zondag 30 mei 2010

Potluck

Het weer is wel erg op-en-af. Gisteren smeerden mijn groepje oude studievrienden elkaar nog in met zonnebrandolie, in de achtertuin ener, maakten we snel nog een uitstapje naar het Afrika Museum en bespraken we elkaars leven in de beelden-huttentuin en op het Afrikaanse Pleintje, zittend op boomstammen.

Vandaag plande H. haar verjaardag in de ex-kloostertuin van de Refter in Ubbergen, in de oude boomgaard, met een kampvuurtje, waar ooit Zusters Ursulinnen woonden, maar al heel lang een woonwerk-project is, mede vormgegeven door een Capucijn. Maar die verjaardag moet nu naar het binnencafé. Zal ook wel leuk zijn. H. de kwikzilverige, gaat er optreden met haar nieuwe dameszanggroepje, een verjaarcadeautje aan haar zelve.

Als cadeautje wilde ze graag dat je een gerecht meenam. Dus stond ik vanochtend in de keuken en als ik er voor in de stemming ben, en dat gebeurt vanzelf als het buiten pijpenstelen regent, dan heb ik er altijd plezier in. Noten-kaas-gehaktballetjes gemaakt met peterselie erin, te dopen in een bananen- knoflooksausje. Daarbij een bieten-appel-salade met honing-mosterd-mayonaise-dillesaus. Best wel weer lekker, al zeg ik het zelf.

Gisteren bijna op blote voeten en nu zag ik de paars-roze laarzen staan die A. af heeft afgedankt en bij mij nu voor het eerst een, wie weet, tweede leven krijgen. Gek om onverwachts in nieuw schoeisel te staan; ik voel me met het nieuwe geluid van de blokhakken eronder en mijn broek erin gestoken, een soort amazone zonder paard.

Potluck; zo heet het concept dat ik ooit vanuit Nieuw Zeeland heb geïntroduceerd in verscheidene groepen: een ieder maakt iet te eten en het is altijd zeker dat er een feestelijk buffet ontstaat op een lange tafel. Veel en veel te veel: het is een soort wonderbaarlijke brood & vissenvermenigvuldiging. Eens kijken waar mijn buikje zich straks mee vullen zal.

Potluck vind ik trouwens een prima concept of recept van Hoe in het leven te zijn: gewoon maar zelf met zorg en aandacht iets bijdragen en er dan op vertrouwen dat het vertienvoudigd naar je toe terug zal komen.

vrijdag 28 mei 2010

Huisdier

Als het zonnetje 's ochtends vroeg schijnt, dan word ik zo ongeveer kwart voor zes wakker. Door het getjilp uit de mussenkolonie naast mijn tuimelraam, die de nieuwe dag bijna oorverdovend welkom heet. Natuurlijk sta ik dan nog niet op. Ik luister ernaar, draai me nog eens om en val weer in slaap. Om twee tot drie uurtjes later of zo, (behalve als ik ochtenddienst heb) weer te ontwaken en op te staan.

Ze zijn mijn enige levende have, die mussenkolonie en andere soorten gevogelte daar omheen. Als je de goudvissen niet meetelt. Het is wel eventjes een thema voor me geweest: zou ik toch niet als nog weer een Huisdier aanschaffen? Poes Pepi ging dood en daar begon het mee. Want al woonde ze al 10 jaar niet meer bij me, ik beschouwde haar toch als de Mijne, zo bleek mij, toen ze er niet meer was. Vrienden kregen een jong poesje, ik knuffelde er uitgebreid mee, heerlijk zo'n zacht vachtje in je gezicht, en toen wist ik de week daarop weer, waarom een poes als huisgenoot echt niet kon: hooikoorts !

Een hond, lijkt me ook leuk. Vriendinnen schaften er een aan via internet, dat schijnt een wereld op zich te zijn, de adoptie-hondenwereld. De hunne kwam helemaal uit Spanje, maar voldeed precies aan wat ze aan wensen te berde hadden gebracht: een Ideale: wit, ter hoogte van de knie, zeer wel opgevoed, helemaal niet blaffend, lief voor kinderen, belangstellend je aankijkend en je met trouwe ogen volgend, zich laten knuffelen, helemaal braaf in een mandje onder de grote tafel, al zat de hele kamer vol mensen. Maar ja, honden zijn handenbinders, dat kan toch echt niet als je alleen bent.

Dus, een beestenbende om me heen, dat is Utopia. Knaagdieren, daar val ik niet op, valt dus ook af. Ik doe het maar met de Gedachte eraan en meeleven met het wel en wee van de levende have van anderen. Nu vond ik vanochtend, in het zonnetje buiten, en ach, wat is het toch een zoet geluid, al die jonge vogeltjes om me heen die ik niet zie, een gedicht van Hilde Domin. Met dit gedichtje verzoen ik me maar definitief met het gat van de afwezigheid van poes of hond.

EINHORN

Die Freude
dieses bescheidenste Tier
dies sanfte Einhorn

so leise
man hört es nicht
wenn es kommt, wenn es geht
mein Haustier
Freude

wenn es Durst hat
leckt es die Tränen
von den Träumen.

Ik denk daarbij aan de grote middeleeuwse rood gebloemde tapijten van de Dame met de Eenhoorn, die in musée de Cluny te Parijs hangen. Een grote zaal waar de eenhoorn, symbool ook van de verbeelding en het gevoel, op verschillende wijze bij de dame aan haar voeten ligt. De ene keer met zijn witte kop in haar schoot en de ander keer vat ze met haar handen zijn hoorn. Zo'n dame wil ik wel zijn.

donderdag 27 mei 2010

Er bij

Gisterenavond even getwijfeld of ik naar het lijsttrekkersdebat zou gaan kijken. Alras besloten van niet. Eigenlijk kan dat hele thema 'economie' me geen lor schelen. Wanneer we ons zelf plaatsen in een wereldwijd perspectief, dan kunnen we allemaal wel wat inleveren. Al die ego's op de buis in hun zorgvuldige rituele schaakpartij in de dans naar macht en opvallerij, wetend dat je daarna weer alle energie moet stoppen om zonder veel gezichtsverlies compromissen te sluiten... het heeft ook iets leegs en iets heel voorspelbaars.

Dus keek ik daarvoor in de plaats naar Star Wars; The return of th Jedi (1983).Een epos over de eeuwige strijd tussen goed en kwaad en de goeden zeggen tegen elkaar: May the Force be with you. Het kwade zal winnen als de goeden zich overgeven aan angst, haat en agressie. Master Yoda, een klein onooglijk wezentje is de leermeester van de Jedi, de strijders voor het goede. Ik heb hem ooit gebruikt ( toen ik stage liep om wie weet leraar levensbeschouwing te worden), als eén van de vele keuzes die leerlingen konden maken uit de gelukbrengers op hun gelukschijf en ik vond het opvallend, dat een heel aantal leerlingen hem uitkozen.

Zo wordt de kennis van goed en kwaad niet meer via kerk of geloof, maar via film overgebracht. Star Wars van George Lucas is een oer sci-fi filmsaga, het eerste deel kwam in 1977 al uit, met opvallend veel humor. Bijvoorbeeld in de vechtende teddyberen, Ewoks geheten, met primitieve middelen zoals stenen en boomstammen en slingers. Avatar ontbeert die humor en Lord of the Rings eigenlijk ook. Zouden we in het Westen iets te serieus zijn geworden, vastzittend in genrefilms en hokjes en vakjes?

Dit bedacht ik door de film die daarop volgde, de Koreaanse film The Host (2006). Het grootste bioscoopsucces in de filmgeschiedenis van Zuid-Korea, maar ook in Cannes juichend ontvangen. Ik zat tot diep in de nacht zeer geboeid te kijken. Het gaat over een allesverslindend monster, iets tussen een vis, een glijdend, lopend en vliegend amfibie en een reuze inktvis met tentakels, in. Het is ongeveer zo groot als een vrachtwagen en in de Han rivier in Seoel onstaan, doordat er ooit op bevel van een blanke Amerikaan, zeer giftige chemicaliën in de rivier zijn gedumpt.

