O, wat was dit schrikken... om gisteren over de mail het bericht te ontvangen dat zuster Clara, de oude Clara, verhuisd was naar een kloosterverzorgingshuis, iets buiten de stad. Ze konden in het klooster zelf de verzorging niet meer aan. Clara had twee longontstekingen over elkaar heen gehad en ik heb haar het laatste gezien op Eerste Kerstdag. Ik was er en Clara lag op bed en ik dacht al steeds: nou ben ik hier en ik weet niet hoe haar te bereiken. Ik miste haar levendige aanwezigheid voortdurend.
Toen in het begin van de recreatie, 's middags, een tijd van ongeveer anderhalf uur praten en ontmoeten, zoals er ook in de avond is, de enige tijd wanneer men in het klooster met elkaar praat, werd de jonge Clara, ooit wijkverpleegster en nu Clara's verzorger, opgepiept door de oude. 'O, wat een moment, net nu', zei de jonge. Maar even later bleek waarom: ze kwamen samen naar beneden, de oude in een rolstoel. De tranen sprongen me in de ogen, toen ik haar zag, en bij haar ook. Ze voelde zich zo kwetsbaar, zei ze, zo kwetsbaar... Bij het afscheid keken we elkaar diep in de ogen, omhelsden en kusten elkaar en zeiden : 'Tot ziens'. Met het besef daarin: 'Als God het wil... we hebben het niet in de hand...'
Clara deed aan alles mee, wat ik in het klooster doe. De twee leesgroepen en de meditatie. Altijd trouw, altijd ten volle aanwezig met alle aandacht. Zij is de enige zuster die dat deed. Vaak drukte ze haar dankbaarheid uit, dat zij, op haar oude leeftijd, zich nog zo kan laven aan De Bron. Hoe heerlijk het was, te bidden en te zingen, al was dat steeds meer met een brom en kon ze niet meer bij alle noten. Dat ze zo genoot van het gemeenschapsleven, van alles en alles wat je met elkaar deelt, dat ze zich kon laven aan boeken, de leesgroepen, de meditatie.
Tijdens haar ziekbed had men een babyfoon aangelegd, tussen de kapel en haar kamer, zodat ze alle diensten kon horen. Ze vertelde een heel mooie kerstavond gehad te hebben, dat alles zo zonder ruis en gekraak te horen was geweest. 'O, dat is net als het verhaal in de Fioretti, zei ik, waar Clara ziek op bed in het kloostertje van San Damiano toch de samenkomst van Franciscus meemaakte in Portiuncula, maar nu echt met de moderne techniek!' Clara is door deze Fioretti de patroonheilge van de tv geworden.
Maar nu helpt alle moderne techniek niet meer. Nu ligt Clara verstoken van dit alles op bed in een kamer ver van haar geliefde Bron. Wat zal haar dat zwaar, heel zwaar vallen... Het eerst wat ik dacht was: waarom kan er niet wat extra verzorging van buiten komen, zodat de jonge Clara en de anderen wat ontlast worden en Clara kon blijven? Maar ik weet het antwoord ook meteen: Het klooster is geen plek van aanloop en doorloop, het klooster is een plek waar allereerst ruimte gemaakt wordt voor... De Levende, God, het Geheim van het leven, of hoe je het ook noemen wilt.
Zelfs al woon je er een leven lang, het is niet je thuis. Het blijft een opdracht om "pelgrim en vreemdeling " te zijn... Je hebt je leven lang ruimte gemaakt voor God, gevierd en gebeden, actief aanwezig geweest in alle geledingen, en dan moet je diezelfde ruimte maken, door te vertrekken... Wat zal ik haar missen.