dinsdag 24 april 2012

Mysteries



Men wordt hebberig als men een computer bij de hand heeft. Want nu denk ik ineens: laat ik nog maar een blogje schrijven, want ik weet niet wanneer het me weer zal gaan lukken. Over een mooi liedje dat Mysteries heet van Beth Gibbons. Het begint met de regel: God knows how I adore live... Maar ik geloof dat het woord God in dit geval niet heel serieus bedoeld is als aanhef of als verwijzing naar... het is meer een stopwoordje.

Zoals: God, wat leuk om jou weer te zien! Of Gossie mijne. Of, God, dat ik dit nog mag meemaken. Dat neemt niet weg, dat de ontvanger het liedje mede maakt en het voor mij toch extra mooi wordt als ik 'God', gewoon "God 'laat zijn, wat ik daarmee dan ook zeg... Het liedje is het eerste nummer van de cd Out of Season uit 2002 en die cd mocht ik zomaar ontvangen van L. van het kampvuur en ze mailde erbij dat ze de zangeres ooit een keer live in Amsterdam heeft horen zingen en die zó verlegen was dat ze het publiek nauwelijks in keek en ook gewoon wegliep zonder het applaus in ontvangst te nemen. Ik vind dat wel grappig, zo'n onaangepastheid.

De verdere cd is het rouw en verdriet alom, Herfst, zoals L. al waarschuwde, toch wel mooi en het paste bij het boek dat ik vandaag uitgelezen heb: Tonio, de requiemroman van A F Th van der Heijden. Al 100.000 exemplaren van verkocht en je kunt er niet omheen: hoe oprecht en zuiver het geschreven is. Alle andere keren dat ik een boek van hem ter hand nam, legde ik het na enkele pagina's weer neer omdat ik zijn stijl iets bombastisch vond hebben. Hier niet: recht uit het hart en de smart.

Je raakt zo meegetrokken in het verdriet, waar telkens voorspeld wordt dat het alleen nog erger zal worden, wellicht niet meer handelbaar, een zuigende donkere kracht, dat ik na driekwart het niet kon nalaten om de laatste bladzijde te lezen. Dan weet je dat er nooit een happy end komt, maar dat de draaglijkheid het wint van de waanzin en de wanhoop. Mooi boek. Zo heel anders dan het doodboek van Connie Palmen over Hans van Mierlo.

Dit boek oogst bij mij meer bewondering. Omdat je een schrijver ondanks dat hij een persoon is, tegelijk zijn vak ziet uitoefenen: hij kan niet anders dan ook componeren, doseren, scenewisselingen tussen toen en nu, schuivende panelen, als een waaier die telkens weer open en dicht gevouwen wordt. Het doet me denken aan het schilderij van Claude Monet van zijn net gestorven vrouw in blauwe en paarsachtige vegen. Ook daar de schilder die boven zichzelf uitstijgt terwijl het verdriet alom aanwezig blijft en gedeeld wordt door het beste wat die ander van zichzelf kan geven.