Op de eerste verdieping zijn er een aantal gastenkamers naast elkaar en dan hoor je iemand naast je toch praten. Met het mee gebrachte mobieltje, denk ik dan. Je hoort meer geschuif van stoelen en gestap, is daar iemand aan het ijsberen?, en soms zachte muziek. Een soort van onrust die door de muren heen sijpelt. Nu hoorde ik zuster M. naast me wel haar kamer stofzuigen, maar dat is toch anders. Ik zag de deuren op een kier van zuster R. en zuster B.; de ene stond onder de douche en de andere vond dat ik nu maar eens niet hoefde te helpen met de afwas. In mijn postvakje lag een lichtgroene enveloppe.
Ach, wat lief, er zat een kaart in van zuster M., mijn stofzuigende buurvrouw. Als dank dat ik haar afwasbeurt had overgenomen en dat ze me alvast een Zalig Pasen wenst. Een heel mooie reproduktie van een miniatuur van Das leere Grab. Twee vrouwen staan bij het lege graf van jezus, waar een engel uit vliegt en dat alles in mijn lievelingskleuren: roze achtergrond, een lichtgroene lege doodskist, goudgeel eromheen.
Op de achterkant staat dat het uit Reichenau komt. Of van Reichenau is? Mij zei het niks. Maar nu heb ik het gegoogeld en Reichenau blijkt een kloostereiland te zijn in Duitsland bij de Bodensee. Er wonen 5000 inwoners en er zijn drie abdijen. Ze zijn gespecialiseerd geweest, in de Middeleeuwen, in het maken van miniatuurboeken. Prachtig vind ik dat altijd: die miniaturen, fijn en klein geschilderd in de getijdenboeken. Opvallend, vind ik, aan de stijl van Reichenau zijn de grote expressieve ogen en ook die lichtere pasteltinten.
Die twee vrouwen, gezusterlijk naast elkaar, die als eerste dat lege graf ontdekten: de ene is Maria Magdelena. In feite een naamgenote van mij, Mirjam, en ook dus van zuster M. mijn tijdelijke buurvrouw in het klooster en mijn naamgenote. Het kwam me even voor alsof wij beidjes dat waren op die afbeelding: twee vrouwen, wachtend op dat lege graf. Want dat is het aparte van zo'n Stille Zaterdag in het klooster: Jezus is dood, maar je leeft als het ware vast vooruit.