Maar eigenlijk gaat het over de gekke familie die achter hun schoolmeisje aangaat, dat via een mobieltje te kennen geeft nog te leven en ergens in het immense riool van Seoel te zitten. En eigenlijk gaat het over emoties zoals angst en verlies en onmacht en verdriet. Er zitten heel poëtische beelden in. Close-ups van zoekende gezichten in de stromende regen, het meisje met bevuilt gezicht die een ander jongetje met lieve ogen ontmoet in het riool en ze samen dromen over eten. En eigenlijk gaat het over absurde bureaucratie en de mensen daarin die je niet geloven. En daar kun je ook nog om lachen. Humor en tragedie wisselen elkaar voortdurend af.

Misschien dat zo'n film me extra raakt, omdat de soort gezichten lijken op mijn eigen gezicht. De meest simpele verklaring ever. Maar ik snap ook meteen iets van de totale mengeling en gehutselkluts van genres en gevoelens. Hier geen orde en regelmaat, geen hokje en vakje. Alles stroomt in elkaar over. Humor en de dood naast elkaar. Fantasiemonster en Zwart Gat ineen.

Gewoon een fijne janboel. De Nederlandse samenleving lijkt overgeregisseerd. Vanochtend moet je dan weer in de krant lezen hoe de verschillende lijstrekkers het hebben gedaan. Kan het iemand werkelijk schelen? Voor het Songfestival lopen misschien wel meer mensen warm. Ik ga vanavond ook kijken naar de halve finale. Want Sieneke die komt uit mijn wijk. En we hebben hier ook bijna een watermonster gehad. Iemand meende een krokedil-achtige in de wateren gezien te hebben. Groots Onderzoek is gepleegd. Want het kon, omdat er een reptielenbeurs in de buurt was geweest.

Ik bedoel maar, het gaat mensen om emoties dicht bij huis, dicht onder je eigen huid. Letterlijk en figuurlijk. Je wilt erbij kunnen horen. ( Job Cohennerig, ja. Nederland leek ook heel eventjes te herademen.) Ik wil erbij horen. Waarbij? Bij die stroom van het banale en het verhevene, high&low culture, al die verschillende soorten dingen, dat te samen Leven heet. Waarbij je hoopt dat het Goede zich uiteindelijk zal uitzuiveren en zal overleven.

dinsdag 25 mei 2010

Zigeunerbloei

Nou heb ik dagenlang gelopen in zo'n dunne losse broek van indiakatoen met paarse streepjes en dan heb je al helemaal de zomer in de kop, en dan kijk je vanochtend naar buiten en hangen de grijze wolken te dreigen en waait het. Dus weer een steviger broek aan, regenjasje aan en toch maar de paraplu mee want dat voorspelt het weerbericht in de krant.

Om de lente toch nog even vast te houden bladerde ik voor vertrek in de lente haikubundel van R.H.Blyth en mijn aandacht bleef hangen bij de volgende van Basho:

O'er wearied,
And seeking a lodging for the night,
These wisteria flowers!

De blauwe regen heeft uitbundig gebloeid, deze lente! Prachtig, die violette trossen over muren en schuttingen. De haiku legt dat moment vast, waar je juist wanneer je in een dipje zit, soms plotseling daaruit getrokken wordt en des te intenser iets 'kleins' zoals wat bloemen, kunt beleven. De wonderlijke werkingen van de geest.

Dus bij de bushalte gekomen, genoot ik werkelijk van de hindoestaanse vrouw die in stapte en die geheel in het lang en turkoois was, tot en met de buggie en de boodschappentas daaronder. Wat kleur toch kan doen in het leven! Tijdens de busrit las ik in de krant dat er op dit moment 10.000 zigeuners uit heel Europa bijeen komen in Saintes-Maria-de-la-Mer aan de Middellandse zee, voor het feest van de heilige Sara.

Er is maar één weg die daar naar toe leidt, dwars door het natuurgebied de Camargue met de wilde paarden en de flamingo's. Het ritueel dat er voltrokken wordt, heb ik al weleens gezien op filmische beelden: het beeld van de heilige wordt uit de kerk naar zee gedragen en daar met veel emotie en muziek te water gelaten op 24 mei. Daar zou ik weleens een keer bij willen zijn, dacht ik toen ik dat voor het eerst zag. Sara is volgens de legende de dienares die aanwezig was bij de drie Maria's die het lege graf van Jezus voor het eerst zagen.

Die Sara, heet voluit Sara-la-Kali, Sara de Zwarte en ze lijkt op de godin Kali met zwart gezicht uit het hindoeïsme. Die wordt ook naar de rivier gedragen en daar gewassen. Dat ritueel heb ik wel al ooit gezien in Sri Lanka. Het is waarschijnlijk dat de Roma, al zwervende dit ooit zo zijn tegen gekomen en het vervolgens gemengd hebben met een christelijke heilige.

Boeiend hoor, die vermengingen en het kleurrijke dat dit oplevert! Mijn oog viel op het artikel door de foto: het profiel van een vrouw met grijze lange haren met een kleurige sjaal daar door heen gevlochten en een paars haarkammetje dat het geheel bijeen houdt. Daaronder gebloemde, voile-achtige kleding; een sjaal of een blouse.

En zo heb ik, al met al, zoals in de haiku van Basho wel een onderkomen gevonden voor deze dag. Geen koesterend zonnetje, maar wel de koestering van kleur en het stil staan bij mensen die het leven vieren: het is nu drie dagen kermis in Saintes-Maria-de-la Mer en naast de pelgrimage komt men ook van heinde en ver om elkaar te ontmoeten en handel te drijven.

Die vrolijke mengeling van verschillende verlangens, die maakt het voor mij echt en sprankelend. In de woorden van de 29-jarige Amaya die uit Sevilla met haar designbril op, is aan komen reizen: 'Ik kom in de eerste plaats om te bidden. Maar als er zich een leuke vrijgezelle man aandient, dan is dat natuurlijk mooi mee genomen.'

Veni Sanctus Spiritus

Mooie Pinksterdagen beleefd, het feest van de Geest die over de apostelen met tongetjes van vuur neerdaalde, waarna ze alle talen konden spreken. Het begon op de zaterdagmiddag bij de Clarissen, waar we een dansje inoefenden, tweemaal te gebruiken; op de vigilieviering die avond en op tweede pinksterdag, waar men de eucharistieviering vervangen heeft voor een bezinnende gebedviering van eigen makelij.

Bij dit soort vieringen voel ik mij geheel en al thuis. Niet gek natuurlijk, want ze hebben hetzelfde concept als de meditatie die in dezelfde kapel geven wordt en die ik er ook geef: de maakster(s) geven de plek een eigen kleur en een ieder is geheel welwillend voor wat er komen gaat.

Nu was de titel van de vigilie: Wij zijn geest. Eenvoudig uitgewerkt door zusters M. en M., met een soort plagerige joligheid die er altijd om hen heen hangt. Vier verhaaltjes hoe verschillend de Geest werkt, met veel verschillende kwaliteiten, zoals eenvoud, vreugde, liefde, eenheid in diversiteit, trooster. Het komt allemaal ter sprake in het lied van de Pinksterseqeuntie, eigenlijk een soort verjaardaglied van de kerk. Met viert de vijftigste Paasdag (Pente costa=50=pinksteren, van oudsher het getal van de volheid). Rood, de kleur van de liefde, is de kleur van de liturgie.

