dinsdag 10 april 2012

Zoiets

- Ben je nu spiritueel of religieus? vroeg L. bij het kampvuur dat over was van het grote Paasvuur tevoren.

Lieve help, wat een vraag. Vorig jaar hadden we tot vroeg in de ochtend liedjes zitten zingen bij het vuur en nu had ze daartoe zangbundels met de liedteksten meegenomen want vorig jaar wisten we het soms niet meer, maar van zingen is het ditmaal niet gekomen.

Nu wist ik niet meer hoe te antwoorden op zulk een vraag. Ik kwam vers uit het klooster, vandaar zo'n vraag. De vraag alleen al, laat een verschuiving zien van het moderne beleven rondom dit soort 'zaken'. Vroeger was een vraag bijvoorbeeld: Ben je nu gelovig of religieus? Met 'gelovig' werd dan bedoeld dat je geloofde in Jezus Christus als Verlosser en de hele reutemeteut daaromheen ook, eventueel. In de kerk en de paus en de geboden en verboden. En 'religieus' was je als je in het algemeen iets geloofde van het 'hogere', of zoiets.

Maar in de vraag van L. bleek 'religieus' te staan voor het geloven in iets buiten of boven de werkelijkheid, in God, een Godheid, iets Goddelijks, dat wat niet van hier is, dus, en 'spiritueel' betekende iets van: je leven gewoon leven, alleen maar geloven in jezelf, en het daarmee doen maar daarin wel proberen er het beste uit te halen. Of zoiets.

Ik verlies ondertussen elke greep op woorden. Ik kan niet meer denken in of... of. Ik weet niet meer wat boven of buiten de aarde is of wat gewoonweg hoort bij leven. Het woord 'leven' alleen al. Wat bedoel je ermee? Hoezo dan? Alles is afhankelijk van de context. Er zijn plekken waar het leven ten volle geleefd wordt en daarmee bedoel ik iets van een werkelijkheid waarin er plek is voor alle emoties; van intense vreugde en intens verdriet en waar er daar doorheen verweven ook een altijd durend besef is, dat je deze emoties kunt overstijgen?... Dat ze gedragen worden door een al omarmende kracht, iets, en dan mag je het voor mij God noemen. Of niet. Licht, liefde, barmhartigheid, energie, de Lichtende, het Eeuwige...of zoiets.

In het klooster beleef ik het getijdenboek, de psalmen dus en de gebeden, de hymnen, de lezingen uit de Bijbel volop mee. Spreek daar rustig over God, bid naar God, kniel en buig naar haretlust. Omdat dit een kloppende context is, ook in de zin van een hart dat klopt, waarin het woord 'God' past. Maar eerder die avond had ik nog tegen I. gezegd, dat ik niet zomaar uit-het-niks kan zeggen dat ik 'geloof in God'. Ik zou net zo goed ook kunnen zeggen dat ik niet in 'hem' geloof.

Het gaat mij erom om voluit te staan in de stroom van het leven, zei ik. Zoals bij Camus, die zij ook aan het lezen is, voor onze boekenclub. Die vitaliteit. Dat geen genoegen nemen met iets lauws, met het adagio dat er niks is, dat nihilisme, zoals dat wel bij De Beauvoir en Sartre aanwezig is. Geloven in het leven, in de kracht en de goedheid daarvan, de keuze om uit elke dag het beste te halen, niet in te slapen en leven op de automatische piloot. Zij zat ook bij het vuur en mocht het aan L. vertellen, wat ik tevoren gezegd had. Ze rapporteerde. 'Klopt het ? vroeg ze. Ja hoor, dat was het wel zo ongeveer in woorden. Zoiets.