donderdag 4 mei 2017

Natuurdagboek

Soms heb ik de ervaring  toch wel erg bij de tijd te zijn. Dan bedoel ik dus niet de grote vaart der volkeren, dat kan niet, ik ben digibeet, kan niet autorijden, kijk al jaren geen tv, heb geen internetverbinding thuis, enzovoort. Nee, dat alles niet. Het komt door de column van Koos Dijksterhuis in Trouw, die 'Natuurdagboek' heet. Enigszins regelmatig doet hij daar verslag van waarnemingen, die ik zelf ook zo heb meegemaakt.

Gisteren was het helemaal raak. Al een maand lang was  een bijna dagelijks klusje, het nat maken en schrobben van de tegels onder mijn schuur, alwaar een hele hoge grote klimop groeit. Zwaar geworden waren  er  takken  over de tuin gaan hangen en allerhande vogels dansten en zwiepten daarin. Merels, soms een kraai of een ekster, maar vooral houtduiven. Elke dag was de stoep wit van de vogelpoep. Ik hoopte heel erg, dat ze zich niet zouden gaan nestelen, want eerlijk gezegd, ik hou van de natuur, maar niet van de overlast. Ik had al een paar keer meegemaakt dat , al lezend onder de klimop, een dikke vette klodder vogelstront mijn arm en boek bereikte.

Maar in het begin van de week was het voorbij. Ik was al met de bezem van voor naar achteren gelopen voor het dagelijkse schoonmaakritueel, en toen bleek er helemaal geen witte poep meer te zijn. Wat vreemd. En de dag erop ook niet. Toen las ik in het 'Natuurdagboek' het antwoord: vooral houtduiven zijn dol op de bessen in de klimop. En de klimop is de enige plant die in de lente nog bessen heeft, dus daar storten ze zich op. Het is precies wat ze nodig hebben om richting de volle lente en zomer te overleven.

Dus ik keek nog eens goed en het klopte als een bus. alle bessen uit de klimop waren weg, dus opgegeten, de duiven hebben er nu niks meer te zoeken, hoera! Vandaag ging Dijksterhuis door over die klimop: dat daar merels een nestje inbouwden en dat dit voer voor de katten was. Hij had al een stuk gaas aangebracht, zodat de merels er niet zouden kunnen komen, maar helaas: zij zijn vindingrijker en hebben nu toch aan de zijkant een weg gevonden richting de klimop.

Die ervaring correspondeert weer met mij en de witte buurtpoes. Ik heb achter een provisorisch, 'speels' hek gemaakt van bamboestengels en stukken gaas. Elke keer maakte ik die hoger, want de buurtpoes niet bleek er toch overheen te kunnen springen. Ik dacht het eindelijk voor elkaar te hebben, maar nee, daar was ze weer. Ik bespiedde haar gedrag vanuit mijn ooghoeken. Ze scharrelt over de grond, dat is fijn, ze mag van mij wel op jacht naar eventuele muizen. En toen zag ik haar aan de zijkant van de tuin zich afzetten en sprong ze dwars door het struikgewas een weg naar buiten de tuin. Juist. Mijn menselijke zogenaamde inventiviteit was das, net als bij Koos, voor niks geweest.

Wat een natuurbeleving op mijn postzegeloppervlakte van mijn tuintje! Ik blijf ook dol op de rode tulpen. Het zijn nu vrolijke 'flappers' in de wind. De grote bloembladen gaan helemaal open, je ziet de geel met rode binnenkant en de zwarte stuifmeeldraden. Vrolijk, slordig, eigenwijs. Ze buigen nu alle kanten op.

Vanochtend bedacht ik me zo dol op tulpen te zijn omdat ze in elk groeistadium een stemming vertegenwoordigen. Het begint met dat groene spitse steekblad uit de aarde. Dat duurt best lang en dan denk ik: het wordt nooit wat,. Dan komt het eerste gedeelte van die tulp, bleekgroen-geel met daaronder die kaarsrechte stengel. Ik denk: nou...je moet nog wel heel erg je best doen, wil je wat worden. Enzovoort. Geen andere bloem die dit allemaal bij me oproept. Het is met recht een Nederlandse bloem: stug doordouwen, met calvinistische discipline en dan wordt het wat.