Mooi vind ik het couplet: Maak weer zacht wat is verstard/ koester het verkilde hart/ leid wie zelf de weg niet vindt... Zingen, met veel stiltes daartussen in, en moderne verhaaltjes, met uitzondering van het sprookje Gelukkige Hans, over de werking van die geest. En toen kwam de dans, nadat in het midden een pinkstervuurtje was ontstoken en er een schaal was neergelegd vol papieren duifjes die elkaar omstrengelden en zo verbonden zijn met elkaar.

De Pinkstersequentie heet Veni Sanctus Spiritus (Kom, Heilige Geest) en zo heette de dans ook. Op een mantra-achtige melodie alleen deze woorden, met stemmen die klonken vanuit diep uit de borstkast stonden we in een kring rondom het vuur. Ach, het dansje is zo eenvoudig, maar met zoveel aandacht met elkaar gedanst, zo wonderlijk jezelf overstijgend.

De adem, de Geest wordt eerst als het ware zowel vanaf de grond, als vanuit de ruimte, de kring ingeschept. De even 'nummers' buigen zich door de knieën en maken met hun armen en handen een cirkelbeweging vanaf de aarde de hoogte in, tot het midden. En de oneven nummers, die scheppen achterlangs hun schouders in een grote boog, de ruimte en de wind naar binnen. Zo ontmoet en raken de vlakke handen elkaar. 4 pasjes naar voren: de kring wordt kleiner, de handen en armen tot bij je oren, in 4 tellen hef je de handen de hemel in, en als vanzelf doet je blik dat ook. 4 pasjes naar achter, de kring verwijdt zich, weer 4 pasjes naar achter, je laat elkaar los, 4 naar voren en daarna begin je weer van voren af aan.

Daarna ging de schaal rond en nam een ieder een duifje van de schaal en gaf het aan degene naast je en sprak een wens uit van de Geest. Ik geloof heel erg in dit soort vieringen: de Geest spreekt zich ter plekke uit.

Verders in het Pinksterweekende in het park in de zon op het gras gelegen, meewiegend op onbekende ritmes en melodielijnen, picknickend en luisterend naar muziek van de MusicMeeting, herinneringen hernomen met vrienden en als afsluiter de dvd Fried Green Tomatoes die ook van heel lang geleden kwam. Opgeslagen in mijn geheugen als: goed en hartverwarmend. Dat bleek zo te zijn. Alweer een moderne vertelling over hoe de Geest waait en inspireert. Een mooie afsluiting van een Pinksterweekende waar de geest op veel verschillende wijzen aanwezig was.

vrijdag 21 mei 2010

Plotsklaps

Heerlijk, zo'n dagje met helemaal 'niks'. In het zonnetje zitten in mijn tuin, lezen, wasjes draaien, zonnebloempitten in potjes gezaaid. Reuze-zonnebloemen moeten het worden en ik heb er ook gezaaid buiten mijn tuintje in openbare grond. Kijken of het wat wordt. De eerder geplante lelietjes van dalen en de dahlia's zijn geheel niet opgekomen, je weet het ook nooit in de vrije natuur.

Ik sneed het overgebleven groen van de uitgebloeide dotterbloemen uit mijn vijvertje weg, vond er helaas een dood goudvisje drijven, tja, die vijf goudvisjes, die waren ook al geen succes. Tenzij de buurtpoezen er een lekker hapje aan hebben gehad. Maar toen! Een paar uurtjes later zat ik op een Afrikaans krukje bij het vijvertje, want daar is dan de zon, en tussen het kroos ontwaarde ik iets oranjes. En nog een, en nog een, en nog een.

Maar dat kon helemaal niet! Ik had vijf visjes gekocht en al twee lijkjes weggehaald, dus... Ik begon in het kroos te roeren en er wat van te verwijderen. Nog een verrassing: er sprong een bruin gevlekte kikker weg. Ik dacht alleen maar padden te hebben. Die kikker, die moet aangesprongen zijn, vanuit de wateren van het plantsoen. Maar vissen kunnen niet vliegen en niet springen.

Dan blijft er niks anders over, dan dat een van die goudvissen, een Oeroude vis, is, die het toch overleefd heeft. Wel zeven of misschien wel meer dan tien jaar oud. Jarenlang niet gezien en nu plotsklaps te samen met de nieuwelingen zich weer naar de oppervlakte begevend.

Mooi toch; net zoals herinneringen er soms plotsklaps weer zijn. Of gevoelens zomaar kunnen opspringen. Het past wel bij het aankomende christelijk feest van Pinksteren.

donderdag 20 mei 2010

Robert Altman-achtig

Robert Altman (1925-2006) is zo'n regisseur die films maakt waar ik eigenlijk niet veel van begrijp. Zo had je The Player (1993), waar iedereen indertijd naar toe ging. Dus ik ook, maar ik vond er niet veel aan. De film speelt zich af in de acteurswereld en stikt van de beroemdheden, waarvan het een sport was, ze allemaal te herkennen. Dat is ook niks voor mij, dus alleen de beginscène, een on onderbroken shot van 8 minuten of zo met één camera, in een grote zaal vol gezichten is me bij gebleven.

Toen zag ik Gosford Park (2001), op de tv, dat zich afspeelt in een door en door engels landhuis met een upstairs en downstairs milieu en van die sfeer, daar hou ik wel van. Er zit ook nog een moord in, opnieuw begreep ik niet helemaal hoe het zat, dus dit wilde ik nog wel een keertje zien: alleen al om het sfeertje om je in onder te dompelen, en ik heb het weer opnieuw gezien. Er zit ook nog een homeseksueel thema in, als ik het me goed herinner. Nu heb ik het op dvd en kan het nu zo vaak bekijken als ik wil en nu pas weet ik dat Robert Altman de regisseur is.

De ander dvd die in het hoesje erbij zat is Prairie Home Compagnon (2006), de laatste film die hij maakte, helemaal in de countrymuziek sfeer en Meryl Streep, mijn favorietje, zingt er de sterren van de hemel. Het speelt zich af op de laatste avond voor de sluiting van de country& westernclub Prairie Home. Opnieuw speelt hij met verschillende werkelijkheden door elkaar, er verschijnt bijvoorbeeld een engel Ashpadel geheten. Ik was wat suffig toen ik keek, dus ook deze film is voor herhaling vatbaar.

Meryl Streep is in ieder geval onweerstaanbaar en zeer aanstekelijk. En ze kan zingen, dat viel me voor het eerst op in Postcards from the Edge. Haar glansrol in Mama Mia, heeft ze vast aan deze twee films te danken.

Het gekke is nu, dat ik Robert- Altmann- kronkelachtig, het helemaal niet wilde hebben over Robert Altmann of Meryl Streep, maar over Derek de Lint! Hoe die in de TV serie Bloedverwanten zo ontzettend goed een oudere man speelt, die zijn pik achter na loopt. Zo'n warme charmante, een ieder voor zich innemende man met grijze lokken, die zijn eerste vrouw verliet voor een jongere blonde en die tweede vrouw nu aan het verlaten is voor een hip meisje van de fotoclub van vroeger, die hem adoreerde en waarmee hij plannen maakt om naar Australie te reizen.

Van de ouder wordende Derek de Lint die mij als jongeman voor het eerst opviel in een bijrol in de film The unbearable lightness of being, dacht ik aan de jonge Meryl Streep in Sophies Choice en hoe ánders, die twee acteurs zich nu, al ouder wordend, manifesteren. Meryl Streep wordt steeds ongecompliceerder en Derek de Lint steeds zwaarder. En zo dacht ik aan het acteursbestaan en aan de film The Player.

Enfin. Ik snap niks van de wegen die de woorden in dit blog maakten. Maar ik snap door het schrijven ervan ineens wel iets meer van Robert Altman. Wat weet ik niet. Dat is weer teveel gevraagd.

