vrijdag 1 februari 2013

De kunst van het reizen

Leuk boek heb ik gelezen: De kunst van het reizen van Alain de Botton. Het stond al lang op mijn verlanglijst en dan is het ineens binnen handbereik. Het concept is leuk: hij begint in zijn eigen wijk in London, hij wil naar de zon en gaat naar Barbados, een zonnig eiland met strand en palmbomen en hij neemt als gids J.K. Huysmans mee, iemand die juist naar Londen wilde reizen. Zo reist hij naar andere plekken, met steeds een andere gids: naar de Provence, met Vincent van Gogh, die hem voor het eerst de kleuren van het gebied laat zien, naar de Sinaï, waar een ervaring van het sublieme woorden krijgt door Edward Burke en het boek Job in de bijbel, naar het Lake District waar de poëzie van Wordsworth hem het simpele geluk leert van een bloem, een landschap, een boom.

De vragen voor Botton zijn: Waarom reis je? Wat heeft dat voor zin als je liggend in de zon in dat paradijsje telkens weer denkt aan beslommeringen thuis? Wat als je omgekeerd, door te lezen en schilderijen te kijken je  je zelf veel beter kunt verplaatsen naar die plekken, dan wanneer je er bent en je allerlei lichamelijke ongemakken gewaar wordt? Wat betekent het wanneer je steeds maar leest in een reisgids hoe geweldig en bijzonder het is wat je ziet van grote culturele en historische waarde enzo, maar je het ter plekke maar saai en oninteressant vindt? Enzovoort.

Het lijkt erop dat Botton diep in zijn hart een romanticus is. Reizen moet verheffen, je gelukkig maken, je uitzonderlijke en diepzinnige ervaringen brengen. Je hoort je in ieder geval op reis niet te vervelen. Ik moet bekennen dat ik tijdens het reizen juist altijd zit te wachten op het moment dat ik me verveel. Het lijkt dan alsof ik dan pas echt daar ben aangeland, of ik dan pas kan ervaren dat het exotische, juist ook gewoon is en in jezelf aanwezig is, en dat wie je bent zich werkelijk helemaal thuis voelt op die vreemde plek, en het dus mogelijk blijkt om overal te wonen en een thuis te maken.

Die momenten van verveling herinner ik me ook heel goed. Bijvoorbeeld op een zondagmorgen op Fidji. Er was niemand op straat, er hing een zondagsrust, heel saai, ondanks alle palmbomen en een eilandsfeer. O ja, ik herinner me ook die spectaculaire zonsondergang en maanopgang in vlammende kleuren, en de diepzeevissen, en het witte zand onder de kokosbomen. Maar die verveling op die Zondag: die geeft me het gevoel dat ik er echt geweest ben en niet alleen maar in een plaatjesboek bladerde.

Ben ik hier nu uitzonderlijk in? Dat ik je-vervelen best wel een positief gevoel vind? Waarom moet je altijd wat beleven, doen, meemaken? Zit de kunst van het reizen niet in de kunst beoefenen om waar dan ook, op elke plek ter wereld, je voor te kunnen stellen dat je daar ook zou kunnen leven? Je vervelen hoort bij het leven: het is de ongelofelijke luxe dat alles, eventjes helemaal goed en in rust is. Uit het moment van verveling ontspringen alle nieuwe mogelijkheden.