Het komt niet vaak voor dat locatie en kunstwerk een perfecte samenspraak met elkaar aangaan. Alsof het werk eruit is voortgekomen, terwijl dat helemaal niet kan: de industriële onverwoestbare ruwe muren van cement en de organische vormen die er nu te zien zijn. Ze komen uit een andersoortige wereld, maar hier komen ze samen. Een nieuw soort van Randschap, zoals de expositie in de Wiebenga silo heet, van Ingrid Geerdink op de Noordkade in Veghel, nog te zien t/m 15 December.
Er is zowel oud en heel nieuw werk te zien, maar ik zag plots de bewegende ruimtes van dat Randschap. Het speelt zich af waar het ontkiemt, maar ook waar het fossielachtig met aarde verweven is.
Het gaat plantaardig de hoogte in, maar vibreert ook in de nacht.
Het is er gedetailleerd, maar ook op de grens, waar het nog tastbare en het luchtledige samenkomen:
Het is daar, waar je het landschap nog herkent, maar waar het ook in de horizon overgaat naar Randschap.
Of daar waar alle vormen lijken te verdwijnen in aarde en vocht.
Je ervaart het, als je langzaam en intens kijkt, terwijl je ook de bewegingen van het lichaam van de maker kunt voelen. Ze kijkt, zuigt zich in het Randschap en geeft er vorm aan. Je vermoedt soms het grootse gebaar van royale vegen en dan weer het minutieuze krassen.
Randschap laat zich vinden. Het is de tussenruimte waar je op ademt komt; herademt. Het is nergens controleerbaar of doelbewust aanwezig. Het is daar waar natuur en cultuur elkaar treffen. Niet omdat iemand daar om vraagt, maar omdat het er ineens is, in dit werk.
Je zou willen dat het daar voor altijd zou kunnen hangen. Ik vond het adembenemend.