Flora en Fauna Wet

Hé, hé, wat een opluchting. Tenminste daar ga ik maar van uit. Gisterenmiddag heb ik mijn opvallende grotere bloempotten in de tuin gevuld met roze-purperen-witte franse geraniums en een roze margriet. Witte eyecatcherige bloemetjespollen onder de bamboe, 18 jonge plantjes; vlijtige liesjes, kleine petunia's, duizendschoon, een geel afrikaantje in de overige bloempotten gepland. Tezamen met de roze akelei die bloeit, wat vergeet-me-nietjes, de laatste bloeiende viooltjes en primula's , zag mijn tuintje eruit als een groen bloeiende oase van rust en vogelgeluiden.

Tenminste: dat effect wilde ik bereiken, want vanochtend kwam de Technisch Beheerder met specialisatie Groen het uiteindelijke oordeel vellen over mijn mussenkolonie. In de opnieuw dreigende brief die ik enkele weken geleden ontving werd opnieuw gewag gemaakt van de Gevaarlijke Klimop en de niet te stoppen verwijdering ervan. Het telefoontje dat ik daarop pleegde met meneer Sikh, liet iets doorschemeren dat hij dacht dat we wel tot een vergelijk zouden komen.

Vandaar mijn moeite. Men moet toch proberen de andere te verleiden door sfeer en ambiance, dacht ik zo. Ik had zelfs maar alvast mijn werkkleding aangedaan met daarop het vignet van de Gemeente Nijmegen. Baat het niet, dan schaadt het niet. Technisch beheerder bleek alras geen behoefte te hebben om de mussenkolonie uit te roeien. Trouwens, NU zou hij er helemaal met zijn vingers afblijven want het was broedseizoen en dat mocht helemaal niet van de Flora en Fauna Wet, zo zei hij.

De Flora en Fauna Wet: dat klonk mij als muziek in de oren. Hij vertelde over klimop die armdik kon worden, tussen de spouwmuren en hij had al eens mee gemaakt dat deze een muur geheel kromgetrokken had. Dus iets moest wel teruggesnoeid worden. En die hoge es, die stond te dicht bij het huis en zou deze kunnen ontwortelen. En helemaal bovenin, dan zou de wingerd ook de dakgoten kunnen lichten en dan zou ik geheid een keertje een lekkage krijgen.

Ei-gen-lijk zei hij precies de dingen die ik ook al eens bedacht had, toen ik de vorige keer kritisch naar de groenbegroeiing rondom en op mijn huis keek. Ik zag het mezelf allemaal niet verwijderen. Nou, dat hoefde ook niet; hij zou een snoeiteam sturen en die knappen het allemaal gratis voor me op.

De twee mannen die Zusje ooit eens rondom mijn huis ontwaarde, met natuurhoeden en natuurjassen aan, zo zei ze, waarbij de een zei tegen de andere: Nou daar moeten we maar een rapportje over schrijven, die hebben hier wellicht de basis voor gelegd.

In september, dan neemt hij weer contact met me op. Om samen een snoeiplan te maken. Dan zijn de jonge vogeltjes allemaal al lang uitgevlogen en kunnen ze toch in de winter zich weer verwarmen in de oude nestjes. Zoiets zei hij. Want zo deden de koolmeesjes dat ook in zijn nestkastjes. Ik was helemaal accoord.

dinsdag 18 mei 2010

Stinkend rijk

Gisteren de laatste aflevering gekeken van KRO's Stinkend rijk en dakloos. Drie jonge mannen en een vrouw, allemaal miljonair, hebben een week lang in de straten van Amsterdam geleefd. Net toen het daar ijzig en winters koud was; de tijd dat ik zelf ook bijna 2 weken in Amsterdam was.

Van tevoren meenden allen, dat het in Nederland niet nodig is om dakloos te zijn en dat het dus een eigen keuze was. Nu waren ze daar allemaal op terug gekomen. De vrouw, een ex-Miss Holland, had met wel 50 daklozen gesproken en van allen gehoord dat men ongewild in een neerwaartse spiraal was gekomen. Zomaar, onder de brug van het Vondelpark hadden een groep wildvreemde zwervers tegen haar gezegd (terwijl ze de tv camera echt niet konden zien) , dat het voor haar toch nog mogelijk moest zijn om eruit te komen, ze was nog zo jong.

Allen waren aan een buddy gekoppeld, een doorgewinterde dakloze. De ex-Miss Holland had de hare voorgoed in haar hart gesloten, zo zei ze. Die was al twee dagen komen logeren in haar huis en ze had die verwend met mooie kleren, een schoonheidbehandeling en dergelijke. Een andere was naar zijn buddy gegaan met een geheel nieuwe garderobe. Dikke degelijke truien, een spijkerbroek, goede wandelschoenen met dikke zolen. De buddy werd helemaal emotioneel. Er bestaan toch nog goede mensen, zei hij met verstikte stem. Hij had zijn buddy ook een mobieltje gegeven, zodat ze nu altijd in contact met elkaar konden blijven. Als spinn-off had ook de dochter van deze zwerver zich weer gemeld.

Wat zal hier over een jaar of zo, allemaal van over zijn? Vooral Sonja, de buddy van ex-Miss Holland, leek me een zelfbewuste vrouw, vol humor, op een eigen wijze verzoend met haar leven. Ze zei: 'Meid wat geniet ik hier van! Ik kan wel zeggen, dat had je niet hoeven doen, maar dat zeg ik niet, daar heb je niks mee, want je hebt het toch gedaan.' Er was een klik tussen hen vanaf het eerste moment. Gearmd liepen ze door de straten, lachend lagen ze met zijn tweeën onder een dekbedje.

Maar ja... Echt contact, een langdurige relatie: dat vraagt om echte gelijkwaardigheid. Die was er in dat magische moment van die week en een tijdje daarna. Maar de ene is stinkend rijk en de ander heeft niks. Het zou mij niks verbazen, dat juist Sonja zal afhaken. Omdat er in je leven iets oneigenlijk gebeurd, als daar op de achtergrond ineens een achterwacht is waarbij je in hoge nood kan aankloppen en die je altijd zal willen voorzien van een warm bed, eten, een douche. Ergens verlies je dan je zelfstandigheid en vrijheid: de kern van het leven zelf.

Binding en verbondenheid; daarin zit altijd een soort van magie. Je kunt die niet maken of bewust willen. Er zit iets in van een toevallige loop van omstandigheden, waardoor een ander, iets je toe-valt... voor zolang dat kan duren... Het vraagt, vreemd genoeg, van jezelf dus een houding waarin je kunt los-laten. En als je elkaar dan toch nog kunt blijven volgen; dan is dat iets wat elke keer weer gelukkig maakt en je kan vervullen met dankbaarheid en mildheid jegens het leven zelve.

Bangkok

En dan ben je terug, uit dat liefelijke Eifellandschap en dan lees je in de oude kranten dat Bangkok veranderd is in een slagveld. Tot diep in de nacht het geluid van automatische wapens en explosies. Droevig dat wat half maart met vreedzame demonstraties begon, door de rode protestbeweging die voornamelijk uit armere Thai bestaat, nu door het leger bloedig wordt neergeslagen. Doden en zeer veel gewonden. Delen van de stad vol prikkeldraad en bamboestokken.

Hoe een plek kan veranderen. Voor mij is Bangkok een stad om in te dwalen langs gouden tempelcomplexen en verborgen offerplaatsen vol phalussen (symbool van vruchtbaarheid). Eten op een boot langs de rivier de Chao Praia. Kijken naar de vele verkopers met spullen bij zich in de oudere wijken. En ook: ronkend en brullend autoverkeer in de grijze verkeeraderen door de stad, hutjes langs de spoorwegrails, luxe warenhuizen met helemaal bovenin Food Centers, waar je voor weinig geld allerlei heerlijkheden kunt gaan proeven.

