zaterdag 23 maart 2013

Zuster G.

Ik moest ervan lachen. 'Waarom lach je, waarom lach je?' vroeg zuster B. We stonden beide met een droogdoek in de keuken. 'Nou ja', zei ik, als je zo vaak meehelpt met de afwas, dan zie je ieder van jullie het op een eigen wijze doen, met een vanzelfsprekendheid, dat je het zó hoort te doen! Jij bent van de orde, alles keurig, keurig netjes!'

Zuster B. zette gedecideerd en strak uitgevoerd de twee dienbladen, de ene voor de kopjes van de huiskamer en de andere voor die van de refter op de trolley, tussen ons in met precies even veel afstand tussen haar en mij, een vaatdoek op het aanrecht, de bestekbak uiterst links. Een andere zuster vindt als het ware elke keer waar het wiel uit: dan weer staat alles aan de ene kant of aan de andere, schots en scheef en o, ja, waar hoort dat alweer te liggen? De ene loopt druk op en neer van het een naar het andere, terwijl de afwasmachine draait, de andere staat er dromerig bij te kijken en wacht rustig af.

'Ja, ik hou van orde! Orde maakt me gelukkig!' zei zuster B. 'Ja, dat zie ik',  zei ik nog harder lachend, 'wat zou het leven zonder zijn, fijn al die orde!' Zuster B. ging me bijna te lijf met de theedoek. Nu moest ik ook wel lachen omdat zuster B. net tevoren tegen zuster G. gezegd had dat ze nergens aan mocht komen en op een afstand moest blijven, want ze was bezig. Dus in mijn lachen zat ook wel iets van een spanningsontlader.

Zuster G. is namelijk de 'broodzuster': degene die het brood haalt, het beleg kiest, de tafel dekt. Zuster G. heeft alleen maar huishoudschool gehad, en zuster B. is degene die alle liturgie verzorgt, in de vertaalcommissie zit, die alle Franciscaanse geschriften opnieuw vertaalt uit het Latijn. Het is niet anders: ik dacht eraan hoe in de wereld, hier een gestudeerde en een hogergeplaatste het eenvoudige voetvolk terechtwijst. Zuster G. was ook weggedoken en in geen velden of wegen meer te bekennen.

Zusters G.'s  invloed in het klooster geldt dus de smaakpapillen, elke dag weer. Ze heeft me ooit een rondleiding gegeven in haar voorraadkast en ze vertelde toen hoe ze elke keer weer afwoog wat te kiezen: Als er s'middags bij de warme maaltijd geen vlees was geweest, dan meerdere vleeswaren op tafel, als het eten wat saai en flauw was, dan zette ze anijshagel op tafel, na  vis vond ze 's avonds appelstroop wel een goede. Er staat nameljk altijd maar één, hoogstens twee soorten zoet op tafel en twee soorten hartigs.

Iedereen is afhankelijk qua smaakbeleving van zuster G. aan het begin en het einde van de dag. Trouwens, ook de koekjes bij de koffie bepaalt ze, en wat er op feestdagen aan chocola of ander lekkers is. Alleen zuster B. onttrekt zich hieraan. Die is vegetarisch, houdt van experimenteel koken en maakt ook eigen smeersels voor op de boterham. En juist zuster B. stuurt zuster G. uit haar bekende domein...

Maar ja, dit is een klooster, een wereld op zich. In zuster G.'s universum heeft ze elk dag te dealen met haar medezusters en dan niet je geduld verliezen, wrokkig of niet goedgehumeurd worden van al die nukken, grillen en gewoontes waar jij een onderdeel van wordt gemaakt, drie keer op een dag, elke keer weer. Toch knap.