Gisteren ben ik per ongeluk van de ene kant van de stad naar de andere kant, over het kanaal, naar mijn huis gelopen. Het was per ongeluk, want het was aanvankelijk bewolkt en koud en ik had bedacht om gewoon de bus te nemen en dan thuis lekker weg te kruipen tegen de verwarming. Maar de bus die ik dacht te nemen, die was net weg en dan zou ik een half uur moeten wachten. Weet je wat? Richting een andere bus, kijken wanneer die gaat. Ook die bleek net weg. Oké, ik zou gaan lopen naar bushalte 3, allemaal wel al richting mijn huis, halverwege.
En toen brak de zon door. Een mild zonnetje met flarden blauw en wolken met een gouden randje. Ik liep met de zon in mijn gezicht. Nog voordat ik bij bushalte 3 aankwam, wist ik het al: ik zou alles gaan lopen. In sommige voortuinen van de huizen waar ik langs liep was er een tapijt van sneeuwklokjes. In de berm de knoppen van wat veldnarcissen. Maar verder was alles nog kaal, geen knop aan de boom, alles moet nog beginnen.
Maar de kracht van de lente hing in de lucht. Onstuitbaar, het vibreerde, het doorademende alles wat leeft en beweegt. O, daar bloeiden al zilveren katjes en nog een gele struik van de toverhazelaar. Ik brak wat takjes af, voor in een vaasje op tafel. Wat is het fijn om zomaar in-de-tijd- te -zijn en je dan omgeven voelen met zachte, levende krachten. Kwamen daar dan weer de woorden uit voort, 's avonds, voor de meditatie van vanochtend? Zo voedt het ene, het andere...
De woorden voorbij
een kleur
een geur,
een sensatie
de adem die je haalt
die je gegeven wordt
elke seconde
minuut, uur
je leven lang
leeft het
in je
licht
verlangen
liefde
alle woorden voorbij.