Bangkok was dus al een plek voor contrasten, maar er leek aan de buitenkant een wankel, vreedzaam evenwicht. Terwijl buiten de regen klettert en je binnen in een meditatiehal op de grond zit, terwijl oranje monniken hun sutra's reciteren: zoiets vergeet je niet snel... Monniken die in de ochtend met hun bedelnap langs de winkeltjes in steegjes gaan en overal vanzelf sprekend iets kregen... Nu is de stad gevaarlijk en onbewoonbaar aan het worden.

De macht en onmacht van het individu of de groep. Als ik lees over die olijke, guitige Jack de Vries met zijn flaporen en zijn buitenechtelijke relatie met zijn persoonlijke adjudante, een foto daarbij waar ze beide gezellig naar elkaar toe gebogen in een helicopter van defensie zitten, dan stel ik me zo voor dat voor zijn vrouw en kinderen, ineens in het vermeende veilige huis en haard de oorlog is uitgebroken. En waarschijnlijk ook voor de adjudante op een andere wijze.

In wat voor een wereld leven we toch... niks en niemand lijkt zomaar betrouwbaar en zeker. Oké, zekerheid, dat bestaat niet in het leven. Maar betrouwbaarheid en streven naar een beetje goedheid en oprechtheid: ik wil door de chaos van Bangkok heen, tóch, tussen al het blauwe mozaïek glitterende en de ronde stupa's, de gouden glimlach van de Boeddha blijven zien.

maandag 17 mei 2010

Het geheim van de Eifel

Ongelofelijk, dat op maar twee en een half uur rijden van mijn woonplaats, daar zo'n prachtig, paradijslijk gebied is. Vroeger ging men naar de Ardennen, dat was hip, in een huisje met drank en spelletjes en een wandeling door de wilde natuur. De sportievelingen die gingen dan nog klimmen en wildwater kanoeen en houten bruggen bouwen en abseil avonturen beleven. De Eifel: dat was geloof ik, voor de oudjes en gepensioneerden. Misschien was Duitsland ook nog niet zo done om daar de natuur in te gaan, teveel geassocieerd wellicht aan blond, Hoogduits eng en nazi. Zo verklaar ik maar even dit nu onthulde geheim.

Want de Eifel is prachtig! Ik ben er de afgelopen vier dagen geweest, kamperend en wel op een leeg veld in een dal omringd door frisse lentebomen, donkere dennenbossen, allerlei andersoortige vogelgeluiden dan in mijn achtertuintje en de laatste nacht heb ik een kampvuurtje gemaakt, begonnen met een toiletpapiertje en wat stukjes boomschors die ik tijdens het wandelen had opgeraapt. Zó'n volkomen klassiek kampvuurtje van opgestapelde stukken hout met een sikkel van een maan in een blauwe nachthemel en de Grote Beer recht boven me.

Ik was in de Noord-Eifel en daar is het landschap zo ver als je kunt kijken, liefelijk groen en glooiend, met bijna lege wegen en de graslanden rondom vol gele paardebloemen en oude, oude bomen, sommige in nog volle witte lentebloesem, die in al hun kronkeligheid helemaal dat verhaaltje van Boeddha illustreren. Die zegt ergens tegen zijn leerlingen: wordt als die oude boom daar, vol knoesten en kronkels, die kan niet verzaagd worden tot nuttige stukken, die boom heeft alleen maar geleefd om er te zijn, om helemaal Boom te zijn.

Wat zo verrassend was, al wandelend, is dat het landschap doorsneden is met spleten, waardoor je ineens van een zonnige groene heuvel in een donker sparrenbos belandt, waar een beekje klatert en een bronnetje welt. Of dat je loopt onder een lichtgroen bladerdek van beukenbos, je geritsel hoort en daar wat hogerop een hert wandelt, die jou niet ziet, die loopt en graast en rondkijkt. Dat had ik nog nooit mee gemaakt: samen oplopen met een hert !

Ik ben ook in de Vulkaneifel geweest, waar je onverwachts langs een met gras begroeide oude kraterwand zit. En ook nog langs het Cistercienzerklooster in Mariawald geweest. Grappig, om de soort architectuur te herkennen: van een makkelijk toegankelijk gastenverblijf, een kerk die vanaf buiten toegankelijk is en de monnikken, maar vier, die in hun witte gebedkleden met kap in hetzelfde ritme en melodielijn hun psalm bidden, zoals in het voor mij bekende Diepenveen.

Overal in het landschap stonden feestelijke bomen te wapperen met kleurige lange crêpepapieren linten daarin. Sommigen waren met boom en al op een hoge andere paal bevestigd en die bleef je als een feestvuurwerkje, al wandelend, lang zien. Wat was dat toch? Had het iets met hemelvaart te maken, zoiets van : Hoera, Jezus is weer in den hoge?

De laatste ochtend onthulde de campingbeheerder, die we helmaal nog niet hadden gezien, het geheim: Het was een Oud Gebruik: verliefde jongens plaatsen zo'n boom bij hun geliefde en die boom blijft daar de hele maand Mei staan. Ach... wat romantisch. Dan wil je weer helemaal terug naar de ouderwetse hoffelijkheid van de charmante minnestrelende man waar de vrouw alleen maar hoeft te ontvangen en blij te zijn.

Nu waren F. en ik evengoed blij: twee vrouwen met auto, asperge etend, bier drinkend, sorbets en taartjes tot ons nemend en je laten verassen door een klein lente paradijsje.

woensdag 12 mei 2010

Hilde Domin

Gisteren een nieuwe dichter ontdekt, waar ik zeker meer van wil gaan lezen. Ze heet Hilde Domin, Joodse, in 1909 geboren in Keulen en op 97 jarige leeftijd gestorven. Ze is op tijd voor de Nazi's gevlucht en heeft lang in de Dominicaanse Republiek gewoond, maar is wel ook teruggekeerd naar Duitsland. Meer weet ik even niet. Al googelend kwam ik gedichten tegen die in het Engels vertaald zijn en die vind ik ook veelbelovend.

Maar gisteren lazen we Bede, nadat we ons eerst gebogen hadden over een verhaaltje uit de Fioretti, nr. 19 de bloempjes van Franciscus van Assisi. Het gaat over Franciscus die vol zelfbeklag hevige pijnen lijdt door zijn oogziekte. Hij gaat naar Clara, die hem een rieten onderkomen geeft, maar tot overmaat van ramp stikt het daar van de muizen. Franciscus vindt zichzelf zielig en, zoals dat in zijn tijd passend is, roept God aan, gedeeltelijk al overtuigd, dat hij zo zondig is en dat hij ook niks beter verdient. God laat hem een andersoortige werkelijkheid zien.

Bij dit soort verhaaltjes, waar uiteindelijk ook nog een wonder geschiedt, van vertrapte wijnstokken die uiteindelijk in plaats van de 12 vaten wijn, ineens 20 vaten wijn oogst geeft, is het steeds de vraag, wat je daar nu mee kunt. Zijn het oudbollige verhaaltjes of wordt erin iets over de mogelijkheden van de menselijke geest verteld?

Het gedicht van Hilde Domin sloeg een brug:

Bede

Wij worden ondergedompeld
en gewassen met het water van de zondvloed,
wij worden door en door nat
tot op de huid van ons hart.

De vraag naar het landschap
aan deze kant van de tranengrens
deugt niet,
de wens tot behoud van de bloesemlente,
de wens verschoond te blijven,
deugt niet.

Wat deugt is de bede
dat bij zonsopgang de duif
de twijg van de olijfboom brengt.
Dat de vrucht zo bont zij als de bloesem,
dat de blaadjes van de roos nog op de grond
een lichtende kroon vormen.

En dat wij uit de vloed,
dat wij uit de leeuwenkuil en de vurige oven
steeds gewonder en steeds heler
telkens opnieuw
worden vrijgegeven
aan onszelf.

