Onlangs ben ik naar de film Life of Pi geweest, geregisseerd door Ang Lee. Die van Broke Back Mountain, The Wedding Banquet, Flying Tigers-Dancing Dragons, The Hulk, Pushing Hands, Eat Drink Women. Een van de weinig regisseurs die ik volg, omdat ik zijn gemixte achtergrond Chinees-Amerikaans, wel altijd ergens in zijn films terug zie. Er schuren altijd culturen of leefwijzen tegen elkaar en de ontsnappingsclausule van de hoofdpersonen is de ene keer heel bevredigend en de andere keer blijft de tragiek hangen.
In deze film wordt het Oosten vertegenwoordigd door het exotische India, waar de Indiase Pi, een afkorting van het Franse piscine, zwembad, als jongetje opgroeit in een dierentuin. Zijn ouders besluiten met een aantal dieren te emigreren naar Amerika, het schip lijdt schipbreuk en Pi dobbert op een reddingsboot, moederziel alleen, met als enige gezelschap Richard Parker: een grote bengaalse tijger. Het Westen wordt vertegenwoordigd door een jonge Amerikaanse schrijver, op zoek naar inspiratie, die bij de oudere Pi op bezoek gaat om het ongelofelijke verhaal te horen van hem en de tijger op zee en omdat hij gehoord heeft dat je na dit verhaal zult gaan geloven in God.
De film bestaat grotendeels uit flashbacks van Pi en de tijger op de oceaan. Heel knap gemaakt: de special effects van de tijger, gemaakt door een Nederlander, heeft een Oscar gewonnen. Maar degene die Pi acteert is ook geweldig, als je bedenkt dat hij dat zo'n beetje in het luchtledige moest doen: de Tijger zat immers in de computer.
Op de een of andere wijze valt de vorm van deze film samen met de inhoud. De kijker krijgt beelden voorgeschoteld, waarvan je weet dat die niet bestaan en dan ook nog eens in 3D: een optische illussie. Zo krijgt de Westerse beginnende schrijver dezelfde beelden voorgeschoteld door Pi. Is het wel echt gebeurd, hij met die tijger op zee? De tijger aan wie hij het leven heeft te danken, zegt Pi uiteindelijk. Zonder Richard Parker had hij de moed opgegeven, dat hij die moest voeden, moest temmen, dat hij altijd alert moest blijven, want Richard Parker is een roofdier, geheel onverschillig voor wat een mens is.
Met tranen in de ogen zegt Pi dat hij heel erg hoopte dat de tijger, éénmaal achterom zou kijken, voordat hij het oerwoud in liep toen ze dan eindelijk weer vaste grond onder de voeten kregen. Maar zo was het niet. Richard Parker liep het bos in en nam geen afscheid. De mensen die hem opvingen geloofden hem niet: het verhaal van hem met de tijger op zee was ongeloofwaardig. Dus ter plekke, in het ziekenhuisbed, verzon hij een ander verhaal. Zonder tijger en met vier menselijke opvarenden die uiteindelijk zichzelf of elkaar niet meer konden verdragen en Pi alleen was overgebleven.
Welk verhaal geloof jij? vraagt Pi. Die van de tijger, zegt de schrijver, want dat verhaal is mooier. 'Zo is het ook met het geloof in God' zegt Pi dan en de schrijver glimlacht. Op de een of andere wijze ontmoeten Oost en West elkaar hier. De rationaliteit wint het niet van de fantasie en omgekeerd is het niet meer van belang om te kijken of die eventuele fantasie werkelijk gebeurd is. De 'fantasie ' is authentiek en echt omdat het levendwekkend is.
Zo is het ook met het geloof in God en daarom voel ik mij verbonden met het klooster: omdat daar een aandachtige gemeenschap woont, die het verhaal van het leven vertelt en niet dat van de dood: Die ervaart, wil leven en wil doorgeven wat levendwekkend is, à la Pi.