maandag 11 oktober 2010

Vlindertje

'Een vlindertje vloog in een grote bronzen tempelbel. Radeloos fladderde ze rond in de plotselinge duisternis, wanhopig op zoek naar de uitgang. Maar telkens vloog ze tegen de dikke wand van de bel aan. Ze raakte uitgeput en ten einde raad gaf ze het op en liet zich vallen. Ze viel in het licht'. Dit was het tekstje van de ochtendmeditatie, een mooi tekstje om deze week mee te nemen.

In de stilte zag ik de binnenwanden van die klok, rond, zonder horizon om naar toe te vliegen, met daaronder een cirkel van licht waarvan je je niet bewust bent als je almaar doet, doet, doet, op je eigen kleine vierkante centimeter.

Ik denk nu aan wat M. me vertelde. Zij was naar de Clarissen in Ierland gegaan deze zomer voor de tweede keer, ook op onderzoek om daar wellicht in te treden. Weg zou dan mijn nieuwe stilteplek van de maandagochtend zijn, maar tja, je gunt een ander natuurlijk het allermooiste. Maar ze wist het nu zeker: zij zou het niet gaan doen.

-Weet je, ze geloven in duivels, vertelde ze. Ze had tegen een van de zusters gezegd dat ze die middag een gevecht met een duiveltje aan zou gaan, in haar kluis.
- O, heb je het ook gemerkt?!, reageerde die. Voor M. was het maar een wijze van spreken geweest. Maar de zusters meenden dat een duivel hun terrein had ingenomen, die nacht. Ze waren de hele dag bezig in hun kapel met zuiveringrituelen.
- Ik weet niet wat ze er precies allemaal deden, maar ik kreeg zelf zout mee om neer te leggen, ze geloven echt dat ze zich daar te weer tegenover moeten stellen, ze hebben het ook wel zwaar hoor, ze horen de meest vreselijke verhalen aan, mensen komen van heinde en ver. En dan hebben ze ook nog uitbreidingsplannen, terwijl de meesten al over de zeventig zijn, ik snap niet hoe ze het volhouden.

M. had zich die middag en avond en nacht toch vreemd gevoeld, zo op haar eentje, terwijl de zusters druk doende waren in de kapel. Het was een vreemde nacht geweest. Ze was wakker geworden van een prachtig, hemels gezang dat ze nu nog in de oren had en niet te herleiden was naar iets dat ze kende en daarna was ze op gestaan en zag ze buiten door het raam waar ze al zo vaak naar buiten had gekeken, ineens een Keltisch kruis op een grafheuveltje. Ze durfde niet goed op onderzoek uit te gaan en de volgende dag bleken het de takken van een struik te zijn.

Wat moet men aan met dergelijke verhalen? Ik zei tegen M. dat ik het toch tamelijk ongezond vond. Dat het lijkt of de Clarissen daar tegen het randje van overspannen zijn, en via een omweg greep probeerden te krijgen op hun situatie. M. dacht dit ook wel. Neemt niet weg dat ze dat mooie gezang toch echt had gehoord en dat haar verhaal over het Keltische kruis mij weer sterk deed denken aan de 'verschijning' van Bruno de Kartuizer die ik ooit had in de kloostertuin in Velp. De volgende dag bleek dat ook een kromgebogen boom te zijn.

De Clarissen in Ierland hebben allen ook nog de Keltische invloeden van hun land in zich. Daar schud je je niet zomaar van los. Ik zelf neem mijn Oosterse wortels mee in mijn beleven. Velen hebben ervaringen die in intensiteit niet wijken als je daar het rationele denkkader tegenover zet. Hoe daar mee om te gaan?

De wereld om je heen trachten te controleren, dat lukt niet. Of dat nu de concrete wereld is van geld, macht, invloed en alles wat daarin maakbaar lijkt. Of de wereld van de geest, waarin Clarissen wellicht denken daarin meer thuis te zijn en denken daarin te kunnen handelen alsof je een bedrijf saneert.

Zo zijn als dat vlindertje. Het wanhopig gezoek, gestuur, het drukke fladderen stil leggen. Nood gedwongen, soms. Je laten vallen. Overgave aan het licht.