Heel mooi, vind ik het beeld van de roos, die niet alleen in haar perfecte vorm Roos is, maar ook als de blaadjes al gevallen zijn, een lichtende kroon kan vormen, voor wie dat kan zien. En dat het gedicht niet anders, dan in de 'wij'-vorm geschreven kan zijn. Dat wij ons leven niet kunnen controleren en niet altijd, voortdurend aan de zonnige zijde kunnen wandelen. Dat leven een voortdurend, gistend proces is en dat ín dat proces gaan staan en je eraan uitleveren en overgeven, dit vrij maakt.

Buschauffeur

Onlangs, in de bus, stapte er een meisje in. Zo'n jong, vrolijk meisje, die geen last heeft van minderwaardigheidscomplexen, die vanzelfsprekend ervaart dat de wereld van haar is en dat zij daar een zonnige plek in kan nemen. Het soort meisje waarvan je gunt dat, met name meisjes, dat na alle feministische golven hebben: Geen bedremmeldheid, geen grenzen ervaren aan eigen kunnen.

Dit meisje meldde haar bestemming aan de grijzende buschauffeur.
- Dan zit je in de verkeerde bus, je moet de bus aan de overzijde hebben.
- Nee, toch, dat klopt niet, deze bus gaat toch naar Neerbosch?!
- Nee, hoor, deze bus gaat naar de Brabantse Poort, de omgekeerde richting, als je de weg oversteekt dan is daar de goede bushalte!
-Nee, echt niet hoor, weet U het zeker?

De buschauffeur verloor zijn geduld. Hij sloot met een driftige ruk de deuren, trok op en zei: nou ga maar zitten dan, als je dat perse wilt. Het meisje liep zwierend, met I phone op, verder de bus in. Maar de buschauffeur zuchtte en steunde en bleef gedurende de hele rit zijn hoofd schudden en in zich zelf mompelen. 'Weet je het zeker?... Weet je het zeker?... Ik werk hier toch, ik weet toch wel welke richting mijn bus op gaat?!'

Ik had met hem te doen. Hier botsen twee verschillende generaties en twee verschillende milieus. Zíj is eigenwijs, streetwise, denkt ze, en de wereld is van haar. Híj is wellicht al zijn leven lang buschauffeur, bijna tegen zijn pensioen aan en wordt hier regelrecht in zijn beroepseer aangetast.

Welke wereld is nu het meest bewoonbaar? De wereld waar de stem van het individu geldt, de eigen keuze, het eigen beoordelingsvermogen? Of de wereld waarin je je ook laat gezeggen door een ander en je het toelaat dat een ander je op weg helpt?

Raar, om deze twee zo tegenover elkaar te zien. Dat meisje uit de jonge generatie: zo zijn er velen, zo lijkt de maatschappij steeds meer geconstrueerd. Ieder voor zich, al doende leer je, maak je eigen fouten. Maar het heeft ook iets kaals en treurigs. De weerloosheid van de buschauffeur, die raakte me.

dinsdag 11 mei 2010

Spaanse Boeddha-vrolijkheid

Wat is het toch een koud, grijs en regenachtig weer. Ik had wilde plannen om te gaan kamperen op Vlieland, tijdens het Hemelvaartweekend. Maar daar visualiseer je zon bij het zand en de zee. Gelukkig in de altijd verassingbak van de bieb een heerlijke cd gevonden, die aan mij de woorden doet opborrelen: Peper in de reet.

Het is een cd van de Spaanse zangeres Carmen Linares; Canciones populares antiguas geheten, oude volksliederen uit Andalusië, die door de dichter Federico Garcia Lorca (1898-1936) in 1931 opnieuw bewerkt zijn. Op deze cd worden ze voor de tweede keer sinds 1931 weer vertolkt. Heerlijk, vurig, flamenco-achtig. Je waant je meteen in zonnige droge streken op terassen in oude steden zoals Salamanca, waar studenten in capes serenades brengen aan welwillende oren.

Onderwijl bladerde en bekeek ik opnieuw het prachtige boekje in warme oranje-rood-gouden tinten tussen het groen: Het leven van de Boeddha, gereconstrueerd door Patricia Herbert. De afbeeldingen komen uit twee manuscripten uit Birma, uit de collectie van het British Museum. Het leven van Boeddha is zoveel meer aanstekelijk dan het leven van Christus, vind ik. Het is alleen al zo'n mooi gegeven dat hij na zijn verlichting, rondom zijn dertigste, hij nog gewoon geleefd heeft tot zijn tachtigste, al rondtrekkend en predikend.

Die preken zijn door zijn leerlingen opgetekend. Net zoals Jezus heeft Boeddha niks zelf op schrift nagelaten. Maar wat een verschil in nalatenschap! De vier evangeliën geven vier versies van het leven en dood van Jezus. Maar wie de preken van Boeddha leest: die krijgt een opgetekend volledig inzicht in de woelingen van de menselijke psyche.

Zonder Boeddhisme is het Christendom op dit moment waardeloos, vind ik. Alleen al het mediteren, dat nu ook in christelijke kringen overal beoefend wordt (en daarbuiten ook, gelukkig), dat komt geheel en al van Boeddha af. Stil zitten: dat levert wat op, het is de kern van zijn leven. Een besef van onschatbare waarde.

Mijn gedachten gingen ook naar mijn bezoek aan de Langen Foundation bij Insel Hombroich in Duitsland. Het is alsof het gebouw zelf, nu achteraf, nog een statement maakt, vergelijkbaar met het labyrint in de kathedraal van Chartres. Het gebouw van de Lange Foundation ontworpen door de Japanner Tadao Ando, is bijna transparant en lijkt op water te zweven. Maar binnenin zoals de zaden van een peulvrucht in het donker verbijven, daar is zonder daglicht een heel langgerekte zaal vol boeddhabeelden. Daar in de schemer is slechts de Boeddha glimlach en de ontspannenheid en tegelijkertijd levende alertheid van zijn zittende, staande en liggende lichaam.

is de bestemming van de mens bedoeld. Je terug trekken in je donkere, intieme binnenste. Loslaten en daar een glimlach ontwaren. En dan weer het daglicht in ogenschouw nemen en bijna gaan zweven in het stralende licht. Dat de tegenwoordige geest al deze invloeden: Spaanse vurige, smachtende muziek en de sereniteit van de glimlach van Boeddha, gewoon in een huiskamertje terwijl het buiten grijs weer is, tegelijkertijd kan beleven: het stemt mij zeer vrolijk.

maandag 10 mei 2010

Leerzaam

Ik heb wel weer een leerzaam boek gelezen. Verontwaardiging van Philip Roth, in het oorspronkelijk engels: Indignation. Een verrassend boek, uit 2008, een weerslag en een antwoord, zo lijkt me, als je nadenkt over vrijheid van meninguiting en godsdienstvrijheid. Motto voorin het boek is een citaat uit een gedicht van E.E. Cummings:

Olaf (upon what were once knees)
does almost ceaselessly repeat
'there is some shit I will not eat'.

Bijna het gehele boek, het leest al een trein, is een terugblik op het leven van de ik-persoon, die in een soort delerium van morfine, vlak voordat hij sterft, de belangrijkste dingen uit zijn leven voorbij ziet komen. Hij is adolescent, zoon van een Joodse kooshere slager, rondom 1951, de tijd dat Amerika zijn jongelingen naar de Koreaanse oorlog stuurde. Allen die studeren en dus eigenlijk bij het establishment horen, die hoeven niet te gaan.

De ik ontsnapt aan zijn controlerende , angstige, aan regels vastzittende vader en gaat filosofie studeren aan een christelijke universiteit. Hij is ambitieus en ijverig,verlaat mede daarom twee kamergenoten om ergens op zolder alleen, in alle rust te kunnen zitten. Hetgeen hem alras de naam geeft niet sociaal e.d. te zijn: hij hóórt deel te nemen aan de universitaire gemeenschap. Tegelijk raakt hij verzeilt in zijn eerste sexuele ervaringen met een meisje uit een zeer gegoed milieu, maar wel met sneeën in haar polsen: manisch, psychotisch, borderline...? ... in ieder geval met zelfmoordpogingen achter de rug.

