Wanneer ik binnenkort voor het eerst naar mijn huisje in het bos vertrek, beschouw ik dat als een vorm van veredeld heel luxe kamperen. Er staat al een oude boxspring en er zullen ook een tafel, twee stoelen en een bankje geplaatst zijn. Hoe dat eruit ziet weet ik dus niet, maar ze konden het ook zó weer terug in de opslag zetten, maar dan heb je tenminste iets om op te zitten, zei beheerder F. daarover. Dus: ik neem een slaapzak mee en een nieuw jersey wit onderlaken en mijn kampeerpannetjes, dat is alles aan ‘kampeerbenodigdheden’.
Vervolgens; ik drink altijd poeder-cappuccino, voor elke week, één familiepak. Maar in het huisje wil ik op de duur natuurlijk gewone koffie zetten. Eerst dacht ik: ik neem mijn oude trechtertje mee en filterzakjes die ik nog heb liggen, maar nee: uiteindelijk zal mijn eigen uiteindelijke methode natuurlijk het best bevallen: heet water opgieten op de koffie in een cafetière. Ik heb dus een nieuwe besteld, die meegaat in mijn fietstassen.
Er is het bewust zijn: alles wat ik daarheen breng, blijft er en dat is waar ik het mee doe. Het moet niet mijn oude meuk van hier zijn, maar ik hoef er ook niet alles nieuw. Ik vond twee witte borden bij de vuilcontainers, nu die worden het: oud, maar voor mij nieuw. Mijn alleroudste zeshoekige blik, al verkleurd, ga ik nu weer gebruiken als voorraadblik voor koffie en muesli, daarmee maak ik een soort cirkel rond met mijn allereerste studentenkamer.
Ter inspiratie heb ik naar filmpjes over Tiny Houses gekeken. Daar zie je mensen op een zeer klein oppervlakte leven, maar soms is dat zeer luxueus ingericht: met een grote regendouche en een heel goed geoutilleerde keuken: oven, marmeren werkbladen, meerdere gootstenen; het valt mij op dat er veel Tiny houses-eigenaars zijn, wier hobby ‘koken’ is, dus daar willen ze relatief veel ruimte voor. Welnu: ik heb er een eenvoudig wc-tje en een piepkleine douche en een simpel aanrechtje, standaard wat er in stacaravans is, dus ongeveer alles van de zeer zorgvuldig ontworpen Tiny-houses gaat voor mij niet op.
Wél leven op een klein oppervlakte en ik ben zelf benieuwd of dit voor mij ook op kan gaan: zou ik er meer dan een maand achter elkaar kunnen zijn? Zo lang was ik ooit in Venetië, al kamperend en toen vond ik de beslotenheid van mijn eigen huis, in plaats van met zijn allen bij elkaar naar ‘binnen’ kijkend, ook wel weer aantrekkelijk. Maar dit geldt zometeen niet. De overburen zien mij wel, maar niet in mijn huisje. En Venetië zelf is dan ook een plek om te wonen: op een bankje iets eten of zelfs een tukkie doen, rondkijken en slenteren, genieten van de stad zelf en de Biënnale.
Dat is er allemaal niet: er is bos, veel natuurgebieden en wel het Kroller-Moller Museum waarvan ik verwacht een regelmatige bezoeker te worden. Dus ik zocht naar een andere bron van inspiratie: Ik wil dat het huisje ook de betekenis krijgt van een kluis, zijn er filmpjes over kluizenaars? Ik vond Surviving in the Siberian Wilderness for 70 years’. De vrouw blijkt geboren te zijn in het bos in een familie van Old Believers, een heel klein twijgje van die enorme christelijke boom die erop de ganse wereld groeit.
De reis erheen, in een klein bootje met voorraden voor haar, bomen die in de rivier gevallen zijn weg zagend, het ondiepe water trotserend door de boot met mankracht verder te duwen, steeds verder de wildernis in, waar het klimaat bijna elke dag regen brengt is al verbazingwekkend. Bij aankomst blijkt er bij haar in de buurt nog een man te leven en wat ze doen is de barcodes van alle zakken weghalen, want Agafia, zo heet de vrouw zal iets met dat erop niet accepteren. Later blijkt dat zij dit als een teken van de duivel beschouwd...
Je ziet aanvankelijk een rustige, vriendelijke, standvastige vrouw die altijd bezig is, puur ook om er te overleven: hout hakken, land bebouwen, vissen en ook lezen in een oude bijbel en bidden: zij is de laatste overgeblevene uit haar familie die hoorde bij de gemeenschap van die Old Believers: eerder een grote groep die zich terugtrok in de bergen en bossen van Siberië, om zo ‘het ware leven en de leer van Christus’ te leven, natuurlijk... Ze weet wel iets van de moderne wereld, er is ook wekelijks radiocontact en er komen mensen op bezoek die haar een poosje helpen. Dat moet nu ook snel veel substantiëler worden, want ze nadert de 70 en ze heeft een tumor die groter wordt, waardoor ze sommige dingen niet meer kan doen, zoals het ontschorsen van de berkenboom, materiaal voor isolatie en schoenen.
En tja... wat zie je dan? ... Een vrouw die helemaal opgaat in haar eigen wereld en de eerste indruk van puur en eenvoudig wordt langzaamaan ook vertroebeld door intriges: zij en de man die verderop woont zitten in een web van wederzijdse verdachtmakingen: zij meent dat hij vroeger geprobeerd heeft haar te overweldigen en tot vrouw te maken, hij ontkent het ten zeerste. Hij heeft het verhaal dat zij als kind getekend is, omdat zij haar vader incest zag plegen met haar zusje en ze van alles verzint. Op het einde gaat de cameraploeg weg, zonder natuurlijk de waarheid te kennen, maar ze zijn geneigd om haar te geloven, zij is in hun ogen toch een beetje een soort van een heilige.
Ik denk: verdorie, het gebeurt toch altijd wéér: zelfs in de diepste wilderness in de natuur raken mensen verstrengeld in die rare mix van religie en seksualiteit in een extremiteit van polaire uitersten die wel communicerende vaten van elkaar lijken. Laat ik zometeen maar gewoon naar mijn huisjes in het bos gaan, niks speciaals, maar wel met een soort van notie dat elke dagelijkse handeling telt en gekoppeld is aan iets wat materieel is: een handdoek mee, een theedoek, een houten spatel, een zakmes, een lichtsnoer.