Ik merk dat ik een stad nu beleef met de blik zoals ik die in New York ontdekt heb: oog voor architectuur, hoe een wijk of een gedeelte ontstaan is en tegelijk dat het detail en de mensen daarin de energie mee bepalen. En nu denk ik dat Den Haag van alle steden in Nederland voor mij het meest ‘New Yorkaans’ is; dat in deze stad allure, geschiedenis, internationaliteit, ruimte én natuur (de zee dichtbij) op een klein oppervlak allemaal aanwezig is.
Daarbij is mijn eigen geschiedenis met deze stad bepaalt door mijn herkomst. In mijn studententijd moest ik met mijn Indonesische paspoort voor elk trip buiten de Benelux en Duitsland op visumjacht naar ambassades en consulaten in Den Haag.
Ook leuk, zo’n kunstwerk midden op de Lange Voorhout en dat dit dan de beleving van de omgeving versterkt, daar zijn ze in NY ook zo goed in. Maar hier staat het huis van Oldenbarnevelt uit 1611 en werden er op de Lange Voorhout 800 jaar geleden al bomen geplant en veel monumentale bomen die er nu staan dateren van 1745; daar kan NY niet aan tippen!
Op Noordeinde kwam ik terecht in de sfeervolste spiri-zaak ooit, met boeddhabeelden en héél veel stenen, er waren er die ik nog nooit gezien heb.
Tja, ‘koninklijk’ is het er met Paleis Noordeinde. In een etalage portretten van Erwin Olaf uit 2021 van een ‘lakei’ en de eerste koetsier van een rijtuig die op Prinsjesdag present zijn. Hij weet die blik te vangen van volkomen serieus zijn, maar toch met een zweem van ironie, die hij ook zo vast heeft gelegd bij de Koninklijke Familie, alsof de gezichten ook zeggen; het is maar een spel. Een heel andere sfeer dan rondom Wilhelmina met haar ‘Eenzaam maar niet alleen’.
In de Internationale boekhandel werd ik nadrukkelijk verwelkomd terwijl ik las in een boek van Natalia Ginzburg die al een favoriete schrijver van mij is. Je herkent haar meteen en dit is zo’n uitzonderlijke boekhandel waar je oude vrienden tegenkomt en waarvan je dan gaat vermoeden dat elk boek dat je er ziet liggen, een nieuwe vriend zou kunnen opleveren omdat ze zich allemaal in elkaars goed gezelschap bevinden.
En dan was er ook nog die andere ‘boekhandel sinds 1921’, maar nu vooral een ontmoetingsplek.
Ik viel met mijn neus in de boter in Moesson, de enige Indische boekhandel in Nederland en ook de naam van het maandelijkse tijdschrift dat ze uitbrengen. Ook hier werd ik welkom geheten door de eigenaar, die de kleindochter van Tjalie Robinson bleek te zijn, een bekende Indische schrijver en oprichter van het blad Tong Tong, de voorloper van Moesson. Elke Moesson heeft een periode van rust en van drukte vandaar de nieuwe naam.
Ik hoorde meteen de heftige slagregens en hoe dan alles verfrist, het groen intenser wordt en de aarde gaat geuren. Zo hoopt men de nieuwe generatie te betrekken bij hun Indische wortels, zo vertelde ze aan een groepje die een culinaire excursie deed. Zij serveerde hapjes die gemaakt waren bij een familie die bij de haven woonden, ooit een visboer die door Indische mensen die daar met een hele enclave in de buurt waren neer gestreken, werd aangemoedigd om Indonesische gerechten te maken en te verkopen, zij leverden de recepten.
Nu realiseer ik mij ineens, dat mijn geschiedenis met Den Haag nog veel ouder is. Opa en Oma woonden in Voorburg, ook zo vers uit Indonesië aangekomen. De geur van trassi in het trappengat naar boven, als de voordeur al openstond. Vanaf baby tot in de lagere school leeftijd kwam ik daar. Ik ging er bij mijn opa achterop de fiets.We reden door een stil Den Haag, heel vroeg in de ochtend, naar Scheveningen, we gingen er zeesterren zoeken op het strand.