Wat het boek leerzaam maakt, is dat deze jongeling, die geen water bij de wijn wilt doen en zich verzet tegen de gedragscodes die van hem verlangt worden op de universiteit in Winesburg, daardoor zijn eigen ondergang tegemoet gaat. Hij wil niet naar de wekelijkse kerkdienst en verantwoordt zich bij de decaan door te citeren uit Why I am not a christian van de filosoof Bertrand Russell.

Ooit heb ik dit zelf gelezen, en wie dit leest snapt helemaal waarom je je geen christen kan noemen. Zo noem ik me dan ook niet. Het betoog vaart op de rede en ieder weldenkend mens, kan alleen maar mee gaan in de argumentatie. Zo ook deze ik-figuur: hij eet geen shit, als hij shit krijgt voorgeschoteld.

Uiteindelijk leidt dit ertoe, dat hij van school wordt gestuurd. Er komt uit, dat hij iemand anders naar de wekelijkse kerkdiensten laat gaan en de ik is niet bereid om hier uitgebreid zijn excuses voor te maken. Dus past hij niet in de universitaire gemeenschap. Hij wordt naar de Koreaanse Oorlog gestuurd, neergeschoten, en dood zal hij dus gaan.

Het boek eindigt met een historische aantekening. Er was werkelijk, zoals het boek ook vertelt,
een opstand tussen jongens en meisjes op het college en het gevolg daarvan was, dat allerlei kleinburgerlijke huisregels over jongens en meisjesverkeer werden afgeschaft. Bovendien verdween ook de wekelijkse verplichting van het bij wonen van de kerkdienst. Dit alles in 1971, twintig jaar later dan dat het boek gesitueerd is.

Leerzaam. Omdat je ziet hoe je als individu ook gevangen bent in de gedragscodes en de mores van je eigen tijd. Het doet je realiseren hoezeer de christelijke kultuur er ook een van onderdrukking en benepenheid is geweest. Wie en wat is het Westen om nu te oordelen over de Islam?

Ook leerzaam omdat het me doet realiseren dat ik in 1951 wellicht ook zo'n soort adolescent was geweest. Geen water bij de wijn. Zoals het hoort bij die leeftijdfase: pal achter je net gevonden idealen gaan staan... wat was er van mij terecht gekomen in die tijd? Gesneuveld in een oorlog, als ik man was geweest in een traditioneel Amerika? Leerzaam. Alles is relatief. Degene die je bent en worden zal; dat wordt ook grotendeels bepaalt door het tijdgewricht waarin je leeft.

zaterdag 8 mei 2010

Huiselijk

Gisteren na de meditatie nog een nieuw ding van Ikea, waar ik 's middags onverwacht was, in elkaar geschroefd. Voor in de keuken, van massief hout: een langwerpig tafeltje met aan één kant houten wieletjes, met twee laden en daaronder twee planken. Nu kan eindelijk mijn gietijzeren wokpan en het allang zwart geworden, ooit lichtblauwe grillplaatje van La Creuset en daaronder het ouderwetse tosti-ijzer voor op het vuur op twee donkerrode rondjes, oorspronkelijk door Ikea bedoeld als muismatjes, ruimschoots pronken.

Tevoren, door gebrek aan ruimte zwierven deze rond: Van aanrecht naar fornuis tot op de lange ronde afvalemmer aan toe. Ook de sinasappelen voor het versgeperste jus hebben nu een plaatsje, evenals de suikerpot met afbeeldingen van Beatrix Potter en de cafetierre, waar onlangs over in de krant stond, dat deze de lekkerste koffie maakt. Daarna komt de ouderwetse filterzakjes opgietkoffie, en zo zette ik het tevoren.

Heel netjes,voor mijn doen, staan op de plank eronder nu een rond poezieplaatjesalbum-blik met de biologische bloem, een glimmend pastablik met spagetti en een grote lichtgele ronde plastic schaal met engeltjes daarop, nu voor de uien en aanverwanten die niet in de koelkast hoeven. Ook een metaaldraden kruidenrekje boven dit nieuwe Ikea-item getimmerd, gered van de afvalwagens op Koninginnedag en waar nu de knoflook en knoflookpers in ligt.

Zo wordt ik allengs georganiseerder. Ware het niet dat ik deze middag heb te besteden aan het opruimen van alle rotzooi, die er eerst stond: opgestapelde kratjes vol zooi. Wie eenmaal kijkt naar zooi, ziet steeds meer zooi; ik tenminste wel.Misschien moet ik nu maar eens doorpakken en blindelings weggooien, wat niet nodig is. Terwijl ik dit typ, denk ik al dat het daar niet van zal komen.

Als beloning voor straks, een sterwijntje gehaald bij de HEMA: een Cote du Rhone, Domaine Saint Martin, volgens de wijnalmanak van Harold H. onbeschoft lekker en een lekker sterk geurend Frans kaasje. Stoofvlees gehaald om te laten sudderen, twee boeken, te weten Verontwaardiging van Philppe Roth en Dit moet je weten van Hanef Kureishi. Zo weet ik grofweg hoe ik dit regenachtig weekend zal besteden.

Meditatie

Gisteren heb ik weer meditatie gegeven in de kapel van de Clarissen. Een klein groepje deze keer, vier clarissen en vier andersoortigen, want het is vakantietijd. Maar daardoor was de sfeer heel rustig, bijna intiem en ook teder. Het vervult me elke keer met een soort van dankbaarheid, als het me mogelijk is om ruimte te kunnen maken voor zulk soort atmosfeer. Voor mij is dat dan even een Heilige Plek.

Dit keer ging het over de regel uit Ida Gerhardts gedicht Uittocht: Telken nanacht in de droom, zie ik de wateren omgebogen staan. Het verwijst naar het verhaal in het bijbelboek Exodus, waar verteld wordt dat God de zee in tweeën splijt om zo het volk een weg te geven naar het beloofde land. Ik reflecteerde over de kracht van dromen, de droom die je vlak voor het ontwaken , je iets laat zien van je hoop en verlangens, de weg die je wil gaan.

'Soms', zo zei ik, 'zijn er periodes in je leven die verdrietig zijn, waar je je hulpeloos en machteloos voelt, waar de weg versperd is. Dan kan een droom, een dagdroom of een nachtdroom, je soms verlichten: zonder precies te weten hóe, gloort er weer hoop. De profeet Joel die vertelt hier ook over:

Daarna zal zich dit voltrekken;
Ik zal mijn geest uit gieten over al wat leeft
Jullie zonen en dochters zullen profeteren
Oude mensen zullen dromen dromen,
en jongeren zullen visioenen zien.

Ik nodigde iedereen uit om in de eerste stilte die dan volgt, aandacht te geven aan de dromen in je, het visioen dat je verder op je weg helpt. Daarna had ik het over die God, die in de Bijbel zo vanzelfsprekend aanwezig is, maar in de huidige tijd, in de dagelijkse beslommeringen van het leven ver weg kan lijken.

'Maar in de avond, in de stilte van de nacht, dan vermoed je soms, proef je, en kun je je dichtbij het kloppend hart van het leven voelen. Droom en werkelijkheid raken elkaar, een visioen komt dichterbij. Ook de psalmist vertelt hierover. In Psalm 63 lees je:

Liggend in mijn bed denk ik aan u,
Wakend in de nacht prevel ik uw naam
U bent altijd mijn hulp geweest,
Ik juichde in de schaduw van uw vleugels
Ik ben gehecht aan u, met heel mijn ziel
uw hand zal mij vast blijven houden.

