Het blijft een bron ven verrassingen: de werking van je eigen brein. Ik weet niet waarom het in ene keer hard binnen komt, deze gefotoshopte foto van Ruud van Empel: world#1 geheten. Ik heb het al eens in een museum gezien en liep er toen toch alleen maar langs. Je ziet een negermeisje, pikzwart in een wit jurkje. ze staat tussen de groene lotusbladeren. Ze kijkt je net niet aan. Dat zie je pas als je goed kijkt, want het wit van haar ogen licht zo erg op, alsof het lijkt dat je je juist wel aankijkt.
Ze heeft een takje witte orchideeƫn in haar hand. Ze staat op vleesetende plantjes, zie ik nu. Wie is ze? Het donkere van haar huid roept associaties op van donker dreigend naar black is beautiful. Haar jurkje heeft iets van onschuld, een communicantenjurkje van vroeger: wie toen de Eerste Heilige Communie ontving ging gekleed als een wit bruidje, de jongetjes in echt pak met wit overhemd en een dasje of vlinderstrikje. Het meisje staat star als een pop, ze lijkt bijna niet te kunnen leven, tussen die groene bladeren die ongeschonden zijn.
Hoe is ze daar terecht gekomen? Wie een pad maakt door struikgewas, over lichtgroen gebladerte, laat sporen na. Sporen van breuk, van vuil. Zou dit meisje gelukkig zijn, gesteld dat ze zou leven? Misschien is ze jarig en heeft ze haar feestjurkje aan. Wie kan er bij haar op bezoek komen, als ze zo verborgen is, net niet werkelijk zichtbaar en aan te raken.? Je zou wel op bezoek willen komen, maar je kan het niet. Ze is ergens volkomen onbereikbaar.
Misschien bestaat het meisje alleen maar ergens in een fantasiewereld. Daarom kijkt ze je ook niet werkelijk aan. Daarom is ze bijna, zoals een opgezet dier. Dan hoop je maar dat ze diep in haar binnenwereld gelukkig is en ergens kan ervaren dat de wereld om haar heen haar goedgunstig is. Als de heldere waterdruppels, die als dauw of als tranen, stil dichtbij haar aanwezig zijn.