Ik heb er tegenwoordig wel lol in om te denken dat ik gewoon, vanuit mijn huis, alle kanten op kan wandelen en dat het heus wel mooi is, overal, als je maar goed rondkijkt. Zelfs langs de asfaltweg, groeit toch weer in de stenen een mooi mosje, of een struik in de berm blijkt al katjes te hebben, of er staan nog verdorde bloemen uit de zomer.
Wandelen, dus, zonder specifiek doel, 'je huis uit lopen' en dan maar zien. Dan kan ik nog wel een stukje eerst per fiets doen, en dan ook nog ter overbrugging de trein, maar dat zijn dan als het ware de versnelling van mijn benen, zoals een elektrische fiets de versnelling is van een gewone trapfiets.
Zo kwam ik onlangs uit in de Rosandepolder bij Arnhem en Oosterbeek. Ik liep maar wat, besloot toen de rood-witte tekens van een NS-wandeling te volgen, al wist ik niet waar die naartoe leidde. Ik dacht: is het niks, dan kan ik voorlopig altijd gewoon weer de weg terug wandelen: dat levert tenslotte weer heel andere doorkijkjes en uitzichten op.
In dat uiterwaardengebied zo bleek later pas, toen ik thuis op de kaart keek, zag ik een brug in de verte, maar welke brug was dit dan? En er bleken heel veel kleurrijke woonboten aan een soort van waterplas te liggen, met kippetjes die in de modder rond struinden, en een ander had een grasgroen golvend terrein gemaakt met allerlei objecten daarin, en weer een andere had een ronde glazen toren midden op de woonboot gemaakt. Er stonden vlakbij vijf paarden te grazen, wat aan de andere kant van de gracht bleek, waar in de twaalfde eeuw een groot kasteel had gestaan.
Toen zag ik plotsklaps in de verte drie donkere kamelen! O, maar die kende ik toch? Die zie ik al jaren vanuit de trein in de buurt van Arnhem. O, was ik daar? Dan moest ik toch maar op onderzoek gaan of daar nu iets bijzonders aan de hand was. Een circus terrein ofzo. Of een kamelenkwekerij voor de bontjes. Niks van dat alles. Ook dichterbij stonden er 'gewoon' drie kamelen in de wei.
Zo was de terugreis in de trein in ene keer een heel andere dan ooit. Ineens bleek de trein onder een spoorbrug te gaan, die ik in de verte had gezien, en ineens zag ik kleurige streepjes tussen de weilanden en de waterplassen door, waarvan ik nu wist dat dit de daken van de woonboten waren.
Gewoon-het-huis-uit-lopen maakt alles ongewoon.