Ik zou soms weleens willen dat het wat 'opschoot' met de mensheid. Of eerder met het mens-zijn. Opschieten in de zin van dat we allemaal meer begrip voor elkaar konden opbrengen, dat we ons eigen, maar ook het geluk van een ander willen, dat een ieder zichzelf en het eigen verhaal héél serieus neemt en tegelijk kan loslaten en we verhalen weven waar we de ander en andersoortige werelden in de waarde laten.
Met de boekenclub lazen we Dertig dagen van de Vlaamse Annelies Verbeke. We waren het er unaniem over eens dat dit een mooi boek is. De hoofdpersoon, de van oorsprong uit Senegal komende Alphonse, is zo'n soort mens, waarmee het opgeschoten is. In een bestelbusje met een regenboog erop geschilderd is hij allround klusjesman en overal waar hij een klus klaart is hij tegelijk luisterend oor voor alle sores die er is, achter de muren van het besloten huis.
Hij was ooit Griot: een muziekmakende verhalenverteller, maar nu leeft hij met de Belgische Kat, die vertaalster is, in een gelukkig huwelijk op de grens van West Vlaanderen en Frankrijk. Die streek heeft iets tijdloos: is tegelijk nietszeggend, de tijd lijkt er vertraagd en stil te staan, maar juist daardoor lijkt alles er geladen te kunnen worden vol heftige betekenis. Ik was er ooit, in Watou, dat ook in het boek voorkomt, daar is jaarlijks in dat kleine dorp een festival rondom literatuur en beeldende kunst.
Het boek telt dertig dagen af, elke dag is een hoofdstukje, en dat veroorzaakt meteen een spanning. Er moet iets gebeuren, want wat is dag nul, zo meteen? Tenminste dat dacht ik, maar op twee derde van het boek, waar het luisterend oor van Alphonse al talrijke keren open heeft gestaan voor taaie, taaie werkelijkheden, dacht ik: misschien heb ik me vergist en kabbelt het boek door naar een open einde.Zoals het leven zelf waarin, als je een horizon denkt te hebben bereikt, die horizon telkens weer verschuift.
Alphonse mijmert er over, als hij een oud Afrikaans snareninstrument bespeelt dat hem tot rust brengt; dat hij wellicht in plaats van verhalen aan te horen, hij ze zelf weer vertellen kan, zoals zijn voorouders altijd hebben gedaan. Maar er gebeurd iets anders, daar rondom Watou, waar het toch niet gewoon is dat er donkere mensen lopen en waar vluchtelingen, onderweg naar Calais, zich schuil houden in de oude loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog.
Dit gegeven van het anders-zijn dat binnensijpelt, is knap, op een langs-de-neus-weg wijze vervlochten in het boek. Alphonse bijvoorbeeld gaat vluchtelingen helpen en verwondert zich regelmatig dat hij als anders wordt gezien en trekt zich daar tegelijk ook niks van aan.
Dat het zou mogen opschieten met de mensheid... Ik zou nog weleens willen terug keren naar Watou en omstreken; die omgeving vol contrastrijke onderstromen weer willen voelen, en dan tegelijk ervaren dat het goed is.
Met de boekenclub lazen we Dertig dagen van de Vlaamse Annelies Verbeke. We waren het er unaniem over eens dat dit een mooi boek is. De hoofdpersoon, de van oorsprong uit Senegal komende Alphonse, is zo'n soort mens, waarmee het opgeschoten is. In een bestelbusje met een regenboog erop geschilderd is hij allround klusjesman en overal waar hij een klus klaart is hij tegelijk luisterend oor voor alle sores die er is, achter de muren van het besloten huis.
Hij was ooit Griot: een muziekmakende verhalenverteller, maar nu leeft hij met de Belgische Kat, die vertaalster is, in een gelukkig huwelijk op de grens van West Vlaanderen en Frankrijk. Die streek heeft iets tijdloos: is tegelijk nietszeggend, de tijd lijkt er vertraagd en stil te staan, maar juist daardoor lijkt alles er geladen te kunnen worden vol heftige betekenis. Ik was er ooit, in Watou, dat ook in het boek voorkomt, daar is jaarlijks in dat kleine dorp een festival rondom literatuur en beeldende kunst.
Het boek telt dertig dagen af, elke dag is een hoofdstukje, en dat veroorzaakt meteen een spanning. Er moet iets gebeuren, want wat is dag nul, zo meteen? Tenminste dat dacht ik, maar op twee derde van het boek, waar het luisterend oor van Alphonse al talrijke keren open heeft gestaan voor taaie, taaie werkelijkheden, dacht ik: misschien heb ik me vergist en kabbelt het boek door naar een open einde.Zoals het leven zelf waarin, als je een horizon denkt te hebben bereikt, die horizon telkens weer verschuift.
Alphonse mijmert er over, als hij een oud Afrikaans snareninstrument bespeelt dat hem tot rust brengt; dat hij wellicht in plaats van verhalen aan te horen, hij ze zelf weer vertellen kan, zoals zijn voorouders altijd hebben gedaan. Maar er gebeurd iets anders, daar rondom Watou, waar het toch niet gewoon is dat er donkere mensen lopen en waar vluchtelingen, onderweg naar Calais, zich schuil houden in de oude loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog.
Dit gegeven van het anders-zijn dat binnensijpelt, is knap, op een langs-de-neus-weg wijze vervlochten in het boek. Alphonse bijvoorbeeld gaat vluchtelingen helpen en verwondert zich regelmatig dat hij als anders wordt gezien en trekt zich daar tegelijk ook niks van aan.
Dat het zou mogen opschieten met de mensheid... Ik zou nog weleens willen terug keren naar Watou en omstreken; die omgeving vol contrastrijke onderstromen weer willen voelen, en dan tegelijk ervaren dat het goed is.