAAAH! Het is weer zo ver: de Eerste Rood met Witte Stippen ontwaard in het bos! De vliegenzwam bedoel ik: 3 hele grote kanjers en een stelletje kleineren rondom een berkenboom op een beetje open plek in het bos. De perfecte plaats voor een sjamanistische trance-reis. Vorig jaar was het een week later, dat ik de Eerste zag, ik heb het even opgezocht in dit blog. O, wat zijn ze toch geweldig, tussen dat helgele-groene riet!

Nou hoor ik ineens een kindje buiten kraaien: 'Mama een rode paddestoel!' Het is niet waar, er groeit een hele grote, nog geen twee meter van me vandaan, onder het raam van het kantoortje van het wijkcentrum, alwaar ik typ! Nu snap ik waarom er allemaal kinderen stonden, zonet bij aankomst alhier. Ik ga er even voor naar buiten... Het is een hele GROTE, met een doorsnee van wel 15 centimeter! Geweldig hoe twee kinderen met hun moeders eromheen blijven hangen, een magische aantrekkingskracht.

Heb ik nu wél of niet...? Ik weet het niet meer, alleen dat ik wel met de gedachte speelde, vorig jaar: zal ik de sporen van de vliegenzwam, zal ik een stukje meenemen en het in de struiken gooien? Ik weet dat ik het idee verworpen had voor mijn eigen tuin. Zo heb ik ooit een prachtig stukje zacht mos uit het bos meegenomen en mijn hele tuintje raakte bemost en verstikte des zomers het gras, nog steeds heb ik het overal weg te halen...

Maar een vliegenzwam bij het wijkcentrum? Dat idee zou ik best wel tot uitvoering kunnen hebben gebracht. Vreselijk, dat geheugen van mij, ik weet het écht niet meer. Het is wél een hele leuke gedachte, dat die vliegenzwam buiten, er door mijn toedoen is.

Dan heb ik nog een handvol tamme kastanjes geraapt, ze zitten in mijn jaszak, de poot van een hert gezien tussen de rododendrons en weer die zoete geur van verrotting geroken: yes, ja, hoera, herfst!

Stekjes

Ik bladerde wat in de krant, zo'n regenachtige dag met een grote kop koffie verkeerd voor me en bedacht dat het uitzicht buiten, vlak achter mijn huis, bij het kleine bruggetje over het water, een miniatuur was van een van de prenten van Hiroshige, die Vincent van Gogh op zijn beurt weer inspireerde: mensen met paraplu's op een brug in de stromende regen.

Een beetje duf nog, en toen werd ik plotseling weer helder en wakker. Door een foto: zacht licht in een witte ruimte, in doorzichtje vaasjes en afgesneden plastic flessen tezamen 5 op een rij, schemeren oranje goudvissen door, en er is het groen van stekjes. Het blijkt een foto te zijn van Xiaoxiao Xu en zij heeft de Fotoprijs 08/09 gewonnen voor jong talent. Ze woont nu 10 jaar in Nederland en heeft foto's gemaakt van haar geboortestad Whenzou en is op zoek gegaan naar: 'herkenning, nostalgie, heimwee en een onbepaalde toekomst'. Ja, dat is de sfeer die in deze foto zit.

Er spreekt verlangen uit de foto. Misschien zie ik dat omdat ik weet dat de goudvis in China een symbool van geluk is en combineer ik het met de voorkantfoto's van dezelfde krant, Trouw. China viert de zestigste verjaardag van de Volksrepubliek. Ook hier het getal 5: twee foto's naast elkaar: de ene van vijf arbeidersmeisjes in tuinbroek op het plein van de Hemelse Vrede in Peking met op de achtergrond de poort naar de Verboden Stad uit 1970. Daarnaast dezelfden nu, en de lach en de houding van minstens twee, suggereren dat het leven goed voor hen is geweest.

Mijn China-gen gaat ervan aanstaan. Ik gooide de I Tjing, voor zomaar wat mijmerstof gedurende deze dag en daar kwam teken 30: Het Zich hechtende, het Vuur en als tweede nr. 13: Gemeenschap met mensen. De bewegende lijn was nr. vijf (!) en die heeft als beeld: Klagen en zuchten in stromen, maar uiteindelijk Heil! Vijf is in de I Tjing altijd, de gunstigste positie. En dan gaat het ook nog over Vuur, mijn thema van de afgelopen dagen! De rol van het toeval is gróót, las ik weer heel ergens anders: ook in de zogenaamde rationele wetenschap.

Enfin. Het ontroerende van de foto van Xu is, dat deze niet gecomponeerd is. Ze heeft het aangetroffen bij een woning in haar geboortestad. Op de een of andere manier zie je dat eraan af. Het onaffe van het wit van de muur erachter, de afgebladerde verf eronder. De stad blijkt verder een bouwput waar wolkenkrabbers zullen verschijnen. Dat roept verlangen op naar huiselijkheid.

Heimwee naar warmte. Je voelt je even als de mensen buiten op de brug, ergens heen, zich voortsnellend in een regen die alle kleuren intensiveert en het tafereel dat je ziet in beweging houdt: stromend water en uiteindelijk kom je weer ergens aan en is alles weer goed. Voor wie het vuur van binnen gaande houdt, het voedt. Alle toekomst is tenslotte in den gronde altijd onbepaald. Je bent altijd voortsnellend en voortdurend aan het stekken: soms slaat iets aan, soms niet.