dinsdag 12 oktober 2010

Hard

'Ik ben een harde hoor, een hele harde', zegt vrijwilliger R. nu met een zekere regelmaat tegen mij. Vrijwel elke keer is er een aanleiding. Nu was het zijn kleinzoon, niet door bloed gebonden, die hem geld had gevraagd voor zijn boeken voor school. Maar zijn vader vergokt het geld en C. , zijn vrouw is te week om ronduit tegen haar dochter te zeggen dat die dat niet moet pikken van haar man. R. heeft het hem wél voor de neus gewreven: Als jij twee weken die gokkast laat staan, dan heeft jouw zoon geld voor de boeken.

De vorige keer was het de begrafenis van zijn jongere broer. Waar hij niet heen ging. Want R. houdt niet van schijnheiligheid. Nooit elkaar zien en dan wel over de kist gaan hangen met krokkedillentranen? Niks voor hem. C. had wél willen gaan. 'Nou ga, dan maar, ik hou je niet tegen, maar ik ga je niet brengen, maar ga, dan, toe dan!' Ik zeg hem dat dit wel een beetje onzinnig is. C. kan zelf geen autorijden, is half invalide en dus van R. afhankelijk. Je kunt haar toch bij het begin van de straat afzetten en dan zelf weer weg rijden? opper ik.

'Daar begin ik niet aan!' zegt hij. Maar ergens zie ik dat hij twijfelt. Er is een onderliggend verhaal dat ik weet dat hij vertelt. Hij gaat ook binnen af zienbare tijd DOOD en hoe laat hij C. dan achter? Als deze wel kontakt wil met zijn familie, dan kan haar dat wel goed doen dan en hoeveel moeilijker maakt hij het haar nu? Ik zeg hem dat C. er toch ook voor gezorgd heeft dat hij en zijn zus nu weer dikke maatjes zijn. C. is een bruggenbouwer en daarmee was hij wél blij.'Daarom ben je toch ook voor haar gevallen?'

- Ja dat is zo, zegt hij kort. Maar ik ben geen bruggenbouwer, ik ben hard!
- Nou, je bent soms hard, ja, maar soms heb je ook gelijk. Dan dient je hardheid ergens toe. Zoals dat je geregeld hebt, als jij eerder overlijdt dan Cis, dat ze dan maandelijks een deel krijgt van jullie poen, omdat je bang bent dat anders haar dochters binnen no time al het geld er door heen hebben gejaagd. Dat doe je uit zorg voor C. Zo zoú je uit zorg voor je kleinkind, hem misschien wel wat geld kunnen geven, als zijn vader niet stopt met gokken. Hij heeft zijn ouders toch niet zelf uitgekozen!

- Daar heb je helemaal gelijk in. En R. hoest en grijpt naar de zijkant van zijn ribbenkast en verrekt van de pijn. Ik zie de tranen in zijn ooghoeken verschijnen.
- Je hebt veel pijn hé...
- Ja, maar dat gaat vanzelf over.
Dit is zijn nieuwe zinsnede, die hij oprecht kan uitspreken. Maar hij weet niet dat ik de impact daarvan ken: Ja, het gaat vanzelf over. Als hij dood is.

Door R. rook ik nu rustig heel wat sigaretjes, 's middags of 's avonds. Ik heb het gevoel heel goed naar hem te moeten luisteren. Naar zijn innerlijke beweegredenen, om het 'later' wie weet tegen C. door te kunnen vertellen.

Vorige week, bij mijn laatste dienst voor het weekend, maakte R. allemaal grapjes, naar iedereen. Woordgrapjes en kleine plagerijen. 'Je lijkt wel Toon Hermans', zei ik tegen hem. Ik dacht: Stél dat in dit weekend dat gezwel in hem barst, dan is dit de laatste keer dat hij de voordeur voor mij op slot draait, terwijl ik nog de laatste dingen binnen doe. Soms komt het me voor, dat ik zelf hard moet zijn, om dit maar zo te laten.