donderdag 13 augustus 2020

Agatha Christie

De afgelopen hitte-week heb ik bij de waterplas, naast graphic novels, Derde Vijfling van Agatha Christie van a tot z gelezen. Het geeft het ultieme vakantiegevoel, stammend uit mijn jeugd, waar Moeder standaard een hele koffer vol detectives meenam voor op het strand. Al reconstruerend las ik dus al heel vroeg mee, ik zat nog op de lagere school. Deze vond ik in de boekenboom, waar ik zelf boeken heen bracht en dacht meteen: oké deze neem ik mee en dan ga ik die gedegen lezen, mede ingegeven omdat schrijver Nicolien Mizee elk jaar het gehele oeuvre van Agatha Christie herleest.

Dan moet ze dus voortdurend ook Agatha Christie lezen, denk ik nu, want haar oeuvre is groot. Nu las ik drie korte verhalen en twee volledige boeken waaronder Tien kleine negertjes, Ten little niggers uit 1939/1940. Hoe moet dat nu verder met dit boek, nu je geen ‘neger’ meer mag zeggen, het zich afspeelt op Neger-eiland, zo genoemd omdat het de contouren heeft van een negerkop met kroeshaar en dikke lippen, zo staat het er, en de moordenaar gebruikt maakt van een aftelrijmpje, waar in elk couplet er zonder schroom ze één voor één worden afgemaakt met de toon dat het allemaal hersenloze wezens zijn?

De Nederlandse versie begint met 'Tien kleine negertjes, die dansten in de regen, eentje viel er in een plas, toen waren het er nog maar negen’. Ik ken het versje nog wel van vroeger, evenals: 'Moriaantje zo zwart als roet, ging eens wandelen zonder hoed, en de zon scheen op zijn bolletje, daarom droeg hij een parasolletje'. Dit greep Moeder aan door te vertellen: 'God ging de mensen maken, hij bakte ze in de oven: de eerste keer haalde hij ze er te vroeg uit, ze waren bleek en wit: te kort. De tweede keer kwamen ze er zwart uit: te lang. En toen bakte hij nog een derde keer: heel mooi bruin, precies goed!' Het heeft mij een levenslang positief bewustzijn omtrent mijn huidskleur gegeven.

In mijn herinnering is Tien kleine negertjes ook een van de eersten die ik van Agatha Christie heb meegemaakt in de vorm van een film. En daarna volgde de verfilming van Moord op de Oriënt-Express, door velen beschouwd als een originele twist van het plot, waar alle treinpassagiers een motief hadden om een oude adellijke dame te vermoorden, ze allen onbekenden leken van elkaar, maar uiteindelijk ze tezamen de moord plegen zodat niemand de verantwoordelijkheid op zich hoeft te nemen. Ik vond het nogal ongeloofwaardig.

Het aardige van Agatha Christie is, dat zij veel mensenkennis betoont in haar beschrijvingen en je dus vanzelf aan het puzzelen raakt: Wie heeft het gedaan? Ze geeft tijdstippen, laat mensen elkaar en zichzelf al dan niet tegenspreken, je wordt gewezen op vreemde details die van belang kunnen zijn. Maar het stomme is ook, dat het plot altijd weer  onverwacht anders is, omdat je toch als lezer net niet genoeg vitale informatie krijgt. 

Haar detectives hebben ook een parmantige en grappige trek: de rare ijdele Hercules Poirot met zijn puntige krulsnor en gekleed als dandy of Miss Marple die voor mij onveranderd de gedaante heeft van de actrice Margaret Rutherford in haar oud-Engelse dorp, maar dat paste niet bij het korte verhaal van nu, waar zij het appartement van een neef heeft betrokken in swinging Londen. Dat eigenzinnige van deze hoofdpersonages past wel bij Nicolien Mizee. Ook heeft het lezen een soort van brein-herconstruerend en verfrissend effect omdat je kunt denken dat je de wereld toch kunt ordenen en alles netjes een plaats kunt geven. Een poging die Nicolien Mizee in haar Faxen aan Ger ook elke keer weer onderneemt.