Daarna gingen we 20 minuten de stilte in. Tot slot was er nog een zegewens:

Moge je jong van geest,
je visioenen blijven volgen.

Moge je oud en wijs
je dromen blijven dromen.

Dat je na de nacht
een weg mag ontdekken,
een plek mag vinden,
een thuis mag voelen,

gehecht met je ziel aan de Levende
altijd geborgen
in de palm van zijn hand.

donderdag 6 mei 2010

Insel Hoimbroich

Gisteren weer een prachtige dag beleefd. Ik ben naar Museum Insel Hombroich geweest, nabij het Duitse Keulen. Heel, heel erg de moeite waard. Op Insel Hombroich komen kunst, architectuur en natuur op een volkomen harmonische wijze geheel bij elkaar. Je dwaalt door een parkachtig landschap waar het stil is, ik zag eekhoornjes en een blauwe libelle, velden vol blauwe vergeetmenietjes tussen de berkenstammen, een paviljoen omgeven door metershoge violette en paarse seringenbomen en appelbomen vol witte bloesem. De natuur op zijn fruitigst en fris in alle tinten lentegroen.

Twintig jaar geleden of zo, was ik er voor het eerst. De overdonderende indruk was er toen vooral in het begin van de wandeling. Je liep door een wildernis van menshoge berenklauwen met een oerbosgevoel en plotsklaps loop je tegen een van oud bakstenen gebouwde toren aan. Je loopt erin, binnen alleen maar witte muren met in het midden van de vier muren elk een langwerpig raam dat uitzicht geeft op de natuur rondom je. Dat weggerukt worden uit alles wat gewoon is, ineens in een leegte te staan, die toch ook vol is van sfeer en van stilte: dat ben ik nooit vergeten.

Dus nu, viel dat gedeelte enigzins tegen. Het park was ook zodanig veranderd dat je er nu van boven naar afdaalt en je de toren dus ziet liggen. Een tweede keer overkomt je niet hetzelfde, dat kan natuurlijk ook niet. Maar dan: langzaam kwam ik wel weer in dezelfde paradijselijke, etherische sfeer van toen. De ervaring dat hier een volmaakte plek gecreëerd is.

Overal verscholen in het groen staan oud bakstenen gebouwen, soms doolhofachtig omgeven door meterhoge beukenhagen. In die hermetisch gesloten bakstenen muren zit op enkele plekken een deur. En elke keer sta je ineens in weer een nieuwe wereld, in een andersoortige ruimte, vol kunst die daar is, zonder de namen van de kunstenaars, zonder suppoosten. Het staat er en hangt er. Boeddhabeelden en moderne kunst, muurschilderingen in felle kleuren, Chinees glaswerk en paarden, abstracte zwarte blokken, rotsen met tekeningen onder een bloeiende kastanjeboom, grote glimlachende hoofden van wel 40 cm uit de Khmer die op witte sokkels de tuin inkijken, etsen van Rembrandt enzovoort.

Ach, veel te gaan beschrijven heeft geen zin. Ook de smaakzintuigen worden geprikkeld: centraal ligt een kasachtig gebouw waar je naar believen je kunt laven aan eenvoudige spijzen: aardappeltjes uit de oven, pilafrijst, krentenbrood en roggebrood, potten roomboter, pruimenpasta, kwarkkaneel... de eerste keer dat ik er was stond het opgetast met gerookte hammen en allerei soorten kazen en broden en soepen. Maar dat is afgeschaft omdat dagjesmensen uit de buurt alleen daarvoor zich een toegangsbewijs tot het park verschaften.

O, ja: op 1 km loopsafstand is er ook nog het prachtige Langenpaviljoen, een glasachtig gebouw dat op het water lijkt te zweven,van de Japanner Tadao Ando met binnen in de donkere kern een geweldige verzameling boeddahabeelden uit verschillende tijden en landen en in het andere gebouw een wisseltentoonstelling met moderne kunst.

O, ja, nummer twee: het is vast niet voor niks dat er in de 'museumwinkel' geen uitgebreide verzameling kunstboeken te koop is. Maar wel de Tao te Ching in de vertaling van Richard Wilhelm en de mystieke werken: De Innerlijke Burcht van Teressa van Avilla en van Johannes van het Kruis: De levende vlam van de liefde.

dinsdag 4 mei 2010

Mr. Fox

Onlangs The fantastic Mr. Fox bekeken, naar een boek van Roald Dahl, vanaf kindzijnde een favoriete schrijver. Sjakie en de chocoladefabriek is nog het voorleesboek geweest in de vijfde klas lagere school, aangebracht door mij. Ik was het lievelingetje van de juffrouw, dat speelde zeker mee, want Roald Dahl had nog geen furore gemaakt. Dat begon zo ongeveer met Sjakie.

Alhoewel ik bijna alles van hem heb gelezen, is The Fox me toch ontgaan en na de film begreep ik niet hoe dat nou eigenlijk kon. De film is een ouderwetse animatiefilm, in oranje-achtige kleuren, heel geschikt na koninginnendag en George Cloony en Meryl Streep zijn de stemmen achter Mr. en Mrs Fox. Ik zat voortdurend grinnikend in de bios: het is hartverwarmend en vermakelijk.

Nu heb ik het boek erbij gevonden, met tekeningen van Quentin Blake, die meerdere boeken van Dahl geïllustreerd heeft. Het blijkt een heel dun verhaaltje te zijn: de film heeft er van alles bij verzonnen. Toch grappig om te zien wát er allemaal bij is gekomen. Dat zegt iets over een veranderende human interest.

In het oorspronkelijke verhaal is Mr. Fox gewoon een hardwerkende Fox, die elke dag bij drie gemene boeren zijn kostje voor zijn gezin met vier bloedjes van kinderen bij elkaar gaart. De drie boeren willen van hem af, ze bewaken dagen en nachten in de stromende regen de ingang van het vossenhol, om de familie zo uit te hongeren. Maar The fantastic Mr Fox is slimmer: hij graaft met zijn familie een gangenstelsel naar alle voorraadkamers en heerlijkheden van de boeren, en hij bouwt met de andere ondergrondse bewoners een feestje.

In de film echter, is Mrs Fox een landschapsschilder die aan Mr Fox gevraagd heeft om niet meer te jagen, maar een nette baan te nemen bij de krant. Ze hebben samen een zoontje: een beetje een apart jongetje, misschien een beetje een valse nicht. Ze krijgen bezoek van een neefje, die aan yoga doet. Mr Fox is a la George Clooney in de Ocean's Eleven-Twelph & Thirteen een soort slimme boef, die buiten weten van zijn echtgenote, tóch nog eens zijn slag wil slaan bij de drie boeren. Hij schakelt daartoe handlangers in, o.a. de Das en zijn Neefje.

Hier wordt dus een heel ander universum gecreëerd. De moraal op het einde is, dat Mrs Fox de geheime streken van Mr.Fox vergeeft en ze ruiterlijk kunnen zeggen tegen elkaar: We are wild animals. Zoontje en Neefje, die als water en vuur zijn, die verbroederen ook en alle dieren die in het boek per ongeluk last hebben van het gegraaf van de familie Fox, maar in de film medeplichtingen zijn, ook die doen allemaal mee aan het grootse bachanaal dat wordt aangericht.

In beide versies blijven de boeren dom, dik, akelig en verliezen het, maar bij Roald Dahls boek is de wereld nog vrij eenvoudig: een man hoort voor zijn gezin te zorgen, klaar uit. De moderne man en jongen wordt opgetuigd met toeters en bellen en hoort van meer markten thuis te zijn. Slim, geciviliseerd, doet aan Yoga, mag zacht eitje zijn enzo. Ach, zo'n ouderwetse man, die het allemaal voor je doet en vanzelfsprekend voor je zorgt, daar is ook wat voor te zeggen. Toch? ...