Wat hebben Dick Ket en Erwin Olaf met elkaar gemeen? Nou dat ze beide in het Gemeentemuseum van Arnhem te zien zijn, op dit moment. Ik was er en er was nog iets heel anders wat ze gemeen hebben: een slechte gezondheid die, volgens mij een doorslaggevende invloed heeft op de aard van hun werk. Dick Ket was neo-realist. Hij schilderde heel precies, laag op laag, kommetjes, papieren, een fles, een tros druiven, van bovenaf op een tafeltje. Olaf laat in zijn nieuwste werk foto's zien die hij in Berlijn heeft genomen. Van kinderen, een pierrot, een mooie neger, oudere vrouwen.
Toch heel anders, nietwaar, niet te vergelijken? Maar Dick Ket bleek een ernstige hartfalen te hebben en wist dat hij niet oud zou worden. 38 jaar is hij geworden. Hij leefde thuis bij zijn ouders die hem verzorgden, als een kluizenaar. Hij schilderde dingen van bovenaf omdat hij erbij moest zitten. Hij keek en keek en zei daarbij; iets van wat van binnen leeft, moet naar buiten komen. Olaf maakt veel foto's in zijn studio. Alles moet eraan kloppen, hij is een ware estheet, elk detail telt, alles is nauwgezet gearrangeerd. Nooit zul je buitenfoto's zien, de natuur, zomaar ergens, iets: niks hangt bij hem van het toeval af. Van zijn verzameld werk zegt hij dat het is alsof hij in zijn eigen dagboek kijkt.
Twee binnenwerelden waarvan het lichaam zelf ook geen groot bereik heeft. In 'Berlin' komen trappen voor, uitzonderlijk, maar drie treden extra, dat haalde Olaf soms niet. Er is een zelfportret waarop hij van achter op de rug de trappen beklimt, zijn fototoestel en de hakken van zijn schoenen vangen wat licht. Het licht dat er van boven kwam, heeft hij eruit gefotoshopt, want anders zou de foto nog kunnen gaan druipen van symboliek: dat hij naar het licht zou lopen. Bij Dick Ket een geschilderd zelfportret: zijn ene borst ontbloot, met zijn zwakke hart, een rode geranium daarbij, het woorde FIN, einde dus, in een hoek, een zwarte doek om zijn schouder, als een soort doodskleed.
Beide mannen kwamen wel bij me binnen. Het creeëren van een andere wereld waarin je beperking je kracht wordt: niet de weidsheid van een blikveld, maar het minitieuse van de vierkante centimeter.