In de rommelwinkel lag een boek waarop aan de zijkant stond: 20.000 jaar schilderkunst. Zo'n groot loodzwaar boek, waarvan je al gauw denkt dat het 10 kilo ofzo weegt. Hel bleek meer dan 400 pagina's te zijn, met op elke pagina ongeveer zes afbeeldingen met daarbij een deskundige beschrijving van de achtergrond en de eventuele intenties van de schilders. Plus een aantal uitklapbare bladzijden met sterke vergrotingen. De eerste afbeeldingen stammen van 6000 jaar geleden, op schalen, kruiken en rotsen en dan gaat het door, afbeeldingen op muren, koepels, fresco's, schilderijen. Van de klassieke tijd, naar de Middeleeuwen, de Renaissance, de 17e en 18e eeuw, de 19e en 20ste eeuw en dan nog een heel hoofdstuk met Oosterse kunst.
'Kleurboek der mensheid' is de ondertitel, uitgegeven in 1967 onder redactie van Hans Jaffé. Dit is een schat aan informatie, een reusachtig plaatjesbestand! Ik schat dat ongeveer de helft ervan me bekend voorkomt en dat ik het ooit eens in het echt gezien heb. De reproductietechniek is nog niet van de kwaliteit van nu, maar de plaatjes triggeren wellicht juist door de vaagheid en vergeeldheid mijn geheugen. O ja: zo zag dat eruit, dáár was het in die stad, in dat museum! De ondertitel doet geen recht aan de mensheid: het boek is zeer Westers-Europa-centrisch georiënteerd: kleuren uit de Islam, het hindoeïsme en boeddhisme ontbreken volkomen. Maar dat mag de pret niet drukken, het boek is een kind van die tijd.
Heerlijk om ook nieuwe namen tegen te komen. De schilder Pontormo, bijvoorbeeld uit de 16 e eeuw. In het boek een plaatje van een androgyn mens, smal gezicht, een heel scherpe aandachtige blik, doorvorsend. Al googelend kom je dan ineens nog veel meer van hem tegen: zo'n moderne intense blik, toen al vastgelegd.
Ook heel mooi, maar om een heel andere reden, zijn de Boetvaardige Magdelena van Titiaan met daarnaast de Danaë van Mabuse. Wat een wulpsheid, passie en erotiek zit er in deze schilderijen. Zo'n blote borst springt van leven, nodigt uit tot aanraking. Van de blik, in dit geval. Daar kan geen 'porno'-foto tegenop.
Het is grappig om een theorie te bedenken, hoe de tijdsgeest indertijd was. In het commentaar is het christendom als levende werkelijkheid nog erg aanwezig. Er is een notie dat beelden en plaatjes steeds belangrijker zijn geworden, en toen bestond er nog geen internet en was de tv pas in opgang. De afdeling Oosterse Kunst, met Japanse en Chinese schilderkunst is er wellicht wel ingekomen, omdat de impressionisten deze wereld al ontsloten hadden. Bij de Amerikaanse schilderkunst, een paar pagina's maar, is Georgia O'Keeffe wel aanwezig, maar Frida Kahlo ontbreekt. Die was toen nog niet ontdekt. Russische schilderkunst wordt wel genoemd met enige plaatjes, de Australische schilderkunst en werk van de Aboriginals ontbreekt. Zo ook Afrika.
In het boek sta je op de drempel van een wereld die net nog niet werkelijk kosmopolitisch is. Er zou nog een even dik boek bij horen. Toch mag het de pret niet drukken. Door de goede verwijzingen bij elk plaatje is het boek een schatkamer van informatie. Of geeft eerder de sleutel daartoe: eenmaal de referenties intypen van een van de plaatjes uit dit plaatjesbestand en internet opent vervolgens werelden en werelden.