zaterdag 30 oktober 2010

Boomhutten

Boomhutten... wat zijn dat eigenlijk voor verschijningsvormen? Kinderen hebben vaak een boomhut. Ze wonen erin, maar ze wonen er niet echt: het zijn tijdelijke verblijfplaatsen waar het echte leven gespeeld wordt: het spel is het leven en leven een spel. Boomhutten: ze staan aan de randen van bossen, daar waar men weet en vermoedt dat het wild langs komt: je kunt erin zitten en liggen, je kan er een nacht doorbrengen, je hoopt er het argeloze leven dat zich onbespied waant te kunnen zien, van dichtbij, je bent erbij en toch ook weer niet.

Ingrid Geerdink (zie eerder: blogjes Aarde en Zaden en Lampionnen) tekent en schildert en construeert ze in het klein: boomhutten. Haar boomhutten lijken kleine schuilplekken of geraamtes waar iets kostbaars in bewaard wordt. Waar de ziel even uit kan rusten beschermd tegen een buitenwereld. Het zijn de dragers van je eigen binnenkamer. Ze krijgen hele lange poten en lijken weg te kunnen wandelen, ze dansen met elkaar, ze gaan verbindingen met elkaar aan. De diepte in en de breedte, en de hoogte: bruggetje, ladders, touwen, ze hebben met elkaar te maken op een welhaast grenzeloze wijze.

De boomhutten vertellen, evenals de zaden en de cocons over dat wat altijd in proces is. Er komt nog iets aan, het is nog niet af, alles metamorfoseeert zich. Er is bescherming en beschutting nodig om het levendwekkende te laten gebeuren. Daarom werkt haar werk als het ware ontgrenzend in je eigen brein. Dat wat ze verbeeldt, dat markeert een grens, een momentopname, maar je kunt voelen dat het geheim van groei, verandering en verbinding daar door heen gist: het is de essentie van de substantie die ze zoekt en die vervolgens wordt uitgebeeld.

De boomhutten hebben ook iets, alsof je een kijkje neemt in je eigen hersenpan. Daar zitten zoveel kamertjes, zoveel ruimten, zoveel dingen die los van elkaar staan en verbindingen met elkaar aan gaan; het is een voortdurend bouwterrein, altijd is er werk in uitvoering op elke verborgen en donkere plek. Het gedempte licht, zo stel ik me voor, zo is het ook onder ons schedeldak. En soms, net als de boomhutten van I. dan verheft zich iets daaruit, het ontstijgt, het gaat zweven en dansen in een bijna leegte.

En op een ander moment, wanneer alles gezegd en gedaan is, dan vergaat zo'n boomhut weer, het verdwijnt, het wordt weer opgenomen in de natuur en de bomen in de omgeving... het zal weer opgenomen worden in die aarde: ook daarvan bericht I. Alleen nog wat touwen, een plank tussen de stammen...Dat wat ooit onstaan is, door veel tijd heen tot boom is gegroeid, door mensenhanden heen is gegaan, gezaagd en bewerkt, dat zal uiteindelijk weer broos worden en wankel en fragiel. Zie ze gaan en staan, alleen en in een verbond, die boomhutten: zoals wij mensen zelf zijn.