vrijdag 4 februari 2011

Fuji

Vader was iemand van het maken van verre reizen. Hij ging zijn eigen wegen en was zomaar elk jaar wel een maand alleen op stap. De eerste keer dat hij terugkwam en een geheel andere cultuur met zich meenam herinner ik me nog goed: laatste klas lagere school en hij was in Japan geweest. Gekleurd en gebloemd vouwpapier voor Origami, de Japanse vouwkunst, een boek over Ikebana, de Japanse bloemsierkunst en hij hing grote kleurige visvlaggen in de tuin, wellicht het begin van zijn vissenverzameling. Ik was overdonderd en meteen verliefd op alles uit Japan. Verrukt. Het leek ook alsof ik het herkende, ik voelde me er meteen verwant aan.

In de woonkamer hing er sindsdien een prent van Hiroshige en ik heb daar veel en lang bij gemijmerd en erop getuurd. In de verte zie je de witte berg van de Fuji en ervoor en ernaast, wat rotsen en een stille zee met vier zeilbootjes. Het is een van de 53 staties van de Tokaido, de weg van Tokyo, toen Edo genaamd, naar Kyoto en de statie heet Yui. Hiroshige is geinspireert hiertoe door de 36 uitzichten op de berg Fuji van Hokusai. Beide leefden in de 18 e eeuw en maakten prachtige kleurhoutsnedes.

Deze week bedacht ik voor het eerst hoezeer deze wijze van kijken waarschijnlijk mijn brein heeft gestructureerd. Er is één vast middelpunt maar er zijn vele wegen, landschappen, mensen daarin met een eigen doen en laten, soms humorvol, die ervoor zorgen dat elke prent uniek en apart is en ze allen toch verbonden zijn met elkaar.

Die witte berg met eeuwige sneeuw: die is voor mij hetzelfde als God of de Heer in de christelijke traditie. Ook daar is sprake van één woord; dat uiteindelijk niet verwijst naar een man met een baard, niet naar een mens: het woord is dat wat samenhang en verbinding geeft in al het reilen en zeilen, het is er achter de verschijningsvormen. Hoe meer je er een persoon van maakt, hoe menselijker deze wordt, hoe meer je het ook kan spannen achter je karretje van het eigen gelijk: godsdienst als oorzaak van ellende.

Daarom dat het woord Heer of Vader als synoniemen voor God, langzaam naar de achtergrond zijn geraakt: men praat nu over Licht, de Levende, de Eeuwige, Bron, Liefde. 'Wezer': dat is een woord verzonnen door een Carmeliet in Nijmegen: ach ja, een ieder probeert maar wat, denk ik dan. Zoals op de prenten van Hokusai en Hiroshige : het gaat erom om te genieten van kleur en afbeelding en weet hebben dat een ieder op de weg is van van de ene plek naar een ander: dat geeft samenhang en roept op tot verbinding. De ene keer is het landschap woest en vol beweging zoals de grote golven van Hokusai, dan weer in rust en liefelijk. Net als in de Psalmen komen alle gemoedstoestanden voor.

De heilige berg Fuji schijnt nu geheel vervuild te zijn door menselijk afval van de pelgrims die de berg beklimmen. Zo is het begrip God ook geheel vervuild. Maar wij, wij alleen kunnen het weer zuiveren door te focussen op de onbetreden witheid van de sneeuw; het vermoeden van heiligheid, heil, dat is geluk, dat altijd ergens aan de horizon aanwezig is.