Het is wel fijn om bij het openen van de gordijnen een vertrouwd landschap te zien waar in de juiste proporties de witte koeien wandelen, omlijst met de laatste gele zomerbloemen en de lila asters van een herfst die nu toch echt begonnen is. Sinds New York, moet ik steeds de proportie van alles herinterpreteren: oké, er lopen of fietsen ergens wat mensen, maar waar zijn die anderen? Boven hen op terrassen, rijdend op de wegen, zittend op bankjes, joggend, winkelend, dansend, keuvelend? Al die mensen in al hun diversiteit. Hier klopt het beeld: wat vee in een wei, de hoge populieren als toneelgordijnen; klaar.
In de St Stevenskerk bij de Roze Viering afgelopen Zondag, in het kader van de Coming-out dag, viel voor velen ook wel wat te herinterpreteren. ‘Ik Zie Je’, was het thema: Hoeveel mensen konden dóór de travestie van deze mannen kijken en het niet als provocerend ervaren, zoals toch de algemene toon was van de reactie van publiek dat de kerk door de week bezocht had.
Wat willen deze mannen anders, dan tóch gezien worden? Thijs Rutten heeft ze op het internet gevonden en geschilderd. Daar zijn ze, in hun eigen huiselijke omgeving, bij een klerenkast, in de badkamer, in de keuken, in de hoek van een kamer…
Nee, hij wist niet dat hij uiteindelijk in een kerk gezien kon worden. Gedurende ‘de heilige chaos’ tijdens de viering, waar iedereen uitgenodigd werd om langs de schilderijen te lopen en met elkaar in gesprek te gaan, zag ik sommigen, paarsgewijs, zwijgend erlangs lopen, maar een mevrouw zei tegen anderen: ik snap niet dat dit als provocerend kan worden opgevat.
Bij dit schilderij had ik een gesprekje met een vrouw uit het koor, die begon te zeggen dat ze ook iets verlegens in de blik zag. Maar…ook iets gedecideerds. Ik reageerde door iets te zeggen dat onderschat wordt hoeveel het van iemand vraagt om tevoorschijn te komen. Dat iedereen toch eigenlijk niét wil opvallen, dat je net als alle anderen wilt zijn, en je je niet hoeft af te vragen of je wel geaccepteerd wordt. ‘Ik ben zelf hetero’ zei ze, ‘ maar het maakt voor mij écht helemaal niks uit hoe een ander is…maar waarom moet het dan vaak zó opvallend?’ Ze doelde eerst op die parades, waarop ik zei: ‘tja, áls je dan eenmaal naar buiten bent gekomen, dan kan dat ook feestelijk aanvoelen: Zie míj́!’
Ja, dan snapte ze ook wel. ‘Maar toch… ik wil je nog iets vragen: wat vindt jij er dan van, dat ik nou zou moeten praten over ‘mensen met een baarmoeder? Ik vind dat wél provocerend.’ ‘Ja, dat begrijp ik’, zei ik: ‘dat je niet meer gewoon zou kunnen zeggen dat je een vróuw bent! Ik vind dat ook doorgeschoten.’ Net nadat ze mij vroeg of ik hier zelf ook ervaring in had, kon ik niet meer antwoorden, want de muziek was gestopt, de ‘Heilige Chaos’ was voorbij.
‘Ik Zie je’: alles is in the eye of the beholder.
Op de fiets van mijn stadshuis naar Kranenburg, door de bossen, 20 km, neuriëde ik een lied dat in de viering gezongen werd: Delf mijn gezicht op, maak mij mooi. Ik vind op YouTube de uitvoering van Trijntje Oosterhuis, die het lied van haar vader Huub, hier vertolkt. Die niet meer in de katholieke kerk gezongen mag worden, omdat hij niet orthodox genoeg is… Ze zingt het mij té hard, het zou meer indruk maken bij mij als de toon wat kwetsbaarder en zachter was.
Die éne regel herhaalde ik op de fiets: Aan niets of niemand meer ten prooi.
Dát voor iedereen: door mensen zélf te bewerkstelligen en toch zó weinig aanwezig.